Sinds mensenheugenis kennen we in de westerse cultuur een tientallig stelsel. We tellen tot tien en dan beginnen we opnieuw: tien plus een, tien plus twee enzovoorts. En zijn we bij tien plus tien, dan beginnen we opnieuw opnieuw: twee keer tien plus een, twee keer tien plus twee enzovoorts. Tien keer tien is in dit getallenstelsel extra bijzonder: niet alleen beginnen we opnieuw bij een, ook de tientallen beginnen we opnieuw te tellen: tien keer tien plus een, tien keer tien plus twee enzovoorts, en dan tien keer tien plus tien plus een, tien keer tien plus tien plus twee enzovoorts.
Er zijn oude culturen die een tweetallig stelsel gebruikten en voor hetzelfde geld hadden ook wij het anders gedaan. Een achttallig stelsel was bijvoorbeeld een aardige kandidaat geweest, immers: een - twee - vier - acht - zestien. Een mooi rijtje, al had zestien dan natuurlijk twintig geheten. In zo’n getallenstelsel waren de honderdtallen niet bijzonder geweest, althans, niet de aantallen die ze nu vertegenwoordigen. 64 was dan honderd geweest, en 128 tweehonderd. In zo’n getallenstelsel had ik tot gisteren 617 vogelsoorten gezien in Nederland. Een mooi aantal, maar niet speciaal.
Maar we hebben een tientallig stelsel dus ik stond tot gisteren op 399 soorten, op de drempel van het Walhalla, van de hemel voor vogelaars. Nog eentje, en ik zou er helemaal bij horen.
En gisteren werd die ene gemeld: bruinkopgors te Westkapelle. Eind van de ochtend ontdekt maar daarna urenlang zoek. Dat wordt niks meer, dacht ik, en we gingen naar de film. Maar toen ik om 9 uur ’s avonds de bioscoop uit kwam (The Grand Budapest Hotel, erg leuke film, aanrader) en mijn telefoon weer aanzette, twee, drie, nee, wel vier alerts. Ik zag de bui al hangen: bruinkopgors teruggevonden.
Op zo’n moment is er bij mij altijd even een korte aarzeling: ‘nee hè, moet ik nou weer …’, maar natuurlijk moest ik weer, en de volgende ochtend zat ik in de trein naar Middelburg en daarna op de fiets naar Westkapelle. En stond om één uur op Erika, vermaarde zeldzaamhedenmagneet op zowat de meest westelijke plek van Nederland. Tussen de omvangrijke verzameling rommel die op het opslagterreintje was samengebracht, stond ik met tientallen vogelaars te wachten tot de vogel zich liet zien. Dat duurde nogal. Ik stond er anderhalf uur en begon me al af te vragen hoe laat de laatste trein in Middelburg gaat waarmee ik vandaag nog terug in Utrecht zou kunnen komen, toen ons het gerucht bereikte dat de vogel zich aan de andere kant van het terrein had laten zien. Ook daar werd ons geduld nog even op de proef gesteld. Het eerste wat ik daar van de vogel meekreeg was het opgewonden geroep naast me: ‘daar zit-ie, daar zit-ie’, maar helaas was-ie verdwenen voordat ik ‘m gevonden had. Het tweede was een vogel die ik in een flits in het struikgewas had zien verdwijnen, waar ik niks aan had gezien maar waarvan men zei dat-ie het geweest was. Maar even later vloog-ie mooi herkenbaar dicht langs ons heen. En tenslotte zagen we ‘m (bijna) allemaal geruime tijd mooi vrij dichtbij in de rand van het struikgewas. Bruinkopgors was binnen, en tot volle tevredenheid van alle aanwezigen!
Vierhonderd dus! Althans, volgens de telling van de Dutch Birding Association. Op Waarneming.nl sta ik nog maar op 399. Daar wordt de siberische braamsluiper nog niet meegeteld. Of zelfs nog maar op 396 als ook noordse, engelse en rouwkwikstaart niet meetelt. Allemaal volgens sommige instanties geen aparte soort en volgens andere, met name de Nederlandse CSNA, wel. Het geeft wel aan hoe wankel mijn pas verworven status nog is. Er hoeven alleen maar nog een paar soorten te worden samengevoegd (naast de kwikstaarten zijn barmsijzen en rot- en rietganzen goede kanshebbers) en nog een soortje afgewezen te worden door de CDNA (rode rotslijster?), en ik sta zo weer op de 390, 606 in het achttallig stelsel, ook een mooi getal natuurlijk maar ik kan dus voorlopig de verrekijker nog niet aan de wilgen hangen. De hoop en de verwachting is dat ik de komende jaren de afname net kan compenseren met een paar fijne nieuwe soorten. Met een beetje geluk bereik ik dan nog een paar keer opnieuw de vierhonderd en mag ik telkens opnieuw een feestje vieren.
Dit alles natuurlijk voor wat het waard is. In een anderstallig stelsel had het allemaal niets betekend.
24 juli 2014
Meer: Oosterse vorkstaartplevier
Leuke stukjes. Geeft het vogelen nog iets extra's (al houd ik zelf eerder mijn toplijst Planten met argusogen in de gaten).
BeantwoordenVerwijderenDie spreuk "wie meewind zaait zal tegenwind oogsten" is het onthouden waard.