woensdag 10 september 2014

402: Oosterse vorkstaartplevier

IS DIT GEEN OOSTERSE!? schalde het in hoofdletters over Internet.
Oei!
Aanvankelijk had ik het geval nog heerlijk kunnen negeren. Maar de vogel op Tholen die eerst zo geruststellend als steppevorkstaartplevier was gemeld (wat een luxe dat je je om een steppevorkstaartplevier niet druk hoeft te maken), bleek rode ondervleugels te hebben. Gewone vorkstaartplevier dus. Nou is ‘gewone’ hier een relatief begrip want in Nederland is die nog nieuw voor me, dus dat is een soort die om actie vraagt. Maar was het geen oosterse? Oosterse vorkstaartplevier: die vraagt niet, die eist actie, want of je ooit een herkansing krijgt, is nog maar de vraag.
Oosterse vorkstaartplevier is een waar oriëntaals mirakel, een droomsoort. Minstens tien keer zeldzamer dan vorkstaartplevier, afkomstig uit het hele verre oosten en pas één keer eerder hier te lande waargenomen. Een soort met een geschiedenis in Nederland: de gelukkigen van toen wisten niet eens waar ze naar keken; het duurde zowat tien jaar voor de determinatie rond was. Zo lang duurde het dit keer niet: het wás een oosterse vorkstaartplevier! Maar de rust keerde terug: vogel was vertrokken nog voordat de meute ter plaatse was. Deze was voor maar heel weinig geluksvogels weggelegd. Voor alle anderen restte morgen een alledaagse maandag op kantoor. Dachten we.
Tot een melding laat op de avond: vogel was weer gezien, in het allerlaatste schemerlicht. Was er dus nog: ik moest morgen de hort op! Maar hoe? Tholen: veel slechter is er niet, voor een OV-twitcher. Probleem was ook: familie-etentje in een Amsterdams restaurant, en bovendien werd ik gekweld door een hardnekkige hoofdpijn. Voorlopig viel er dus helemaal niets te regelen.

Thuis bleek er toch iets te regelen. Afgesproken met Jan en Greet Witte: als-ie weer gemeld werd, kon ik meerijden. De volgende ochtend bleef het echter lang stil op de lijn. De vogel was blijkbaar alsnog vertrokken, want je hoefde er niet aan te twijfelen dat tientallen vogelaars vanaf het eerste ochtendlicht aan het zoeken waren. Dus dat werd toch een alledaagse maandag op kantoor. Dachten we.
Maar toen kwam de piep.
En dan spelen zich waarschijnlijk op vele plaatsen verspreid in het land soortgelijke taferelen af. Opwinding, haast, ineens wil je alles tegelijk doen: bellen naar de Witte’s, spullen bij elkaar pakken, paar boterhammen klaarmaken, niets vergeten en wegwezen.
In de auto naar Zeeland keerde wederom de rust terug. Het liep op rolletjes. Het asfalt zoefde vredig onder ons door en op gezette tijden was er een geruststellende piep: vogel nog ter plaatse. Voorbij Steenbergen echter leek ineens alles tegelijk mis te gaan. Wegen waren opgebroken en bruggen afgesloten en intussen was de vogel opgevlogen. ‘Opgevlogen richting Stinkgat, lijkt geland.’ Dat laatste om ons een hart onder de riem te steken. Nog niet alles was verloren. Maar de Tom Tom was intussen nutteloos geworden. We reden door, we keerden om, stonden vertwijfeld te puzzelen op een doodstil landweggetje en zochten naarstig naar een andere route. Waar zaten we? Waar moesten we heen?
De telefoon met Google maps bracht uitkomst, leve de moderniteit, ik weet niet of we er zonder gekomen waren. (Maar als je het begrip moderniteit maar ruim genoeg neemt, hadden we zonder niet eens van de vogel geweten en had ik gewoon een alledaagse maandag op kantoor meegemaakt. Al heb ik geen idee wat ik daar zonder moderniteit had uitgevoerd.) Terwijl Tommie ons telkens wilde laten omkeren en ons telkens de andere kant op stuurde, vonden we uiteindelijk toch de plek des onheils. Een overvolle parkeerplaats langs de weg. Auto’s kriskras geparkeerd langs een zijweggetje. En op de dijk tientallen vogelaars die door hun telescopen stonden te turen. Jong en oud, bekend en onbekend, allemaal op zoek naar die ene vogel tussen de kieviten langs de oever tegenover. Het kostte een hoop zweet en een hoop ongeduld maar uiteindelijk kwam alles goed: oosterse vorkstaartplevier in beeld!
Aanvankelijk zat dit zoveelste wereldwonder roerloos en met zijn rug naar ons toe half verscholen tussen de kieviten. Maar na een tijdje begon-ie te bewegen en zagen we hoewel vrij ver weg toch een heuse vorkstaartplevier. Een paar keer vloog-ie een stukje en daarbij kwamen soms ook de rode ondervleugels in beeld. En daar krijg je het als vogelaar heel erg warm van: dit was inderdaad geen steppevorkstaartplevier. Ontbreken van witte achterrand aan de vleugels maakte de puzzel compleet: oosterse vorkstaartplevier! Andere, subtielere kenmerken, noodzakelijk om de determinatie werkelijk hard te maken, waren voor ons niet weggelegd. Daarvoor was de afstand te groot. Maar we waren er gelukkig mee.

We waren vroeg weer terug in Maarssen, mijn reisgenoten moesten vandaag nog helemaal naar het hoge noorden. Om het af te ronden zelf nog een ommetje door mijn eigen polder gefietst. Er waren hier net zoveel kieviten als op Tholen. Maar aanzienlijk minder vorkstaartplevieren.

8 september 2014


Meer: Afrikaanse woestijngrasmus

Geen opmerkingen:

Een reactie posten