vrijdag 21 juni 2019

Uit het zuiden

Druk druk druk, afgelopen weekend. Na zo’n weekend heb ik soms iets van ‘nu even niet’. Dan kan ik me wel een vrije avond veroorloven, vind ik, een avondje thuis voor de buis. Lang duurt dat bij mij nooit. Vanochtend moest ik weer, vond ik, naar Nieuw Wulven waar gisteren zowel zuidelijk keizer- als zadellibel gemeld waren. Dan wel allebei geen vogels maar wel allebei tamelijk, en tot voor kort zelfs razend zeldzaam. Zuidelijke keizer is inmiddels alweer een aantal jaren min of meer een standaard zeldzaamheid: nog wel zeldzaam maar ieder jaar wel aanwezig. Zadellibel was tot vorig jaar nog een vrijwel ondenkbare soort voor Nederland, een Afrikaan waarvan er hooguit zeer incidenteel eens eentje in West Europa verzeild raakt. Maar vorige herfst was er ineens die sensationele invasie in onze contreien en werden ze met name langs de kust op diverse plaatsen gevonden. Dat was natuurlijk eenmalig, meenden we, maar nee: dit voorjaar duiken ze in het hele land op allerlei plekken op.
Zuidelijke soorten die almaar gewoner worden in noordwest Europa: we zien het ook bij vogelsoorten als bijeneter, steltkluut en cetti’s zanger. Hoezo klimaatverandering?
Eerst vond ik vanmorgen zuidelijke keizerlibel: een libel waarbij onmiddellijk de helderblauwe basis van het staartstuk opviel. Toen hij dichtbij langs vloog, want dat deed-ie af en toe, was duidelijk te zien dat dat blauw helemaal rond liep. Even later zag ik een andere libel. Oogde wat ieliger maar da’s geen al te betrouwbaar determinatiekenmerk. Maar wat opviel, of wat eigenlijk juist niet opviel, was dat je er bijna niets aan zag. Je moest echt heel goed kijken om te zien dat ook deze iets blauws had op de basis van het staartstuk. Als-ie dichtbij langs vloog, want dat deed-ie af en toe, was duidelijk te zien dat het een helderblauw zadel was dat alleen op de bovenkant zat: zadellibel! Een trofee waar je mee thuis kunt komen, al zal dat over een paar jaar ook wel weer voorbij zijn.

En waar had ik het nou zo druk mee afgelopen weekend? Nou, om te beginnen vrijdag met orpheusspotvogels. Ook al zo’n zuidelijke soort die steeds minder zeldzaam wordt. Maar dat er in de omgeving van Utrecht twee tegelijk opduiken, dat is nog steeds ongekend. Op vrijdagochtend werd er eentje gemeld bij Vleuten, dus toen het weer na een wat regenachtige ochtend wat was opgeklaard, meteen die kant op gefietst. Want een orpheusspotvogel in de eigen regio, die mag je natuurlijk niet missen. De vogel liet zich uitgebreid horen en af en toe ook aardig zien. Weer thuis, terwijl ik op de bank een beetje Schotland - Japan hing te kijken, belde Hans Russer: of ik gauw naar de Gagelpolder kon komen want hij dacht daar nóg een orpheusspotvogel gevonden te hebben. Nou beschouw ik de Gagelpolder als mijn achtertuin dus die kon ik al helemaal niet laten lopen. Het duurde wel even en ik dacht al, dit wordt niks meer maar na een half uurtje wachten in de inmiddels brandende zon begon-ie ineens te zingen. Een paar keer, telkens vrij kort dus eigenlijk nogal atypisch, maar onmiskenbaar. Bovendien liet-ie zich door de telescoop erg mooi zien. Op één dag twee orpheusspotvogels dus, in Nederland: nog steeds niet alledaags. Maar hoe lang nog?

Zaterdagavond hadden we een klassieker: nachtzwaluwexcursie met vogelwacht Utrecht. De Amerongse berg moest het gaan doen dit keer. Zon met nog wat nagekomen buienluchten die niets om het lijf hadden. Om zes uur op weg, dus we hadden nog heel wat tijd te besteden voor we aan nachtzwaluwen toe waren. Te besteden aan de Amerongse Bovenpolder. Allereerst aan het uitzichtplateau, waar ik de leukste soort misliep: toen een bosuil uit het struikgewas wegvloog, keek ik net even de andere kant op. Een wandeling rond het kasteel bracht ons in de polder bij enkele plasjes. Rietlandjes, slikjes en baltsende watersnip, tegenwoordig zeer vermeldenswaardig. Daarna naar de berg. Ruim op tijd stonden we op de hei. Lage zon. Zingende boompiepers. Zingende roodborsttapuit. Schemer spreidt zich vanuit de bosrand over de hei. Mistflarden hangen laag boven de vegetatie. Alleen roodborst zingt nog. Dan, ik heb net de eerste baltsende houtsnip opgepikt: nachtzwaluw. Van ergens op de hei klinkt dat aanhoudend gesnor. Vleugelgeklapper kondigt een naderende vogel aan en kort daarna vliegt die vlak langs ons heen, al gauw gevolgd door een tweede. Zo ontpopt de avond zich tot een magische, een bijna historische: nooit zag ik nachtzwaluwen mooier dan deze avond. Enkele keren vliegen ze dichtbij langs en ze laten zich waanzinnig mooi zien. Kleeddetails als de witte vleugelvlekken en de witte staarthoeken zijn prachtig zichtbaar en ook tonen ze die typische glijvluchten met geheven vleugels. En diverse keren zien we ze zingend zitten op een kale tak. Ja, het is een geweldige avond op de hei.
Als je op de verspreidingskaarten kijkt, is nachtzwaluw natuurlijk niet exclusief een zuidelijke soort. Toch ken ik hem goed uit Zuid-Europa en als soort die pas laat in Nederland arriveert is het wel een warmteminnaar en profiteert hij natuurlijk ook van de opwarming. Met nachtzwaluw gaat het dan ook tamelijk goed in Nederland. Alles wat uit het zuiden komt, doet het tegenwoordig goed in de Nederlandse natuur. Het is een prettige bijkomstigheid, maar wellicht ook een teken aan de wand?

18 juni 2019





Geen opmerkingen:

Een reactie posten