We zaten in een vakantieappartement op Wijnhoeve de Heikant. Vanaf ons overdekte terrasje keken we uit op een altijd kortgeschoren en soms druk gebruikte speelweide (we hadden niet gedacht dat er nog iets vanaf kon maar diverse keren kwam de beheerder op zijn grasmaaimachine het hele veld nog korter maaien. Een andere keer schoten op een avond ineens de sproeiers aan waarvan we niet wisten dat die er waren; pas diep in de nacht gingen ze weer uit. Maar dit terzijde …) en op een boomsingel daarachter, maar als we even de hoek om liepen, keken we over de licht glooiende weidsheid rondom heen uit op de milde hoogtes in de verte. Vlak langs de hoeve liep de oude spoorbaan van Nijmegen naar Kleve, nu in gebruik als recreatieve fietslorriebaan. Het fietspad dat erlangs was aangelegd, de ‘Europa Radbahn’ aldus Google maps, bood over bultige velden en maïsakkers heen zicht op verre bosruggen tot in Duitsland. Echt hoog en spectaculair is het hier niet maar er gaat wel iets rustgevends, iets uitnodigends vanuit.
Elke avond vlogen aan de andere kant van de Europa Radbahn de vleermuizen rond. Grote en kleine. Ik ging niet iedere avond kijken maar altijd als ik ging kijken, vlogen ze er rond. De kleine waren natuurlijk gewoon dwergvleermuizen. Inmiddels hebben we vernomen dat de grote laatvliegers waren. Leuk om te weten, al zag ik het er niet aan af. Behalve dan dat ze fors groter waren dan de dwergjes.
Leukste vogelsoort hier was de patrijs. Op een ochtend zaten er ineens twee mooi dichtbij in het veld langs het spoorlijntje.
Je had hier velden en maïsakkers, ruige hoekjes, boomsingels en houtkades, bosjes en beekjes en onverharde wandelpaden die zo heerlijk door de velden en langs de maïsakkers en de ruige hoekjes voerden. Je had overstapjes die je plotseling in snippertjes natuur brachten, kleine paradijsjes met wilde vegetatie en een rietomzoomd plasje met keizerlibel en oranje zandoogje. Je had ruimte om je heen en eindeloze vergezichten tot aan de heuvels in Duitsland. En je had natuurlijk de Bruuk, waar ik diverse keren vergeefs op zoek ben geweest naar zilveren maan en grote weerschijnvlinder maar waar het desondanks erg mooi was.
De Bruuk was ons lokale natuurgebiedje, zoiets als de Gagelpolder thuis, maar dan met iets meer landelijke allure. Hemelsbreed amper twee kilometer hiervandaan: moerasbossen, venige hooilanden, orchideeën en zeldzame vlinders en libellen. Al hebben we van die zeldzame vlinders en libellen dus helaas weinig meegekregen. ‘Het gebied is een van de beste voorbeelden in Nederland van een maden- of medenlandschap: kleinschalige afwisseling van natte graslanden, struwelen, houtwallen en broekbossen’, aldus de provincie Gelderland. ‘Om de bijzondere natuur te behouden en versterken, is De Bruuk aangewezen als Natura 2000-gebied’.
De Bruuk was ons lokale natuurgebiedje, zoiets als de Gagelpolder thuis, maar dan met iets meer landelijke allure. Hemelsbreed amper twee kilometer hiervandaan: moerasbossen, venige hooilanden, orchideeën en zeldzame vlinders en libellen. Al hebben we van die zeldzame vlinders en libellen dus helaas weinig meegekregen. ‘Het gebied is een van de beste voorbeelden in Nederland van een maden- of medenlandschap: kleinschalige afwisseling van natte graslanden, struwelen, houtwallen en broekbossen’, aldus de provincie Gelderland. ‘Om de bijzondere natuur te behouden en versterken, is De Bruuk aangewezen als Natura 2000-gebied’.
Zondag 25 juli: de Grote Mislukking in de Bruuk. Ondanks uren zoeken geen zilveren manen, geen grote weerschijnvlinder en geen zuidelijke oeverlibel kunnen vinden. Terwijl ik toch gedacht had dat dat inkoppertjes zouden zijn. Wat doe ik fout? En intussen loopt het in Tokyo ook niet helemaal op rolletjes, nu weer met onze wielrensters. Wat een sofdag.
Maandag 26 juli: aan het begin van de avond een hevige bui met ver onweergerommel. En aan het eind van de avond, tijdens een ommetje langs het oude spoorlijntje, een zwaar buiencomplex dat ver weg langs drijft, waarvan de kern telkens fel oplicht en waar diep van binnen af en toe spectaculaire bliksems zichtbaar zijn. Overdag schijnt gelukkig ook regelmatig de zon.
Dinsdag 27 juli: vanmorgen over de Europa Radbahn naar Duitsland en onder een soort ereboog door Duitsland in gelopen. Dat kan zomaar, in deze coronatijden. Is ook maar amper twintig minuten lopen. Tegen de grens aan ineens zingende geelgorzen. Grensvogel. Verder is het hier in Duitsland niet veel anders dan aan de andere kant van de grens.
Woensdag 28 juli: dagje Nijmegen. ’s Morgens op bezoek bij Julian. Het voelt als een kijkje in mijn eigen verleden, al was alles bij mij net even anders toen. Julian woont in een klassiek studentenhuis: van buiten een mooi historisch pand en van binnen een stukje hedendaagse studentengeschiedenis. Met een kelder als een rookhol met de restanten van alcoholische geneugten van de vorige avond (of eerder) nog op tafel, met hokjes en hoekjes en kamertjes en statige trappen, een keukentje met ingepotte bonen van enkele generaties studenten terug die niemand nog durft aan te raken en tot museumstukken zijn geworden, een statige bibliotheek en Julians kamer op de bovenste verdieping. In Nijmegen lunchen we op een terrasje op het marktplein en dwalen we door een stuk ruige uiterwaard langs de Waal tegen Nijmegen aan. Het water staat er nog altijd hoog.
’s Avonds een fijne wandeling aan de hoge kant van de Europa Radbahn. Een smal onverhard wandelpad en een smal fietspad door open velden. Verre zichten op verre glooiingen onder mooie verre luchten. Af en toe bosranden, af en toe boomlanen en houtsingels, stukjes landschap temidden van de leegte. Vlak langs Duitsland. Schemer. Weldadige rust, weldadige ruimte, weldadige verten.
De landschappen, de gebieden in onze omgeving, ze waren als de verschillende ingrediënten die samen een heerlijke maaltijd vormen. Een van die ingrediënten was de Duivelsberg. De Duivelsberg bleek meer te zijn dan één berg, eerder een complex van hellingen en kloven rond het hoogste punt dat wellicht de grootste rechten heeft op de naam Duivelsberg. De plek die ik kende als de Duivelsberg konden we toen niet vinden maar het was er erg mooi. Steile hellingen en diepe kloven, stille veldjes in de laagtes, verre zichten en pannenkoek toe.
Voorbij de Duivelsberg daal je af naar de Ooypolder. De Ooypolder is een verplicht nummer als je twee weken in Groesbeek bent. Ik heb er zo’n beetje alle bekende plekken bezocht: Oude Waal, Groenlanden, Kaliwaal en Kekerdomse waard, om te eindigen in de Millingerwaard, en overal waren de naweeën van het recente hoogwater zichtbaar. Overal zag je struwelen die tot pakweg een halve meter vies grijsbruin waren, bedekt met een dun laagje modder. Je rook dat ook. Daarboven waren ze helder groen. Zo hoog heeft het water hier dus gestaan.
Verder een mooie tocht met veel zon. Hoogtepunten waren de zwarte sterns in de Oude Waal en in de Millingerwaard mooie zuidelijke keizerlibellen en man + vrouw grauwe klauwier. Er waren ook jongen, af en toe zag ik iets bewegen maar echt lekker in beeld kreeg ik die niet. Tot slot nog even naar de oude, mij wel bekende plek op de Duivelsberg. Ook daar (nog steeds) mooi.
Zaterdag 31 juli: halverwege alweer. Het is alsof de tijd een spelletje met ons speelt. Die gaat maar door. Terwijl je zou willen dat-ie eens stopte. Niet dat het hier zo spectaculair is. Het is hier helemaal niet spectaculair. Het is hier zeer gematigd, een soort van alledaags, zeker voor wie hier woont en twee weken lang wonen wij hier, min of meer. Maar dat is misschien juist het fijne van zo’n niet al te spectaculaire vakantielocatie: dat je stap voor stap je tijdelijke omgeving alledaags maakt. Vandaag was het fris, winderig en buiig. Eerder herfstig dan zomers. Erg zomers is het hier tot nu toe sowieso niet maar dat zal in de rest van het land niet anders zijn dus ik vertel niks nieuws. Af en toe schijnt de zon en is het warm, en af en toe is het buiig en koel. We doen het ermee. Vandaag een beetje een luie dag. Vanmorgen met Harriët naar de Bruuk en vanmiddag met z’n allen naar het Groesbeekse bos voor een mooie boswandeling aan beide zijden van het oude spoorlijntje dat daar in een soort kloof tussen steile hellingen loopt. Flinke buien en zon en een terrasje toe.
Dinsdag 3 augustus: met zijn allen naar de Millinger theetuin. Een mooie plek, met kunst tussen de weelderige en af en toe exotische plantengroei: cultuur en natuur verenigd. We nemen ook een kijkje aan de Waal. Stoere oude bomen en boomrestanten en twee pontische meeuwen op de rivier, een van de betere soorten deze vakantie. En ’s avonds in late schemer en vroege nacht op uilenspeurtocht. Die brengt me tot in de uithoeken van ons achterland. Achter Horst, paar meter Duitsland in, achter de Bruuk langs: hoekjes en gaatjes waar ik ook bij daglicht nog niet geweest ben. Van uilen echter taal noch teken. Maar terug op onze hoeve: roepende kerkuil! Had daarvan tot nu toe hier gedurende anderhalve week nog nooit iets vernomen. Daarvoor had ik dus geen nachtelijke speurtocht hoeven houden. Zoektocht over de nachtelijke hoeve levert niets op.
Als je voorbij Groesbeek het fietspad langs de oude spoorlijn af fietste richting Nijmegen, kwam je op zeker moment terecht op Heumensoord. Je had daar het zweefvliegveld Malden, een mooi stukje hei, een prachtig stuk met hooilandjes en verspreidde bosjes en toen ik er was onder andere een paar verre wespendieven, een boomvalk en een stel kruisbekken over. Je had daar ook ergens de trektelpost Maldens Vlak, een naam in het vogelaarswereldje. Ze hebben daar weleens mooie soorten gehad en ik heb me toen afgevraagd hoe het daar zou zijn en hoe er te komen. Zo zie je maar: uiteindelijk worden al je vragen beantwoord. Bij de volgende goeie soort daar ben ik van de partij.
Een stukje terug richting Groesbeek was iets dat het sprinkhaanreservaat werd genoemd. Ook daar mooie, glooiende heidevelden, ze lijken allemaal op elkaar, in woorden zijn de verschillen nauwelijks uit te drukken maar op subtiele wijze waren ze toch telkens net even anders. Zoals je gezichten kunt herkennen, vaak zonder te kunnen aangeven waaraan, zo kun je ook gelijksoortige stukken natuur herkennen aan onbenoembare structuren en bijna vergeten details. Zo raakte ik vanuit dit sprinkhaanreservaat ineens verzeild op de heidevelden rond de Heumense schans bij Molenhoek, ja, die kende ik wel, en was ik ineens in de regio Mook aangeland, Limburg inmiddels. Ja, Nederland is klein.
Limburg was dan ook vlakbij. Als je richting Mook fietste, was je er zo. Het zal daar wel niet aan gelegen hebben want ook rond Groesbeek kon het al erg Limburgs ogen, maar het was er behoorlijk geaccidenteerd. Diepe kloven, steile hellingbossen, verre zichten. De Mookerhei bijvoorbeeld: een mooi, woest golvend landschap van heidevelden, zandverstuivingen, schrale graslanden en verre zichten. Het prachtige Zevendal, een met het geel van jacobskruiskruid geplaveide plooi tussen het Mookerhei-complex en het Sint Jansbos aan de overkant, waar de geelgorzen zongen. In het Sint Jansbos maakten we een prachtige wandeling, langs een soort van reconstructie van een oude Romeinse villa, langs de oude watermolen maar vooral door een grillig, bijna sprookjesachtig bos. Met oeroude bomen, met diepe kloven en geheimzinnige beeklopen, een romantische waterpartij, bloemrijke graslanden en verre uitzichten. In de laagste delen groeide reuzenpaardenstaart, bijna een stukje préhistorie.
Voorbij de stuwwal van Mook was het Maasdal: Plasmolen, Middelaar, de Maasplassen. En een ondergelopen weiland met duizenden kokmeeuwen en tientallen kieviten die om onnaspeurbare redenen massaal de lucht in gingen, ik heb nog hard gezocht naar zeearend of erger maar niets gevonden.
Donderdag 5 augustus: die hoekjes en gaatjes waar ik ook bij daglicht nog niet geweest was, daar moest nog even iets aan worden gedaan. Daarom met Harriët naar de Leigraaf, prachtige beek die zich achter Horst door het laagland slingert. De Leigraaf is een paradijsje. Water dat langs weelderige oevers stroomt. Velden watergentiaan, weidebeekjuffers en op het eind twee fraaie wespendieven boven de naastgelegen Bruuk. Het is zonnig en warm, dat draagt natuurlijk aanzienlijk bij aan het paradijselijke karakter van deze plek.
Vrijdag 6 augustus: naar Orientalis, het oude openlucht-bijbelmuseum dat men geprobeerd heeft een meer hedendaags jasje aan te meten. Dat is eerlijk gezegd niet helemaal gelukt. Het is nog steeds een wat oubollig museumpark, al is het wel multicultureel gemaakt. Er is ook aandacht voor de Islamitische cultuur waarin de bijbel zich voor een groot deel afspeelt. Vandaar ook de naamsverandering. Hoe dan ook vermaken we ons prima met de nagebouwde Joodse en Islamitische dorpjes en de Romeinse nederzetting, alles in een fraaie maar niet erg passende context van weelderig hellingbos dat weliswaar het Rijk van Nijmegen kenmerkt maar veel minder de Oriëntaal. We sluiten af met een bij het museum horende oude kerk buiten het museumterrein die ons al bij de kassa is aanbevolen, en belanden in de grote kerk tegenover de bushalte. De hoofdpoort is gesloten maar via een leveranciersingang en een stille corridor bereiken we de schemerige en verlaten kerkzaal. Die is momenteel duidelijk niet geopend voor publiek en we voelen ons er lichtelijk illegaal. Het is er mooi ontoeristisch maar het begint ons te dagen dat dit niet de kerk is die men bedoeld had. We verlaten de kerk maar weer en gaan alsnog op zoek naar de juiste. Die is ook mooi en hier zijn we als toerist wel welkom. Het mooist is nog de achter de kerk gelegen oeroude en monumentale begraafplaats, met oude en vervallen graven en on-Nederlandse rotspartijen met rotsgraven erin. Het lijkt erg op een openluchtmuseum maar dit schijnt authentiek te zijn.
Om het af te ronden namen we op het overdekte terrasje van onze wijnhoeve, onder het genot van een wijntje en om ons heen hevige buien met onweer, afscheid van onze vakantie die vanaf morgen weer voltooid verleden tijd zou zijn. En toen ik met aanstaande weemoed uitkeek, over de nauwelijks zichtbare glooiingen rond ons vakantieverblijf heen, naar de bosruggen in de verte, de hoogste al in Duitsland, met spijt in het hart dat het morgen alweer voorbij zou zijn, toen wist ik dat het goed was geweest, dat het een fijne vakantie was geweest, ondanks het ontbreken van het soort spectaculaire, in foto’s gegoten herinneringen waarmee je indruk maakt bij en likes verzamelt van je facebookvriendjes. Ondanks het ontbreken van topsoorten en ondanks de nagenoeg vergeefse zoektochten naar zilveren maan en grote weerschijnvlinder in de Bruuk. Toen wist ik eens temeer dat het inderdaad heerlijk kan zijn, op vakantie in eigen land. Maar dat wist ik natuurlijk al lang.
8 augustus 2021
Dinsdag 3 augustus: met zijn allen naar de Millinger theetuin. Een mooie plek, met kunst tussen de weelderige en af en toe exotische plantengroei: cultuur en natuur verenigd. We nemen ook een kijkje aan de Waal. Stoere oude bomen en boomrestanten en twee pontische meeuwen op de rivier, een van de betere soorten deze vakantie. En ’s avonds in late schemer en vroege nacht op uilenspeurtocht. Die brengt me tot in de uithoeken van ons achterland. Achter Horst, paar meter Duitsland in, achter de Bruuk langs: hoekjes en gaatjes waar ik ook bij daglicht nog niet geweest ben. Van uilen echter taal noch teken. Maar terug op onze hoeve: roepende kerkuil! Had daarvan tot nu toe hier gedurende anderhalve week nog nooit iets vernomen. Daarvoor had ik dus geen nachtelijke speurtocht hoeven houden. Zoektocht over de nachtelijke hoeve levert niets op.
Als je voorbij Groesbeek het fietspad langs de oude spoorlijn af fietste richting Nijmegen, kwam je op zeker moment terecht op Heumensoord. Je had daar het zweefvliegveld Malden, een mooi stukje hei, een prachtig stuk met hooilandjes en verspreidde bosjes en toen ik er was onder andere een paar verre wespendieven, een boomvalk en een stel kruisbekken over. Je had daar ook ergens de trektelpost Maldens Vlak, een naam in het vogelaarswereldje. Ze hebben daar weleens mooie soorten gehad en ik heb me toen afgevraagd hoe het daar zou zijn en hoe er te komen. Zo zie je maar: uiteindelijk worden al je vragen beantwoord. Bij de volgende goeie soort daar ben ik van de partij.
Een stukje terug richting Groesbeek was iets dat het sprinkhaanreservaat werd genoemd. Ook daar mooie, glooiende heidevelden, ze lijken allemaal op elkaar, in woorden zijn de verschillen nauwelijks uit te drukken maar op subtiele wijze waren ze toch telkens net even anders. Zoals je gezichten kunt herkennen, vaak zonder te kunnen aangeven waaraan, zo kun je ook gelijksoortige stukken natuur herkennen aan onbenoembare structuren en bijna vergeten details. Zo raakte ik vanuit dit sprinkhaanreservaat ineens verzeild op de heidevelden rond de Heumense schans bij Molenhoek, ja, die kende ik wel, en was ik ineens in de regio Mook aangeland, Limburg inmiddels. Ja, Nederland is klein.
Limburg was dan ook vlakbij. Als je richting Mook fietste, was je er zo. Het zal daar wel niet aan gelegen hebben want ook rond Groesbeek kon het al erg Limburgs ogen, maar het was er behoorlijk geaccidenteerd. Diepe kloven, steile hellingbossen, verre zichten. De Mookerhei bijvoorbeeld: een mooi, woest golvend landschap van heidevelden, zandverstuivingen, schrale graslanden en verre zichten. Het prachtige Zevendal, een met het geel van jacobskruiskruid geplaveide plooi tussen het Mookerhei-complex en het Sint Jansbos aan de overkant, waar de geelgorzen zongen. In het Sint Jansbos maakten we een prachtige wandeling, langs een soort van reconstructie van een oude Romeinse villa, langs de oude watermolen maar vooral door een grillig, bijna sprookjesachtig bos. Met oeroude bomen, met diepe kloven en geheimzinnige beeklopen, een romantische waterpartij, bloemrijke graslanden en verre uitzichten. In de laagste delen groeide reuzenpaardenstaart, bijna een stukje préhistorie.
Voorbij de stuwwal van Mook was het Maasdal: Plasmolen, Middelaar, de Maasplassen. En een ondergelopen weiland met duizenden kokmeeuwen en tientallen kieviten die om onnaspeurbare redenen massaal de lucht in gingen, ik heb nog hard gezocht naar zeearend of erger maar niets gevonden.
Donderdag 5 augustus: die hoekjes en gaatjes waar ik ook bij daglicht nog niet geweest was, daar moest nog even iets aan worden gedaan. Daarom met Harriët naar de Leigraaf, prachtige beek die zich achter Horst door het laagland slingert. De Leigraaf is een paradijsje. Water dat langs weelderige oevers stroomt. Velden watergentiaan, weidebeekjuffers en op het eind twee fraaie wespendieven boven de naastgelegen Bruuk. Het is zonnig en warm, dat draagt natuurlijk aanzienlijk bij aan het paradijselijke karakter van deze plek.
Vrijdag 6 augustus: naar Orientalis, het oude openlucht-bijbelmuseum dat men geprobeerd heeft een meer hedendaags jasje aan te meten. Dat is eerlijk gezegd niet helemaal gelukt. Het is nog steeds een wat oubollig museumpark, al is het wel multicultureel gemaakt. Er is ook aandacht voor de Islamitische cultuur waarin de bijbel zich voor een groot deel afspeelt. Vandaar ook de naamsverandering. Hoe dan ook vermaken we ons prima met de nagebouwde Joodse en Islamitische dorpjes en de Romeinse nederzetting, alles in een fraaie maar niet erg passende context van weelderig hellingbos dat weliswaar het Rijk van Nijmegen kenmerkt maar veel minder de Oriëntaal. We sluiten af met een bij het museum horende oude kerk buiten het museumterrein die ons al bij de kassa is aanbevolen, en belanden in de grote kerk tegenover de bushalte. De hoofdpoort is gesloten maar via een leveranciersingang en een stille corridor bereiken we de schemerige en verlaten kerkzaal. Die is momenteel duidelijk niet geopend voor publiek en we voelen ons er lichtelijk illegaal. Het is er mooi ontoeristisch maar het begint ons te dagen dat dit niet de kerk is die men bedoeld had. We verlaten de kerk maar weer en gaan alsnog op zoek naar de juiste. Die is ook mooi en hier zijn we als toerist wel welkom. Het mooist is nog de achter de kerk gelegen oeroude en monumentale begraafplaats, met oude en vervallen graven en on-Nederlandse rotspartijen met rotsgraven erin. Het lijkt erg op een openluchtmuseum maar dit schijnt authentiek te zijn.
Om het af te ronden namen we op het overdekte terrasje van onze wijnhoeve, onder het genot van een wijntje en om ons heen hevige buien met onweer, afscheid van onze vakantie die vanaf morgen weer voltooid verleden tijd zou zijn. En toen ik met aanstaande weemoed uitkeek, over de nauwelijks zichtbare glooiingen rond ons vakantieverblijf heen, naar de bosruggen in de verte, de hoogste al in Duitsland, met spijt in het hart dat het morgen alweer voorbij zou zijn, toen wist ik dat het goed was geweest, dat het een fijne vakantie was geweest, ondanks het ontbreken van het soort spectaculaire, in foto’s gegoten herinneringen waarmee je indruk maakt bij en likes verzamelt van je facebookvriendjes. Ondanks het ontbreken van topsoorten en ondanks de nagenoeg vergeefse zoektochten naar zilveren maan en grote weerschijnvlinder in de Bruuk. Toen wist ik eens temeer dat het inderdaad heerlijk kan zijn, op vakantie in eigen land. Maar dat wist ik natuurlijk al lang.
8 augustus 2021
Geen opmerkingen:
Een reactie posten