Niet zonder ongeduld maar met een betrekkelijk gerust gemoed zaten
we in de trein van Utrecht naar Leiden Lammenschans. De gisteren door Adri de
Groot in het polderland bij Zoeterwoude gevonden bonte tapuit was vanmorgen
teruggevonden en bovendien was de plek nu bekend. Dat moest bijna wel goedkomen.
Na drie gemiste lifers op rij de afgelopen weken die alle drie maar één dag
hadden willen blijven, eindelijk weer eens een nieuwe soort op de lijst. En
eindelijk mijn eerste bonte tapuit. Elke soort heeft een geschiedenis, iedereen
heeft er wel een soort verhaal bij. Wat bonte tapuit betreft: dat ik ‘m tot nu
toe altijd nog had weten te missen, was al een verhaal op zich. Natuurlijk, hij
is zeldzaam zat maar vorig jaar zijn er bijvoorbeeld nog drie gezien. Alle drie
waren echter na één dag alweer vertrokken: eentje op verboden terrein in de
duinen en eentje op een onbereikbaar eiland. Voor de derde ben ik nog helemaal
naar noord Friesland gereisd. Vergeefs.
Maar deze moest lukken.
Het was de aanloop naar weer zo’n nationaal evenement
voor vogelaars dat ons in staat stelt even te ontsnappen aan de dagelijkse
sleur. Wie daartoe in de gelegenheid was, op deze doordeweekse dinsdagochtend,
kon even de beslommeringen van kantoor achter zich laten en ook zonder bonte
tapuit is dat een feest. Waarom hebben we daar eigenlijk een bonte
tapuit voor nodig?
In Leiden Lammenschans met de fiets de ommelanden in.
Zon, klein beetje wind tegen en zacht voor de tijd van het jaar. De weg wees
zich vanzelf. Zoeterwoude was gauw gevonden en van daar wisten we het wel. Bovendien
was het groepje mensen bijeen temidden van het platste polderland een niet te
missen baken en ook de berg van slootafval was al van verre zichtbaar.
Duidelijker konden we het ons niet wensen. En bij aankomst zagen we al meteen
het vogeltje opvliegen: eindelijk mijn eerste bonte tapuit.
Waren alle twitches maar zo gemakkelijk, zo recht toe
recht aan: in één keer de plek gevonden en meteen de vogel in beeld. Zo gaat
het lang niet altijd. Maar deze werkte in alle opzichten voorbeeldig mee. Hij
leek geen enkele schroom te kennen en trok zich niets aan van de tamelijk
massale, middels vervaarlijke apparatuur nadrukkelijk op hem gerichte
belangstelling. Terwijl die belangstelling er toch behoorlijk dreigend uitzag (want
kent een bonte tapuit het verschil tussen een geweerloop en een telelens?),
foerageerde de vogel onverstoorbaar op en vanuit de berg afval die al van verre
zichtbaar was geweest en geregeld liet hij zich zo adembenemend mooi zien, dat
je voor even de algehele onvolmaaktheid van het al vergat. Het was een tamelijk
rusteloos beestje maar toch gaf-ie ons telkens de gelegenheid ‘m uitvoerig en
van dichtbij te bewonderen. En hij was prachtig. Voor een gewone toeschouwer
misschien gewoon een vogeltje, maar voor een vogelaar een eerste winter
mannetje bonte tapuit: zeldzaam, pas de negentiende voor Nederland. Rossige
borst, gesleten (nou ja, zo oogde het, in werkelijkheid was het precies
omgekeerd: slijtage zou te zijner tijd glanzend zwart tevoorschijn toveren maar
nu nog) vaal zwarte keel en grauwbruine bovendelen waarin een zweem van zwart
zichtbaar was. Onmiskenbaar. Een heerlijke belevenis. Zo nutteloos, waar is dat
toch goed voor? vroegen we ons niet voor het eerst af, maar zo heerlijk. Weer
een weekje een gelukkig mens. Ja, daar is dat dus goed voor.
En dat op de elfde van de elfde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten