Al voor ik de straat uit was, en die is niet lang kan ik verzekeren, hoorde ik boven me het geluid van overtrekkende koperwieken. Een geluid dat bijna iedere vogelaar een kort momentje van vrolijkheid bezorgt. Het was nog donker, ze waren niet te zien maar het beloofde veel. Onderweg hoorde ik nog meer koperwieken, en soms ook het ‘tsjik’ van zanglijster. Het was de opmaat van wat met recht een historische ochtend voor de Utrechtse trektelpost mag genoemd. Sinds kort hebben we een nieuwe locatie in gebruik genomen. De renbaan op de Uithof is inmiddels toch echt niet meer begaanbaar en daarom staan we sinds enkele weken midden in het weiland tussen De Bilt en Zeist, op de Jacobssteeg bij het bruggetje over de Grift. Of het daaraan gelegen heeft? Ik denk het eigenlijk niet want op andere posten was het niet anders: het ene record na het andere sneuvelde.
9.632 vogels geteld, meldde Anton later op de dag per e-mail, en ik weet ook wel dat dat voor sommige telposten helemaal niets voorstelt, maar voor ons is dat gigantisch. Ik schat zowat een verdubbeling van het oude telpostrecord. Al vanaf de eerste minuten vlogen ze, de vinken, de leeuweriken, de koperwieken, de spreeuwen en nog veel meer. En ze bleven vliegen, de ene groep na de andere, soms bijna hemel verduisterend. Als een orkaan kwam het over ons heen, als een onstuitbare natuurkracht, wat het ook is natuurlijk. Zwarte sneeuw, zoals Janneke het uitdrukte. Ver weg en dichtbij; recht over ons heen en over de bosrand achter het weiland, telkens nieuwe groepen. Bijna onafgebroken. In het Utrechtse nog nooit zoiets meegemaakt. 4.341 spreeuwen, meldde Anton, 1.763 vinken, 709 koperwieken en 705 veldleeuweriken. Maar ook een fraaie slechtvalk laag over, een vrij verre maar zeer herkenbare smelleken in volle vaart naar zuid, vier grote zilverreigers, diverse sperwers, barmsijs, grote gele kwikstaart en boomleeuwerik. Onder andere. Allemaal op weg naar het zuiden, op de vlucht voor de aanstaande winter. En allemaal daarvoor deze heldere herfstochtend uitgekozen, met een lichte tegenwind die ze verleidde tot de geringe trekhoogte die ons in staat stelde het waar te nemen en zo goed en zo kwaad als het ging, te tellen. Al zullen we nog heel wat gemist hebben.
En dan waren er ook nog de vogels die nu dan wel niet onderweg waren, de putters in de lage boompjes langs het pad, de merels in het struikgewas op de oever van de Grift, het tjiftjafje dat even van zich liet horen, en natuurlijk de tientallen kieviten in het land, maar die er morgen vermoedelijk toch ook niet meer zullen zijn. Ook zij naar zuidelijker orden verdwenen.
Dat geldt waarschijnlijk niet voor de raaf die rondvloog boven de bosrand verderop. En voor de beide haviken die enige tijd boven ons rondvlogen. Of de dodaarsjes in de Grift. Geen trekkers, wel details die de telpost extra charme geven. Die zullen ons wellicht nog plezier bezorgen op dagen dat de trek wat minder spectaculair is.
Wat de herfst vermag, waar die massale vogeltrek ook toe kan leiden bleek vanmiddag. Ik kwam thuis, zette de computer aan en keek op Waarneming.nl: daurische klauwier te Waverhoek! Zo’n soort, zo dichtbij: die kon ik niet aan me voorbij laten gaan. Dus ik was weer weg.
Het werd zo’n heerlijke recht-toe-recht-aantwitch. Trein naar Breukelen, vouwfietsje met wind achter naar Waverhoek en daar zag ik de meute al staan. Dat vind ik toch een van de charmes van zo’n twitch: dat je naast zo’n prachtsoort ook weer eens je medevogelaars treft, met wie je weer eens van alles kunt uitwisselen waarmee je niet-vogelaars alleen maar zou vervelen. Lekker is dat. Tot het moment waarop de vogel zich laat zien. In mijn geval was dat pas na een minuut of tien. Spannenede minuten, maar toen was het zover en was even alle aandacht gericht op een daurische klauwier. Zeldzaam. De laatste jaren weliswaar bijna jaarlijks, maar zelden zo diep in het binnenland en voor Utrecht dan ook een nieuwe soort. De vogel zat niet heel dichtbij, maar liet zich door de telescoop toch mooi bekijken. Er was nog enige discussie over de determinatie: het kon ook de nog zeldzamere turkestaanse klauwier zijn. Onder andere een wat donkerder bruin voorhoofd en het op het oog toch behoorlijk donkere oogmasker leken daar op te wijzen. Beide kenmerken blijken echter niet spijkerhard want nogal variabel. Betere kenmerken waren de zwakke en onopvallende wenkbrauwstreep, bij turkestaan veel prominenter, en het overall bruinige en weinig contrastrijke verenkleed. Foto’s op internet tonen dat ook die kenmerken niet zo hard zijn als we graag zouden willen, maar de combinatie van diverse kenmerken wijst uiteindelijk toch op daurische. En daarmee had deze historisch dag toch maar een zeer memorabele soort voortgebracht.
Tussen de bedrijven door genoten we ook nog van een ringslang die heen en weer zwom in de sloot voor ons, van een roerdomp die achter ons langs vloog, en van drie laag overvliegende zwarte ruiters. Wat een dag weer! En wat een fijne hobby hebben we toch!
19 oktober 2013
Meer uit het Utrechtse: Effe tussendoor
Geen opmerkingen:
Een reactie posten