Het was tafeltje-dek-je de afgelopen week, wat zeldzame vogels betreft. Voor de liefhebber was het een overvolle snoeptrommel waaruit het voor wie daartoe gelegenheid had, mateloos snoepen was. Sommigen deden dat naar hartenlust en deden daarvan publiekelijk zo smakelijk verslag dat de noodgedwongen thuisblijvers zoals ondergetekende, er achter hun beeldschermen bijna diep ongelukkig van werden. Ik had dan ook dit weekend dringend behoefte iets van al dat moois in te halen. Buurman een nieuwe auto, ik ook een nieuwe auto, het is toch een van de krachtigste drijfveren van het menselijk handelen.
Dus zaterdagochtend met de trein naar Hoorn en met de fiets met windje achter de Hoornder ommelanden in. Nibbixwoude, Midwoude, Oostwoude, Twisk: het was weer zo’n streek waar een gewoon mens als-ie er niet woont niets te zoeken heeft. Voorbij Twisk echter de waterberging en daar zag ik ze staan: de vogelaars, kromgebogen achter hun telescopen.
Hij was lastig, werd me gezegd, en nu even uit beeld. Maar toen zat-ie ineens gewoon tussen de kieviten in het gras: steppenvorkstaartplevier. Ineengedrongen, tamelijk roerloos aanvankelijk en met de rug naar ons toe. Niet veel aan zo. Maar langzaamaan kwam hij tot leven en sprokkelde ik de mooie momenten bij elkaar. En uiteindelijk waren dat er voldoende om te spreken van een topwaarneming. Want af en toe zat-ie fier rechtop, hoog op de poten en met de kop naar ons toe. Af en toe strekte hij de vleugels, draaide zich eens om en holde achter een passerende hommel aan. En tenslotte ging-ie recht voor ons een stukje vliegen. Prachtig allemaal. Tot na enige tijd de hele groep kieviten inclusief steppenvorkstaartplevier op de vleugels ging en vorkstaart uiteindelijk ver achter de windmolens uit beeld verdween.
Terug naar Hoorn was de wind tegen, dat dan weer wel.
Zondag met de trein naar Den Helder Zuid en van daar met de fiets. Mooi zonnig. Af en toe wat wolkenvelden maar de hele dag geen druppel. Dat was alvast een eerste cadeautje, gezien de voorspellingen vooraf en de berichten van elders achteraf. Een nog veel mooier cadeautje was de grauwe franjepoot die ik zomaar ontdekte op een ondergelopen bollenveldje. Die was ik gisteravond nog niet tegengekomen tijdens mijn speurtocht op internet en dat achteraf toch al iemand me voor was geweest, deed aan het genoegen weinig af. Met verder krombekstrandlopers, twee kleine strandlopers, bonte strandlopers, een kanoet en twee drieteenstrandlopers, groenpootruiters, een zwarte ruiter en kemphanen was het sowieso een leuke plek om de dag mee te beginnen.
Hoofddoel vandaag was het stukje duinen ten zuiden van Den Helder met de naam Oude Vuilnisbelt, een oase van bosjes en struikgewas temidden van het verder kale duinland. Het is inmiddels een plek met een reputatie onder vogelaars, goed voor aardig wat zeldzaamheden de afgelopen jaren. Ik noem baard- en sperwergrasmus, een door mij jammerlijk gedipte daurische klauwier en natuurlijk de langstaartklauwier die half vogelend Nederland in jubel bracht en de andere helft in rouw dompelde. Dit keer was er een sperwergrasmus aanwezig, niet half zo zeldzaam als sommige voorgangers hier maar mijn enige eerdere geval, ook op deze plek, was niet zo denderend geweest en daarna was ik ‘m jaren achtereen misgelopen. Dus die wilde ik wel weer eens, en liefst beter dan de vorige keer. De vooruitzichten waren overigens niet overdreven gunstig: hij was maar door weinigen langer dan anderhalve tel gezien.
Van de sperwergrasmus dan ook vooralsnog geen spoor. Slechts paapjes, zwartkoppen, grasmus en (nou ja, ‘slechts’) een draaihals. Ik belandde op het wandelpad naast Johanna, vriendelijk en blond maar (maar?) met beide voeten stevig op de grond. Wel blond maar geen blondje, zeg maar. Dit was hét bosje, wist ze me te vertellen. Ze kon het weten want ze kende het hier goed, was hier kind aan huis en kwam er zowat elke dag. Ze zag dit dan ook een beetje als haar gebiedje, zei ze, had er ook de langstaartklauwier ontdekt, enkele jaren geleden. Kijk aan, een vrouw met geschiedenis, dacht ik. Ik was onder de indruk en bedankte haar nog hartelijk.
Bijna achteloos zei ze: ‘daar zit-ie hoor’, alsof dat maar gewoon was. Voor haar was het dat misschien ook, ze was hier immers kind aan huis, kwam er zowat elke dag. Maar voor mij was het helemaal niet gewoon.
Daar zat-ie inderdaad. En hoe! Open en bloot en volledig vrij zichtbaar zat hij hoog in het struikje: een onmiskenbare juveniele sperwergrasmus. Tijd gaat snel op zulke momenten. Geen idee of het een paar minuutjes waren of wel tien voor de vogel zicht terugtrok in het binnenste van de struik, maar het was lang genoeg voor een onvergetelijke waarneming van een sperwergrasmus, zo mooi als ik die waarschijnlijk nooit meer zien zal. Elk veertje, elk detail haarscherp. Elk lichte veerrandje aan dekveren en tertials, elke vage ribbel op onderzijde en flanken, die stoere kop met die forse snavel, door de telescoop op 50x paste het nauwelijks nog in het beeld. Voor mij toch de soort van het weekend. En dat dankzij Johanna. Eerst een langstaartklauwier en nu deze sperwergrasmus: ik sta voor eeuwig bij haar in het krijt.
31 augustus 2014
En dan nog deze: Bultruggentwitch
Geen opmerkingen:
Een reactie posten