Eigenlijk was het toch weer te grijs en te fris. Eigenlijk woei het vanavond te hard maar ja, het einde van de avondklok moest gevierd dus verbleven we vanavond tot ver na tien uur in de polders bij Tienhoven. Winterjas aan, wanten, capuchon tegen de snijdende poolwind en af en toe een paar spetters en genieten maar van de lenteavond. Eerst in de Taartpunt (nee, ik heb de naam niet verzonnen), waar al meteen mijn eerste bosruiter van het jaar klaar zat. Foerageerde mooi tot vlak onder de uitzichtheuvel. Verderop, in de andere plasjes, nog een, samen met een tureluur. Het grootteverschil was erg illustratief. Ik was hier eigenlijk op zoek naar de steltkluten die hier afgelopen dagen gezien zijn, maar kon ze niet vinden. Wel een lepelaar en een pijlstaart, en ineens arriveerde een groepje kemphanen die zich nestelden op een van de eilandjes, niet meer dan modderbulten eigenlijk, midden in het plasje. Maar naar de steltkluten was het vergeefs zoeken. Totdat Cecile en Jurre arriveerden en de beide steltkluten ineens tevoorschijn kwamen. Het was net alsof ik zojuist gewoon niet goed gezocht had. Tot laat in de schemer bleven ze aanwezig, samen met eerst één en daarna twee regenwulpen die hier de nacht leken te gaan doorbrengen.
In het donker nog roerdomp en porseleinhoen geprobeerd, eerst aan het begin van het pad naar de taartpunt en daarna bij de Breukeleveense eendenkooi verderop. Maar ja, die wind … Het was er helemaal de avond niet voor maar toch is roerdomp nog gelukt. Bij de eendenkooi paar keer luid en duidelijk horen roepen. Van porseleinhoen geen spoor. Waarna we zonder haast naar huis fietsten, op de klok had ik niet eens gelet.
Het was een passend einde van de avondklok.
28 april 2021
Meer lezen: Terug naar af
Geen opmerkingen:
Een reactie posten