Een zondagochtend in juni. De zon scheen af en toe wazig tussen de brede wolkenvelden door. Het was een milde zomerochtend en de voorspelde zware buien waren nog in geen velden of wegen te bekennen. Werkzaamheden van de NS rond station Utrecht maakten voor mij als OV-vogelaar zo goed als elke verdere bestemming tot een overlevingstocht. Kortom, het ideale moment om weer eens mijn eigen achtertuin (in zeer ruime zin, onze tuin meet feitelijk niet meer dan enkele vierkante meters) met een bezoek te vereren: de polders rondom Tienhoven. De weilanden, de boomlanen aan de horizon, de ruige slootkanten, de plasjes en de drassige terreintjes, ze smaakten me goed. Wat me vooral opviel: zo ontzettend veel stukken polderland die er nog ongemaaid bij lagen. Overal zeeën van hoog en wuivend gras in verschillende tinten groen en af en toe rood van de zuring. Subtiele kleuren, subtiel golvend in de wind, zo verschillend van het strakke, kort gekapte groen dat we gewend zijn. Prachtig! Nieuw beleid? De grutto’s en de tureluurs gedijden er in elk geval goed bij. Geregeld zag ik de grutto’s elkaar luidruchtig najagen in de lucht, al jaren een steeds schaarser natuurverschijnsel. Ook de tureluurs waren vrij talrijk rond de nieuwe plasjes en drasjes in de Bethunepolder. Dat smaakt natuurlijk naar meer en je stelt je dan al gauw allerlei mooie soorten voor. Zomertalingen, watersnippen, kemphanen, maar uiteindelijk moest ik genoegen nemen met een paar kleine plevieren, wat slobeenden en wat krakeenden. Af en toe zong een graspieper. Wie weet keert op deze manier ooit de veldleeuwerik terug. Zou een mooi begin zijn.
Maar verder geen klachten hoor. Toen ik ineens een paar schattige kopjes boven de vegetatie zag uitsteken, was mijn ochtend volmaakt: jonge grutto’s in een bed van vers gras.
29 mei 2016
Meer uit het Utrechtse: Groenling
Geen opmerkingen:
Een reactie posten