Oud en nieuw op Texel dit jaar. Weer eens wat anders, het ene Waddeneiland is het andere niet, nietwaar? We zaten op vakantieparkje De Uterste Coogh aan het Gerritslanderdijkje, een zijweggetje van de Pontweg, ongeveer halverwege tussen Den Burg en De Koog. Een weinig opzienbarende verzameling alledaagse vakantiebungalows die prima voldeden om een prettige vakantie mogelijk te maken, langs slordige laantjes met heggen en struikjes, ruige veldjes en kortgeknipte gazonnetjes. Met hier een roodborst, daar een paar koperwieken, af en toe een roepende bonte specht, dat soort. Bijzonder was het niet maar toch wist deze zo weinig opzienbarende plek na afloop, terug in ons eigen Overvecht, een weemoedig soort heimwee na te laten.
De tijden zijn erg grijs de laatste tijd, dat zal niemand zijn ontgaan. Oud en nieuw waren zelfs extreem grijs. Het was eigenlijk een nogal treurige jaarwisseling. Oudejaarsdag was donkergrijs, druilerig, regenachtig en stormachtig. In de loop van de middag nog even tijd gevonden voor een wandeling door de Staatsbossen en naar de Fonteinsnol, op loopafstand van ons vakantiehuisje. De oude bossen, zuchtend onder de toenemende zuidenwind, waar de bossen de ruimte boden een stukje open veld met drassigheid en plasjes, en vanaf de uitkijktoren op de Fonteinsnol uitzicht over het dak van het bos heen naar de zee in de verte, het alweer wegstervende namiddaglicht liet het allemaal nog net toe. Eerst een buizerd en daarna een sperwer boven de bomen. Op de terugweg was het alweer bijna donker en terug in ons huisje konden we ons op de oudejaarsavond storten.
Op nieuwjaarsdag werden we zelfs getrakteerd op een heuse winterstorm. Uiteraard stond een flinke tocht gepland om mijn nog blanco jaarlijst een goede start te bezorgen, maar storm en regen temperden mijn ambities aanzienlijk. Om te beginnen maar eens de roze spreeuw geprobeerd in Den Burg maar dat viel weer niet mee. Het was al een hele klus om in Den Burg te geraken, hoewel niet veel meer dan vier kilometer ver. Soms blies de wind zo hard dat ik maar ben gaan lopen. En in het desbetreffende wijkje alweer geen spoor van de vogel. Die zal met deze storm wel ergens diep onder een struikje hebben zitten schuilen.
Met roze spreeuw is meteen de doelsoort van deze vakantie benoemd, want al enkele maanden verblijft een mooie adulte vogel in een woonwijkje in Den Burg. Ik had die natuurlijk al afgelopen oktober maar je kunt niet een week op amper vijf kilometer afstand verblijven zonder even te gaan kijken. Eigenlijk had ik hem pas op 1 januari nodig maar ik dacht hem op de zondag, de dag na onze aankomst, alvast even in te koppen. Nou, dat was buiten de waard gerekend: uurtje rondgehangen voor het boodschappen doen en daarna nog een half uurtje erna, maar geen spoor van de vogel. Iedereen meldt dat beest, maar ik kon ‘m niet vinden.
Op oudejaarsdag ook nog even wezen kijken, maar opnieuw vergeefs. En nu dus ook op deze eerste januari niet. Wat een klotebeest zeg!
Verder worstelde ik op deze eerste januari in volledige regenbepakking met de zuiderstorm. Tegen de wind in was er soms geen beginnen aan. Met zijwind werd je af en toe bijna een sloot in of de autobaan op geblazen. Ja, met meewind vloog je, maar de minste of geringste zijwaartse vlaag en je moest oppassen dat je niet finaal onderuit ging. De kleine zwanen langs de Pontweg nam ik ter kennisgeving aan en ik stopte alleen nog maar voor vier toendrarietganzen die mooi dichtbij langs het Gerritslanderdijkje zaten. Ik was voor één uur terug en ben daarna de deur niet meer uit geweest. Met 23 soorten was het een van mijn karigste 1 januari’s ooit.
Elk weer is mooi weer, of zoals sommige Scandinaviërs schijnen te zeggen: er bestaat geen slecht weer, alleen slechte kleding. Maar toch, als je dan voor het eerst sinds mensenheugenis weer eens de zon in zee ziet zakken, of fietsend door de avondschemering Venus en een dun schilletje maan laag boven de horizon ziet staan pronken in een helder stuk avondhemel, dan denk je toch: ha, eindelijk! Vooral op de tweede dag van het nieuwe jaar profiteerden we ten volle van een kortstondige onderbreking van alle miezerigheid. Want ineens scheen de hele dag de zon en bovendien woei het nauwelijks. Wat een verschil met gisteren, het was een verademing.
Om te beginnen maar weer eens naar Den Burg voor roze spreeuw. En warempel: eindelijk had ik hem! Na drie mislukte pogingen (en dan tel ik maximaal één poging per dag, anders kom ik op wel vijf) zat-ie daar ineens, in zijn boompje voor Duykerdam 5. Korte tijd aardig gezien maar al gauw vloog hij weer tussen de huizen door weg. Niet lang meer gezocht. Ik was wel klaar met dit klotebeest, het had me al heel wat meer tijd gekost dan me lief was, ik ging iets anders doen.
Zigzaggend door de polders rond Oudeschild kwam ik in de buurt van de Hoge Berg terecht, in een af en toe bijna Limburgs ogend landschap van modderige weggetjes tussen hoge bermen, diepe glooiingen tot in verre verten, bosranden, eenzame boerenschuren en verderop de beboste rug van de Hoge Berg zelf, een stukje bos dat ook wel enigszins herinnerde aan het Limburgse hellingbos, met oude, kronkelende boomstammen en met goudhaantje en pimpelmees en meer. Een fraaie regenboog markeerde een van de weinige milde buitjes van vandaag.
Aan de andere kant van Oudeschild maakte ik een tochtje langs de Ottersaat, het gemaal Dijkmanshuizen en Nieuw Buitenheim. Een kleine zilverreiger bij de Ottersaat, smienten, goudplevieren en een kluut: allemaal nieuw voor de jaarlijst. In de akkers naast Nieuw Buitenheim vele honderden ganzen waaronder een paar honderd rotganzen waaronder een fraaie en loepzuivere zwarte rotgans. Vaak verscholen achter zijn veel talrijker neven, maar af en toe helemaal vrij zichtbaar. Een mooie zwarte ruiter in de plas aan de andere kant en vanuit de kijkhut dichtbij in weer een plasje vijf wilde zwanen en een stuk of tien kleine.
Daarna hetzelfde tochtje nog twee keer gemaakt, eerst met Esther en daarna met Renske en Harriët. Geen rotganzen meer, wel pijlstaarten en lepelaar.
De Staatsbossen, Westerslag, de Nederlanden en de Slufter, allemaal lagen ze als het ware vlak om de hoek. Aan het Westerslag vonden we onder andere drieteenstrandlopers en steenlopers op de golfbreker, in de Nederlanden zaten vooral grauwe ganzen en in de Slufter trof ik zoals gepland een mooie groep strandleeuweriken met wat fraters ertussen. Lange tijd zaten ze verscholen in de kwelder voor me maar af en toe waren ze daar toch nog aardig te zien en van tijd tot tijd vlogen ze op om te gaan drinken in een plasje in het zand achter ons. Bezienswaardig waren natuurlijk ook die paar kanoeten, de zilverplevieren en de rosse grutto's, de bontbekplevieren en de massa bonte strandlopers, de blauwe kiekendief die ik enige tijd over het terrein zag zwerven en de kleine zilverreiger in een nabij plasje. Onder andere. Alles in die klassieke context van kwelders en slenken, pioniersduintjes en in de verte de zee.
We sloten af met op de laatste dag een collectief bezoek aan de Slufter. Er stond ineens weer een snoeiharde wind, het extreem hoge water dwong ons tot een omslachtige omweg en af en toe woei er een hagel- of sneeuwbui op ons neer, maar uiteindelijk stonden we toch aan de monding en hadden zicht op de slikken met wadvogels die zich schrap zetten tegen de opnieuw woedende zuiderstorm. Een opvliegende houtsnip en een plotseling laag over knallende smelleken gaven de onderneming nog wat extra glans. Melding van een voorlopig volstrek onbereikbare pacifische parelduiker diep in Zeeland vormde wel een smetje maar dat was van later zorg. Boodschappen in De Koog, in de schemer terug gefietst en een gezellige slotavond in onze vakantiebungalow. De volgende dag werden we weer teruggeworpen in de nogal ongezellige dagelijkse werkelijkheid van het huidige tijdsgewricht.
5 januari 2025
Meer Wadden? Jaarwisseling
Mijn weblogkasteel
Geen opmerkingen:
Een reactie posten