Toen de melding kwam van een morinelplevier op de voormalige vliegbasis Soesterberg, sprong ik niet meteen op de fiets. Ik maakte rustig de klusjes af waar ik mee bezig was, nam de tijd om wat brood klaar te maken en haastte me niet. Geen nieuwe jaarsoort immers en ook niet nieuw voor mijn regio- of mijn provincielijst, ja lijstjes, die zijn belangrijk bij de afweging om wel of niet te gaan. Maar wel een hele leuke soort natuurlijk, ook niet onbelangrijk. Dus ik ging. Het ruime halve uur vertraging dat ik daardoor opliep leek me duur te komen staan maar bleek uiteindelijk een zegen.
Want …
Regen. Heel veel regen. Bij aankomst op de vliegbasis was de regen net begonnen. Het regende nog niet al te hard en het zou misschien wel mee gaan vallen, meende ik. Nou, het ging helemaal niet meevallen. En wat erger was: morinel was net uit beeld. Was, zo meenden we, om te schuilen de hogere vegetatie in gedoken, volkomen onzichtbaar, en zou daar wel niet meer uit tevoorschijn komen voor het droog zou zijn. En gezien de duistere luchten in de wijde omtrek zou het daar wel niet binnen afzienbare tijd van gaan komen. Voorlopig moest ik het doen met een zeiknatte tapuit, een handvol roodborsttapuiten en een kortstondig aanwezige slechtvalk. Het begon intussen al behoorlijk hard te regenen en naar huis fietsen was om meerdere redenen nu geen optie. Ik vluchtte naar de kijkhut verderop en wachtte daar betere tijden af.
Nat en koud stond ik daar onder dat afdakje te kijken naar een waterige landschapsschildering terwijl het daarbuiten af en toe enorm tekeer ging. Het viel met bakken. Onweer was er ook bij en langzaamaan zag ik de vliegbasis onder water komen te staan. Voor zover die al niet was opgeslokt door de nevels. Het water stond al tot halverwege het asfalt dat naar de hut leidde. Het was bijna apocalyptisch. Ik zat hier vast en dat kon nog wel even duren. Alle tijd om mezelf te beklagen om niet even op buienradar te kijken voor ik vertrokken was. De tijden zijn nou niet bepaald voorspelbaar, wat zon en regen betreft.
Het duurde ook wel even, maar uiteindelijk, zo’n anderhalf uur later, begon het een beetje lichter te worden, kreeg de omgeving weer wat vaste vorm en wat kleur op de wangen, verschenen er zelfs wat blauwe plekken in de lucht en was het tenslotte bijna droog. En volgde de middag die ik nooit had willen missen maar die ik vermoedelijk gemist zou hebben als ik vanmorgen de buien voor was gebleven en gewoon bij mijn eerste poging morinel had gezien. Want hij zat er weer, toen ik korte tijd later weer op de bewuste plek op de voormalige startbaan stond. Eerst nog redelijk ver achterin maar stapje voor stapje kwam hij dichterbij en uiteindelijk zat-ie op slechts enkele tientallen meters volledig vrij in het zand. Telescoop erop en genieten maar: een schitterende juveniele morinelplevier was ons deel, subtiel getekend en met vaal oranje buik, wittige borstband en witte wenkbrauwen tot op het achterhoofd. Helemaal morinelplevier.
Ondertussen diverse tapuiten, een paapje, veldleeuweriken en leuke roofvogeltrek: de herfst kwam al aardig op gang deze stormachtige nazomerdag. Onder toezicht van een allengs groeiend groepje bekende en onbekende vogelaars vlogen af en toe een paar roofvogels ver weg boven de bosrand. Onder andere een bruine kiekendief. Even later zagen we die weer. Of was dit een andere? Kort daarop net zo. De gedachte dat hier stiekem misschien wel aardige roofvogeltrek gaande was, werd bevestigd toen er ineens vijf bruine kiekendieven tegelijk over kwamen. Gevolgd door een fraaie visarend. Waarna tenslotte ook de lokale wespendief nog even kwam buurten.
Alleen dat al zou genoeg zijn geweest voor een topdag, en ze waren alleen maar bijvangst! Intussen was morinel luid roepend opgevlogen en vloog een tijdje luid roepend rond, wat interessant was want zo vaak heb ik dat niet gehoord, een roepende morinelplevier. Hij leek over verre bosranden te verdwijnen maar keerde terug en kwam weer recht voor ons zitten. Even later precies hetzelfde. Alleen bleef-ie nu langer rondvliegen, leek opnieuw boven verre bosranden te verdwijnen maar vloog toen weer recht over ons heen en verdween uiteindelijk boven of achter het museum. Mogelijk zou hij op het dak zijn geland, misschien om daar te overnachten. We zullen het morgen wellicht zien. Nu tijd om naar huis te gaan, om de volgende bui voor te zijn.
maandag 23 augustus 2021
vrijdag 20 augustus 2021
We zullen het ermee moeten doen
Een paar verrassend goeie zeetrekdagen verleidden Erik en mij ertoe het ook weer eens te gaan proberen. Dus vanmorgen een paar uur vanaf de zeetrektelpost op de Maasvlakte over zee staan turen. De wind was echter alweer afgezwakt en zoals zo vaak was ik een of twee dagen te laat. De beoogde hoofdprijzen (er waren de afgelopen dagen aardig wat vorkstaartmeeuwen en kleinste jagers gemeld) bleven uit maar met grote en kleine jager had ik wel in één dag even veel jagers als heel vorig jaar. We zullen het ermee moeten doen.
Die grote jager vloog weliswaar vrij ver maar herkenbaar naar zuid. De kleine jager hing geruime tijd vrij ver op zee rond en was af en toe zichtbaar. Onder andere zagen we hem een paar keer fanatiek achter een passerende meeuw of stern aan jagen. We zagen hoe hij zich los maakte van de horizon en zich daarna met gehoekte vleugels stortte op de veel grotere meeuw die zich rap uit de voeten maakte. Het was te ver om het te kunnen horen maar je kon je er het uitzinnig krijsen van beide combattanten bij voorstellen. Verder vlogen er voortdurend grote sterns boven zee, of over zee: de vraag was of het steeds dezelfde waren die rondhingen of steeds andere die allemaal naar zuid vlogen. In het tweede geval was er behoorlijk spectaculaire trek. Een paar dwergsterns, een zwartkopmeeuw, twee jan van genten, een groepje drieteenstrandlopers kortstondig op het strand en alweer wat regenwulpen langs vliegend: toch genoeg te beleven.
Om het af te sluiten hadden we een paar leuke reigersoorten in gedachten. Daarom naar de Zevenhuizerplas bij Rotterdam Alexander. Iemand vertelde ons daar wat een show de roerdompen er daar gisteren van gemaakt hadden. Er zitten er meerdere en twee waren er zowat met elkaar aan het vechten geslagen. Dreigend hadden ze bijna tegen elkaar aan staan schurken. Kwak had ze ook mooi gezien, vertelde ze, op dat stuk dood hout daar in die verre hoek van de plas. En woudaapje? Ja, woudaapje ook. De verhalen vlogen ons om de oren. We mochten misschien niet wensen dat we ze alle drie zouden zien (zij wel, gisteren), maar twee van de drie misschien? Nou vooruit, eentje dan, please? Nul uit drie, dat leek ons ronduit onrechtvaardig. Maar we zullen het ermee moeten doen.
18 augustus 2021
Die grote jager vloog weliswaar vrij ver maar herkenbaar naar zuid. De kleine jager hing geruime tijd vrij ver op zee rond en was af en toe zichtbaar. Onder andere zagen we hem een paar keer fanatiek achter een passerende meeuw of stern aan jagen. We zagen hoe hij zich los maakte van de horizon en zich daarna met gehoekte vleugels stortte op de veel grotere meeuw die zich rap uit de voeten maakte. Het was te ver om het te kunnen horen maar je kon je er het uitzinnig krijsen van beide combattanten bij voorstellen. Verder vlogen er voortdurend grote sterns boven zee, of over zee: de vraag was of het steeds dezelfde waren die rondhingen of steeds andere die allemaal naar zuid vlogen. In het tweede geval was er behoorlijk spectaculaire trek. Een paar dwergsterns, een zwartkopmeeuw, twee jan van genten, een groepje drieteenstrandlopers kortstondig op het strand en alweer wat regenwulpen langs vliegend: toch genoeg te beleven.
Om het af te sluiten hadden we een paar leuke reigersoorten in gedachten. Daarom naar de Zevenhuizerplas bij Rotterdam Alexander. Iemand vertelde ons daar wat een show de roerdompen er daar gisteren van gemaakt hadden. Er zitten er meerdere en twee waren er zowat met elkaar aan het vechten geslagen. Dreigend hadden ze bijna tegen elkaar aan staan schurken. Kwak had ze ook mooi gezien, vertelde ze, op dat stuk dood hout daar in die verre hoek van de plas. En woudaapje? Ja, woudaapje ook. De verhalen vlogen ons om de oren. We mochten misschien niet wensen dat we ze alle drie zouden zien (zij wel, gisteren), maar twee van de drie misschien? Nou vooruit, eentje dan, please? Nul uit drie, dat leek ons ronduit onrechtvaardig. Maar we zullen het ermee moeten doen.
18 augustus 2021
woensdag 18 augustus 2021
De stilte van augustus
Aan het eind van een doordeweekse zondag nog even naar het bos. Beukenburg, bij De Bilt. De verwachtingen zijn niet hooggespannen, augustus immers, en het hoeft ook niet, na waterrietzanger en zwarte ibis gisteren. Kwestie van nog effe buiten zijn, dat was er nog niet van gekomen vandaag.
Het was stil in het bos. Natuurlijk, in de verte hoorde je de autoweg, wind ruiste zachtjes door de bomen, het is wel Nederland hier, maar van de dieren in het bos, de vogels met name, geen enkel geluid. Of ja toch, even een roepje van een tjiftjaf. En een kekje van een bonte specht. Verder niets.
Het is de stilte van augustus. Ook als je dezer dagen in de polder bent, en daar ben ik nogal eens, meest stilte om je heen. Een rateltje van een karekiet uit het riet, wat gekwetter van een paar zwaluwen in de lucht, daarmee heb je het wel gehad. Het is een vorm van ongereptheid, die stilte, iets waaraan de mens niets heeft toe te voegen, dat de mens alleen maar kan bederven. En dat doet hij maar al te vaak, helaas, want stilte heeft geen economische waarde.
Er zijn natuurlijk plekken waar het anders is, waar ze waterrietzanger hebben of zwarte ibis, maar op de meeste plekken is weinig te beleven momenteel. Augustus is misschien wel de stilste maand van het jaar, wat de natuur betreft. De lente is allang voorbij en het kabaal van het voorjaar, dat zich soms nog wel tot in juli kan uitstrekken, is nu toch echt verstomd. En de drukte, de onrust van de herfsttrek is nog niet begonnen. Het is dood tij. Er beweegt niets, de natuur staat even stil. Stilte voor de storm en stilte na de storm tegelijk. Maar je wilt er niet om thuisblijven. En trouwens, het is ook wel lekker hoor, die ongedwongen stilte om je heen, niets dat je aandacht vraagt, gewoon buiten zijn, zonder ambities. Alleen maar zijn. Ontzettend Zen.
15 augustus 2021
Meer uit het Utrechtse: Morinel
Het was stil in het bos. Natuurlijk, in de verte hoorde je de autoweg, wind ruiste zachtjes door de bomen, het is wel Nederland hier, maar van de dieren in het bos, de vogels met name, geen enkel geluid. Of ja toch, even een roepje van een tjiftjaf. En een kekje van een bonte specht. Verder niets.
Het is de stilte van augustus. Ook als je dezer dagen in de polder bent, en daar ben ik nogal eens, meest stilte om je heen. Een rateltje van een karekiet uit het riet, wat gekwetter van een paar zwaluwen in de lucht, daarmee heb je het wel gehad. Het is een vorm van ongereptheid, die stilte, iets waaraan de mens niets heeft toe te voegen, dat de mens alleen maar kan bederven. En dat doet hij maar al te vaak, helaas, want stilte heeft geen economische waarde.
Er zijn natuurlijk plekken waar het anders is, waar ze waterrietzanger hebben of zwarte ibis, maar op de meeste plekken is weinig te beleven momenteel. Augustus is misschien wel de stilste maand van het jaar, wat de natuur betreft. De lente is allang voorbij en het kabaal van het voorjaar, dat zich soms nog wel tot in juli kan uitstrekken, is nu toch echt verstomd. En de drukte, de onrust van de herfsttrek is nog niet begonnen. Het is dood tij. Er beweegt niets, de natuur staat even stil. Stilte voor de storm en stilte na de storm tegelijk. Maar je wilt er niet om thuisblijven. En trouwens, het is ook wel lekker hoor, die ongedwongen stilte om je heen, niets dat je aandacht vraagt, gewoon buiten zijn, zonder ambities. Alleen maar zijn. Ontzettend Zen.
15 augustus 2021
Meer uit het Utrechtse: Morinel
maandag 16 augustus 2021
Na-de-vakantiedip?
Ik heb iets met die wat weemoedige weken eind juli, augustus als je net terug bent van vakantie en in eigen land de draad weer probeert op te pakken. Of eigenlijk hebben die weken iets met mij. Ik weet niet hoe het komt maar het overkomt me bovengemiddeld vaak dat in de weken na de vakantie alles me mislukt. Wat vogels betreft dan hè, laten we het niet erger maken dan het is. Dat ik alle leuke soorten misloop, op de meest onwaarschijnlijke manieren. Er rust een vloek op die eerste weken na de vakantie, lijkt het. Nou ja, een vloekje, laten we het niet erger maken dan het is. Een na-de-vakantiedip? Niet dit jaar graag. Dit jaar wilde ik dat niet laten gebeuren. Daarom vandaag, een mooie zonnige zomerdag, een dubbeltwitch gepland. Om dat vloekje uit te dagen: kom maar op als je durft. Dus allereerst met de trein naar Nijkerk en van daar per vouwfiets richting Nijkerkernauw, waar in een rietveld achter de dijk al enkele dagen een of twee waterrietzangers verblijven. Ter plaatse, nog ruim voor 8 uur dus ruim op tijd mocht ik hopen, waren al enkele vogelaars aanwezig waarvan een de vogel een half uur of zo eerder al enige tijd mooi in beeld had gehad. Mooi zo, zit er dus nog. Ik sta er nog maar een paar minuten als ik korte tijd een rietzangertje zie in de rietrand: helder geelbruin van kleur, een knoert van een middenkruinstreep, ik meen ook wel iets van streping op de rug gezien te hebben maar hij is alweer weg. Soms heb je geluk, want niemand van de andere aanwezigen ziet de vogel en daarna zien we alleen nog maar rietzangers, veel fletser, veel minder helder van kleur en niet één met een kruinstreep die ook maar in de buurt kwam van waterrietzanger.
Terug naar Nijkerk voor deel twee van mijn beoogde dubbeltwitch: trein naar Wezep en 11 kilometer met de vouwfiets naar polder Oosterwolde voor een daar al weken verblijvende zwarte ibis. Mijn laatste zwarte ibis was alweer twee en een half jaar geleden, dus die was wel een twitchje waard.
Op de desbetreffende plek, een plasdrasje met wat rietvelden rond de ondiepe watertjes, staan langs de weg twee auto’s waar de telelenzen uit naar buiten steken. Ik stop, zoek het water af en ben al bij de achterste rietrand aangeland als ineens van dichtbij een zwarte ibis opvliegt. Hij strijkt snel weer neer, laat zich even prachtig bekijken en vliegt weer op, vliegt naar achteren en verdwijnt uit beeld in het riet. De fotografen in hun auto’s zullen wel niet blij met me zijn geweest. Sorry nog, maar ja, ik heb nou eenmaal geen auto om me in te verschuilen.
Even later, als beide auto’s alweer een tijdje vertrokken zijn, komt zwibis weer tevoorschijn en loopt daarna geruime tijd prachtig nabij te foerageren. En trekt zich daarbij niets aan van mijn aanwezigheid. De na-de-vakantiedip is nog nergens te bekennen.
14 augustus 2021
Terug naar Nijkerk voor deel twee van mijn beoogde dubbeltwitch: trein naar Wezep en 11 kilometer met de vouwfiets naar polder Oosterwolde voor een daar al weken verblijvende zwarte ibis. Mijn laatste zwarte ibis was alweer twee en een half jaar geleden, dus die was wel een twitchje waard.
Op de desbetreffende plek, een plasdrasje met wat rietvelden rond de ondiepe watertjes, staan langs de weg twee auto’s waar de telelenzen uit naar buiten steken. Ik stop, zoek het water af en ben al bij de achterste rietrand aangeland als ineens van dichtbij een zwarte ibis opvliegt. Hij strijkt snel weer neer, laat zich even prachtig bekijken en vliegt weer op, vliegt naar achteren en verdwijnt uit beeld in het riet. De fotografen in hun auto’s zullen wel niet blij met me zijn geweest. Sorry nog, maar ja, ik heb nou eenmaal geen auto om me in te verschuilen.
Even later, als beide auto’s alweer een tijdje vertrokken zijn, komt zwibis weer tevoorschijn en loopt daarna geruime tijd prachtig nabij te foerageren. En trekt zich daarbij niets aan van mijn aanwezigheid. De na-de-vakantiedip is nog nergens te bekennen.
14 augustus 2021
Abonneren op:
Posts (Atom)