dinsdag 29 juli 2014

Lissabon, 4 juli 2004

Aan alles kon je vandaag de aanstormende gebeurtenis van de komende avond, dit keerpunt wellicht in de Portugese geschiedenis zien aankomen. Aan de vlaggen die wapperden uit passerende auto’s, soms met twee tegelijk terwijl de duimen triomfantelijk door de raam­pjes omhoog staken alsof het lot al bezegeld was. Aan de vlaggen die voor de ramen hingen, in sommige flats raam aan raam. Aan de vlaggen om de fans en zelfs rond goed gevulde vrouwenbillen die door de stad liepen. En aan de Portugese shirts en de Portugese sjaaltjes die mensen droegen en die op alle straathoeken te koop waren. Alles in groen en rood. Zelfs in de plecht­statige schemer van de kathedraal waren Portugals kleuren terug te vinden.

Lissabon was, dat kon zelfs de grootste voetbalhater niet ontgaan zijn, in de ban van het EK-voet­bal en dan vooral van de finale van het EK-voet­bal, vanavond in het Estadio da Luz: Portugal tegen het arme Griekenland. De stad zinderde ervan. In stoeten trokken de supporters door de stra­ten, joelend en juichend en fluitend op hun door sponsors uitgedeelde fluitjes. Euforisch was de sfeer die ze creëerden, de Portugezen én de Grieken, uitzinnig, in elk geval blij. Geen wanklank, zelfs niet van die ene voetbalhater: het was gezellig in Lissabon.
Vanaf het Castelo San Jorge kon je het kabaal uit de diepte van de benedenstad horen opstijgen. Gejuich, massaal gezang en getoeter, het steeg op van alle straten en pleinen van A Baixo. Van het Praça do Commercio, van het Praça da Figueira en van het Rossio, van de Rua Augusta en al die andere anders zo eerbiedwaardige pleinen en avenues die vandaag waren overspoeld door de patatcultuur van de voetbalfans. Ook de burcht, anders zo’n oase van rust, ontkwam niet aan deze cultuurschok. Ook hier liepen de toeristen gekleed in het groen en rood of, soms, in het blauw en wit van de Grieken. Soms ook samen, zij aan zij, alleen maar blij om de wedstrijd van vanavond, die ongetwijfeld gewonnen ging worden, en die het helemaal niet uitmaakte dat de een Por­tugees was en de ander Griek.
Hopelijk is dat na de wedstrijd, als één van beide verloren heeft, nog steeds zo.

’s-Avonds in een barretje in een wijkje aan de rand van de binnenstad ondergingen we de finale.
Samen met de Portugezen in een Portugese bar zagen we Portugal van Griekenland verliezen; beleefden we de triestheid mee van het ‘nét-niet’ (ons Nederlanders maar al te bekend); deelden we de teleurstelling van de Portugezen. Kun je nauwer met de Portugezen verbonden zijn?
Elf Grieken tegen een heel land, en de elf Grieken houden stand! De mannen in de kroeg, de verbijstering die hun gezichten in bezit neemt, die hun trekken vervormt, hun wanhopig geschreeuw, hun machteloos gebaren naar de televisie, de ontreddering, en de berusting, langzaamaan de berusting die over hun gezichten trekt want de Grieken houden stand, zoals in lang vervlogen tijden de oude Grieken standhielden tegen een nog veel grotere overmacht van Perzen: een nieuwe mythe is geboren.
De vrouw van de barman zat, bijna demonstratief ongeïnteresseerd en onaangedaan, achter de bar een damesblaadje te lezen. Zelfs diep in de tweede helft, toen de tijd drong en heel Portugal smeekbedes richtte tot elke god die maar te binnen schoot (die hebben ze natuurlijk niet zoveel als de Grieken, vandaar wellicht ...), zelfs toen wijdde ze geen enkele blik aan het gebeuren op de televisie in de hoek van de bar. Superieure desinteresse.
Maar helaas: geen feest vanavond.

4 juli 2004


Meer buitenlandse zaken: Gedachten

Geen opmerkingen:

Een reactie posten