Dit keer eens niet een zeldzaamheid maar een mooi en traditioneel oer-Hollands verschijnsel: polders vol grutto’s die over elkaar heen buitelen en elkaar schreeuwend najagen door het luchtruim. Meer lente dan dat wordt het niet in Nederland. In het plasje aan de Korte Maatskade in de Eempolders vond ik gisteren een groep van zo’n 600. Af en toe gingen die op de wieken en dan klonk massaal hun baltsgeroep. Er zaten ook de nodige ijslandse grutto’s tussen, een soort turbo-grutto’s: net iets warmer van kleur, net iets fraaier getekend en trouwens ook subtiel anders van bouw. En, de naam zegt het al, afkomstig van IJsland. Blijven de wat fletser gekleurde vogels grotendeels in Nederland hangen, deze moeten nog een halve oceaan over voor ze aan broeden toe zijn.
Ook elders in de polder was de lente van de grutto al volop aangebroken. Tegelijkertijd heerste er nog de winter, winter van duizenden ganzen die nog de weilanden bevolkten. Mooie tegenstelling vind ik dat altijd, typisch voor het vroege voorjaar. Het is een botsing van jaargetijden.
Die ganzen, daarvan lijken er wel elk jaar meer te zijn maar grutto’s in de Hollandse polders, dat is rap een zeldzamer verschijnsel aan het worden. Het roept al bijna nostalgische gevoelens op. Herinneringen aan vroeger, aan, ja, aan polders vol grutto’s dus. Vroeg in het voorjaar heb je die nog steeds wel, als ze tijdens de trek massaal neerstrijken in de natste stukken land. Maar later, als de trek voorbij is en die grote groepen weer zijn vertrokken, en als veel van die natte stukken weer zijn opgedroogd, dan resten toch vooral weer lege polders waar je de grutto’s met een lantaarntje moet zoeken. Al moeten er plekken zijn waar ze ook dan nog volop vertoeven, want waar blijven anders al die duizenden vogels die dezer dagen op geschikte plekken pleisteren?
Het maakt wat weemoedig, die massale aanwezigheid, die bruisende polders in het licht van de lege weilanden later in de zomer. Dat heeft vast en zeker te maken met iets uit het verleden dat in het heden verloren dreigt te gaan. Maar dat hoeft het niet altijd te zijn. Soms is het moeilijk te begrijpen waar je nostalgisch van wordt en waarvan niet. Zo had ik vandaag ook zo’n vlaag van weemoed toen ik in de Gagelpolder een bosje sneeuwklokjes zag bloeien. Dat is toch nog geen zeldzaam verschijnsel aan het worden? Het zal ook wel met oud worden te maken hebben: meer verleden dan toekomst inmiddels. En dat verleden, dat staat inmiddels wel vast, dat kan niemand je meer afnemen. Wat je nog aan toekomst tegoed hebt, dat moet je nog maar afwachten. Dat is overigens geen exclusief voorrecht van de oudere jongere, of de jongere oudere zo je wilt. Mijn dochters, echt nog heel jong, luisteren tegenwoordig ineens weer af en toe in een vlaag van verstandsverbijstering met volle overgave naar K3. Terwijl ze op andere momenten toch een heel fatsoenlijke muzikale smaak hebben. Nostalgie, roepen ze dan, als je ze vraagt of ze daar onderhand niet te oud voor zijn.
6 maart 2017
Geen opmerkingen:
Een reactie posten