Een drieluik. Allereerst liepen we op een zonnige ochtend in het zonnetje door de zonovergoten duinen van Meijendel. Als er al wind was, was daar in de luwte van struweel en bosrand weinig van te merken. Het was een oase, temidden van al het nare, winterachtige lenteweer van de afgelopen weken. Om nachtegalen was het ons te doen, en nachtegalen kregen we. Volop voluit zingende nachtegalen, dat is hier wel een zekerheidje in deze tijd van het jaar. En het is een belevenis, al die voluit zingende nachtegalen in de Hollandse duinen in deze tijd van het jaar. Moet je eigenlijk elk jaar wel een keertje heen. Eentje was zo vriendelijk om zich ook te laten zien. Zat geruime tijd open en bloot aan de rand van een struikje zijn mooie, rossig bruine kleuren te showen. De andere bleven zoals we dat gewend zijn diep verscholen in het struikgewas. Verder zongen onder andere gekraagde roodstaart, sprinkhaanzanger, grasmus en cetti’s zanger. Paar gierzwaluwen in de lucht, zes lepelaars over en toen de melding: ross’ meeuw teruggevonden op het Noorder havenhoofd. Het razend zeldzame arctische meeuwtje waarvoor we dit tochtje richting Scheveningen hadden ondernomen.
We haastten ons nog niet, leek ons niet nodig maar achteraf was dat misschien een beetje lichtzinnig van ons: toen we de pier betraden was de vogel alweer gevlogen. Maar waarschijnlijk waren we ook als we ons wel gehaast hadden, niet op tijd geweest. Dus we namen onze plaats in op het havenhoofd, tussen diverse andere plukjes vogelaars die in afwachting waren van de terugkeer van ross’je, en ondergingen de koude noordenwind die kwam aanwaaien over honderden kilometers koud zeewater en een ambiance creĆ«erde die diametraal tegengesteld was aan vanmorgen in de duinen. Dat werd lijden, als we dat meeuwtje nog wilden gaan zien. En dat wilden we, want een meeuwtje van zo ver weg, zo met mysterie omkleed, jarenlang wisten we niet eens waar ze uit het ei gekropen waren. Weliswaar inmiddels niet meer zo extreem zeldzaam als in mijn beginjaren, maar nog altijd een soort van statuur!
Mooie juveniele drieteenmeeuw dichtbij langs de pier. Grote groep paarse strandlopers op de blokken. Men telde er liefst 86. Boven zee af en toe groepjes sterns en meeuwen. Er werd een velduil opgemerkt, hoog overvliegend richting vasteland: fijne troostsoort, mocht het met het meeuwtje niet gaan lukken. Maar fijne bijvangst, dat kon natuurlijk ook nog. Diverse groepjes regenwulpen naar noord, het is regenwulpentijd, overal groepjes regenwulpen naar noord. En zo ging de tijd voort. Bruine kiekendief hoog over zee naar noord, paar dwergmeeuwtjes ver weg boven zee en toen, bijna drie uur verder, een uitroep: DAAR IS-IE!!! Ross’ meeuw was terug. Het feest kon eindelijk beginnen.
Ross’ meeuw nestelde zich tussen de steenlopers en de paarse strandlopers en liet zich schitterend tot op enkele meters afstand bekijken. Maakte wat ruzie met de steenlopers, spreidde dreigend de snavel, sloeg even de vleugels uit (staart dus ook even zichtbaar, zwaar gehavend maar de contouren van de kenmerkende wigvorm waren zichtbaar) en bleef standvastig ter plaatse. Zodat we ook de overige kenmerken konden vaststellen die hem onderscheiden van dwergmeeuw (geen donkere tekening op de kruin en veel wit in de handpennen) en volmaakt tevreden weer naar huis konden.
Oh ja, drieluik, dat verplicht me ook nog iets te zeggen over ons ommetje op de terugweg, naar het Doove Gat bij Haastrecht, net iets verder van de route dan we hadden ingeschat. Het leukst daar was een fraaie ruiende zwarte ruiter dichtbij en met mooi licht. Die was dit ommetje wel waard. Een tweede was al veel verder in zomerkleed maar die zat veel verder weg, met tegenlicht bovendien en ging er ook al gauw vandoor en zal dus weinig herinnering achterlaten. Al heeft-ie het toch maar tot een bijrol in dit stukje gebracht.
24 april 2021
Geen opmerkingen:
Een reactie posten