Een mooie, rustige zomerdag met veel zon en een aangename temperatuur. Het Woldlakebos was gauw gevonden, maar de libellen kostten wat meer moeite. De eerste heidelibellen die ik zag, waren me te donker van kleur, bijna bloedrood, of van een onbestemde kleur geelgroen. Ach, bloedrode, steenrode, bruinrode, ze zullen er allemaal ook wel zitten. De eerste mooie licht oranje gekleurde beestjes waarbij ik dacht ‘hebbes’, misten bij nadere bestudering de kenmerkende zwarte pijlpuntjes langs het achterlijf. Daarna zag ik er waarbij ik dacht, misschien, zou net kunnen, ze hebben wel zoiets maar net niet helemaal. Hoe groot is eigenlijk de variatie daarin? Ik begon wat onrustig te worden. Moest ik me al zorgen gaan maken? Maar toen zag ik er een, die was het helemaal. Een klein, fijn beestje dat lang genoeg bleef zitten om hem door de verrekijker te kunnen bestuderen: mooi licht oranje en achterlijf grotendeels ongetekend behalve een rijtje van een stuk of zes zwarte pijlpuntjes op de zijkant. Kempense heidelibel: lifer!
Dat was de eerste. Er volgden er meer. Veel meer. Hij bleek hier inderdaad tamelijk gewoon en op het eind, toen ik nog even om het gebied heen fietste en nog even op een nieuwe plek het gebied in ging, zag ik er tientallen die er allemaal sterk op leken: geel tot oranje van kleur en klein, met niet meer dan een dun staafje als achterlijf, en elke die ik goed in de kijker kreeg, bleek er inderdaad een te zijn.
Er vloog hier ook nog een andere zeldzaamheid rond: gevlekte glanslibel. Die had ik al eens eerder gezien maar nooit zo mooi en zo uitvoerig als vandaag. Verder waren er onder andere nog zwarte heidelibellen. En naast die kleintjes waren er reuzen als blauwe en bruine glazenmakers en grote keizerlibellen, die als luchtschepen boven de sloten patrouilleerden. Zoveel volkomen verschillende typen libellen! En dan had je nog de vele vlinders. Ik had onder andere een zilveren maan, ook al zeldzaam, en prachtig van kleur. En de onnoemelijke aantallen bijen waar ik geen idee van heb. En de wantsen, de vliegen, noem maar op. En dat zijn dan nog alleen maar de insecten. Er zijn ook de bloemen, de vogels, nou ja, vandaag niet veel, en meestal veel minder zichtbaar maar toch onmisbaar de wormen en de slakken, enzovoort. Dat is nou biodiversiteit. Allemaal samen vertegenwoordigen ze een piepklein stukje van de enorme verscheidenheid aan leven op aarde. En aan die biodiversiteit is door de Verenigde Naties de hoogste prioriteit verleend. Want het gaat er niet zo goed mee. Dat is een serieus probleem, en niet omdat al die verschillende libellen zo leuk zijn. Het is dan ook dramatisch dat we ook in Nederland bezig zijn zoveel van die verscheidenheid om zeep te helpen. Al zal er ongetwijfeld ook veel van overblijven, ook als we er onverhoopt zelf niet meer zijn.
30 juli 2022
Niet bij vogels alleen: De Zuidpier
Geen opmerkingen:
Een reactie posten