Mooi weer, een of ander Dutchbirdingweekend op het eiland en
dus veel vogelaars ter plaatse en bijna de garantie dat er wel iets moois
gevonden zou worden en anders in elk geval grauwe franjepoot en morinellen voor
het oprapen. Als ze nog een nachtje wilden blijven natuurlijk. Al met al weinig
reden om niet naar Texel te gaan. En zoals bekend moet je hele goede redenen
hebben om niet naar Texel te gaan en die had ik niet.
Texel dus.
En dat moois, dat werd al gevonden nog voordat ik de boot af
was: citroenkwikstaart op het renvogelveldje, Robbenjager, helemaal aan de
andere kant van het eiland.
Maar ik ging de tijd nemen, nam ik me voor, en me niet laten
opjagen door de ene zeldzaamheid na de andere. Eerst rustig met windje achter
langs de waddendijk naar Oudeschild. Groene dijk aan de ene kant, groene velden
aan de andere, af en toe geel van de boterbloemen en witte wolken vandaag
vooral langs de kant van de weg: fluitenkruid stond vol in bloei. Zingende
veldleeuweriken: op het vaste land allang geen vanzelfsprekendheid meer. Gele
kwikstaarten overal. En de eerste groepen rotganzen. Denk je dat het lente is,
maar zij waren er nog gewoon. Een laatste restje winter. Ze gaven nog geen
afwijkende soorten prijs, wel een afwijkend type: een vrijwel geheel witte
vogel met alleen een vuilwitte of vaalbruine hals. Had ik zoiets niet vorig
jaar ook al gezien op het eiland? herinnerde ik me. Toen zag ik verder vrijwel
niets dat de moeite van het overvaren waard was. Hopelijk geen herhaling
daarvan vandaag. Een mooie groep zomerkleed rosse grutto’s in het weiland was
in elk geval het overvaren alvast wel waard. (Nou ja, die had ik vorig jaar ook
wel gezien natuurlijk.)
Na Oudeschild was het tijd voor de eerste goeie soort van de
dag: mooie adulte vrouw grauwe franjepoot in Dijkmanshuizen. Die was maar vast
binnen. Samen met noordse stern (ook in de Ottersaat trouwens), volop grote
sterns, kluten, kemphaan, bonte strandloper en nog meer rosse grutto’s, maar
ook de melding van een roodstuitzwaluw, alweer het renvogelveldje. Die stelde
mijn geduld danig op de proef, maar ik hield vol: eerst de rotganzen hier langs
de dijk maar eens uitpluizen (geen afwijkend type kunnen vinden), even
halthouden bij de kluten en de oeverzwaluwen in de Minkewaal, bij Utopia de
volgende groep rotganzen aan een studie onderwerpen (eindelijk een afwijkend
type: een glasheldere zwarte) en natuurlijk de morinellen langs de Hoofdweg in
Eierland. Die zaten helaas onmogelijk ver weg en in fel tegenlicht. Meer dan
trillende, plevierachtige figuurtjes met oranje onderkant was er niet aan te
zien. Voor determinatie was het afdoende, of je moet roodbuikzandhoen in
overweging willen nemen, maar er was weinig lol aan te beleven.
Ik moest me maar eens gaan haasten, vond ik. Nog even tijd
genomen om te speuren tussen een paar honderd rotganzen op Zeeburg, met
eindelijk ook een witbuikrotgans als resultaat, en daarna gauw naar de
Robbenjager. Daar bleek de roodstuitzwaluw al lang vertrokken. De
citroenkwikstaart zat er gelukkig nog wel, en bovendien liet die zich prachtig
zien, af en toe geheel vrij op enkele tientallen meters afstand. Een mooie
subadulte man, het geel knetterde je tegemoet. Ik had daar wel vrede mee,
roodstuitzwaluw heb ik immers al best vaak gezien, al was dat maar zelden in
Nederland. Heel wat tapuiten ook, in deze uithoek, een zingende nachtegaal,
baltsende oeverlopers en dichtbij boven zee twee dwergsterntjes. Ja, het was
weer feest op Texel. Een wandeling langs de tuintjes naar zee leverde niet meer
op dan een verre jan van gent. En een rondje Eierlandse duinen en Krimbos zelfs
dat niet. Maar gelukkig is het ook zonder vogels aangenaam op Texel, zeker als
de zon zo hard schijnt dat je er, zij het voor korte duur, je trui voor
uittrekt. Langs het wad de trui maar weer aangetrokken want de wind was dan wel
zwak, maar nog altijd tamelijk fris. Terug naar het zuiden. Rosse grutto’s,
zilverplevieren, bonte strandlopers, bontbekplevieren, allemaal prachtig in
zomerkleed. En in Utopia een paar duizend grote sterns.
Dwars over het eiland terug naar de veerhaven. Onder andere
nog een engelse kwikstaart opgepikt tussen de gele kwikstaarten in de Waal en Burg
en even stil gestaan bij een akkertje langs de Noordhaffel (mooie naam trouwens)
waarop ik telkens weer een volgende regenwulp ontdekte. Tenslotte nog de
juveniele kuifaalscholver gezien die al door zoveel anderen gemeld was, op een
paal in de monding van de haven waar de boot vlak langs voer, en het dagje Texel
zat er weer op.
10 mei 2015
Geen opmerkingen:
Een reactie posten