Het was een weekend met twee gezichten: dat van het eiland en dat van de zee. Op het eiland was het stil. Het leek wel of de harde wind het had leeggeblazen, of anders hield het meeste wat er zat zich gedeisd. Het was stil in de bossen en stil in de duinstruwelen en in het krakende kreupelhout achter de zeereep, de duinvalleien waren meest leeg en de halfkale glooiingen leken tot aan de horizon verlaten. Natuurlijk, er zaten hier en daar wel wat lijsters of graspiepers. Eén bladkoning had ik, op het kerkhofje in het dorp, en twee beflijsters, maar verder niets dat het noemen waard is. Vruchteloos speurde ik de Oostervallei af, vruchteloos dwaalde ik door de Nieuwe Eendenkooi, en natuurlijk is het prettig om de Oostervallei af te speuren en door de Nieuwe Eendenkooi te dwalen, maar je hoopt daarbij natuurlijk wel op enige opbrengst en veel verder dan een paar goudhaantjes en één tjifje kwam ik niet. Je hoopt in oktober op een Waddeneiland altijd op explosies van lijsters, op goudhaantjes in ieder struikje, op roodborstjes die bijna aan je voeten scharrelen en op een paar spannende meldingen, maar vrijwel niets daarvan dit weekend.
Ook boven ons was het stil. Maandagochtend stond ik vanaf zonsopkomst anderhalf uur op de oostpunt van het eiland, aan de rand van de Oostervallei. Een keep die kwam aanvliegen en een bosje in dook was natuurlijk aardig, evenals die vijf koolmezen die ineens in een struikje opdoken en al gauw weer verder vlogen, maar een barmsijs, een kneu, een paar graspiepers en een bonte strandloper: op een gemiddelde oktoberochtend aan de Jacobssteeg zie je meer. Er vlogen ook wat koperwieken en kramsvogels, maar dat leken me lokale vogels.
De tegenstelling met zee kon vooral zaterdag niet groter zijn. Boven zee was het feest zaterdag. Het was dolle zaterdag, een geweldig spektakel. We hadden het al een beetje zien aankomen, gezien de voorspelde noordwest 5. Het werd zelfs noordwest 6 tot 7. Dus stonden we allemaal wel ergens over zee te turen, werden zowat bedolven onder het stuivende zand en wankelden onder de noordwester, maar dat betaalde zich wel uit! Jan van genten, tientallen, nee, honderden jan van genten. Waar je ook stond aan zee, er vlogen jan van genten, bijna in één lange, onophoudelijke stroom. En roodkeelduikers, zwarte zee-eenden, alken, zeekoeten, drieteenmeeuwen, af en toe een kleine jager. En bonte strandlopers: de ene zwerm na de andere raasde laag over de golven. Als één zo’n zwerm duizend vogels bevat, wat me niet onaannemelijk lijkt, vlogen er in anderhalf uur misschien wel twintig duizend bonte strandlopers langs.
Volop pap dus, maar ook heel wat krenten. En hoewel ik die lang niet allemaal heb kunnen meepikken, heb ook ik een aardige greep kunnen doen uit de goed gevulde voorraad aan krenten die deze zaterdag voorbij vloog. Een noordse pijlstormvogel bijvoorbeeld, al ’s-morgens vroeg aan het einde van de Badweg laag tussen de golven door. Daar ook een mooie donkere fase middelste jager over de branding. Dat was nog voor ontbijt in het hotel. Na een haastig ontbijt waarbij ik op mijn telefoon angstvallig de ontwikkelingen in de gaten hield, belandde ik op de zeereep bij paal 49, waar ik een redelijk comfortabel plekje vond, enigszins uit de wind en buiten bereik van het stuivende zand, en waar al gauw een geweldige grauwe pijlstormvogel vlak voor me langs over de branding vloog. Die staat dan wel geboekt als vrij algemeen, maar wat een heerlijke soort! Een kleine jager, drieteenmeeuwen en toen: vorkstaartmeeuw! Er waren er vanmorgen al diverse gezien dus ik zat er al op te hopen en daar was-ie dan, over zee naar zuid.
Allemaal echte zeevogels, soorten die iets van avontuur belichamen, die je een beetje deelgenoot maken van de mythe van de oceaan. Soorten die alleen bij harde aanlandige wind langs de kust verschijnen en verder ver buiten ons zicht over de wereldzeeën zwerven, achter de horizon in een wereld die ons niet meer toebehoort.
De soort van de dag had ik anderhalf uur later. Op de zeereep aan het eind van het Pad van Twintig zat ik te worstelen met de wind en met het stuivend zand toen ik boven zee een vogel ontdekte die tegelijk zo anders was en toch zo vertrouwd leek. Een pijlstormvogel, af en toe keilend aan lange, spitse vleugels en af en toe actief vliegend, leek te proberen naar zuidwest te vliegen maar met de stormachtige wind schuin tegen schoot dat niet erg op. Tijdens actieve vlucht viel de kalme, bijna bedaarde vliegwijze op, zo anders dan we kennen van onder andere noordse en vale pijlstormvogel. Maatje kleiner dan de vlakbij passerende jan van genten maar groot voor een pijlstormvogel. Bruine bovenzijde, wat noordse uitsloot, en witte onderzijde en ondervleugels, wat grauwe uitsloot. Maar stiekem had ik ‘m eigenlijk al herkend, heb er afgelopen zomer aan de Portugese kust immers honderden van gezien: kuhls pijlstormvogel!
Officieel moeten we spreken van kuhls, scopoli’s, kaapverdische of gestreepte pijlstormvogel, vier soorten die zonder ze onder de microscoop te leggen blijkbaar niet van elkaar te onderscheiden zijn. Maar kaapverdische en gestreepte zijn sowieso niet aan de orde, die komen nooit zelfs maar in de buurt van Europa, en scopoli’s is nog nooit in Nederland vastgesteld. Om even Wim Wiegant op de Dutchbirdingsite te citeren: ‘op basis van de statistieken van de vogels voor de Engelse zuidkust, zeg 8000 kuhls en 5 scopoli's pijlstormvogels, lijkt de kans iets groter dan ongeveer 99,9 % dat de in Nederland waargenomen vogels kuhls pijlstormvogels betroffen’.
Dat zou natuurlijk een hele wilde claim zijn, dus ik was blij dat drie kwartier later ook een kuhls pijlstormvogel werd gemeld, notabene drie kilometer naar het oosten en nog steeds vliegend naar west. Enkele onwaarschijnlijke scenario’s buiten beschouwing gelaten (er was sprake van twee kuhls pijlstormvogels of een van beide was fout gedetermineerd, of allebei natuurlijk) had de vogel zich blijkbaar gewillig door de wind laten meevoeren en was enkele kilometers verderop weer omgekeerd.
Daarmee was de koek nog niet op. Na een ploetertocht door de duinen en een bezoek aan de Kroon's polders en omstreken stond ik uren later op het strand bij Dam 6 vergeefs te wachten op de vaaltjes die inmiddels ook langs de kust aan het trekken waren, toen ik een noordse stormvogel ontdekte die verwoede pogingen deed om naar zuidwest te vliegen maar daar nauwelijks in slaagde. En hij was nog maar nauwelijks uit beeld toen een spannende jager kwam aangevlogen, een licht ding, zowel in kleur als in postuur. Hij vloog vlak langs me heen over de branding: een slanke, bijna tengere jager met smalle vleugels, overwegend koude kleuren, een lichte kop, fraai zebrapatroontje op de staartdekveren en iets minder uitgesproken op de ondervleugels (maar steeds met witte grondkleur) en wit op de bovenvleugel beperkt tot een stuk of twee witte schachten langs de vleugelboeg. Een kleinste jager uit het boekje.
Het was een historische zeetrekdag die DT2 kleur had gegeven. Maar voor wie niet zo van zeetrek houdt, was het best een saai weekend geweest.
16 oktober 2023
Meer Deception tours: De verhalen van DT3
Geen opmerkingen:
Een reactie posten