Er vindt, eigenlijk al maanden lang, in Nederland een soort
van bombardement plaats van zeldzame vogels. De ene mega na de andere wordt
gevonden en als je, zoals ik, bovengemiddeld geïnteresseerd bent in die
zeldzaamheden, dan weet je af en toe niet meer waar je het zoeken moet. In één
weekend witbandkruisbek, dwerguil en bruine klauwier, of in een ander weekend
humes bladkoning en grote burgemeester, we draaien er onze hand niet voor om
maar uiteindelijk kun je ze toch niet allemaal aandoen. Althans, ik niet. Want je
wilt ook niet alleen maar bezig zijn met achter zeldzaamheden aan hollen. Althans,
ik niet. Dus af en toe tussen al het geweld door neem ik even een time-out en maak
een uitstapjes in de eigen omgeving, waar zoals bekend zelden zeldzaamheden te
betrappen zijn. Zo maakte ik onlangs een mooie winterwandeling over de woeste
leegte van de Lange Duinen bij Soest. Veel hondenuitlaters met nog aanzienlijk
meer honden maar als je die wegdacht had je een mooi beeld van een oudhollands
landschap van schier eindeloos zand met eilandjes van vliegdennen. En
ransuilen. Het kostte even maar toen vond ik toch de juiste plek: een stuk of
twintig uilen verspreid over drie bomen. De meeste half, of zelfs helemaal
verscholen in de dichte dennentakken maar sommige volledig vrij zichtbaar. Dus
na de spetterend gele ogen van sperwer- en dwerguil de afgelopen weken, nu de vertrouwde
oranje ogen van ransuil. Heel af en toe, als een half-slapend beest even een
ooglid bewoog.
30 januari 2014
Meer uit het Utrechtse: (On)gewoon
Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.
BeantwoordenVerwijderen