Mensen maken overal een competitie van. Dat heeft, neem ik aan, iets van doen met de menselijke natuur. Vooral die van mannen natuurlijk. Het ligt dus voor de hand dat ook onder vogelaars, immers grotendeels een mannetjeswereld, die competitiedrang af en toe aan de oppervlakte komt. De vogelaar als jager, nietwaar? Zo is op de website van Dutchbirding de lijst te vinden van vogelaars met de meeste soorten in Nederland achter hun naam. Toppers nemen die lijst erg serieus. Zelf ben ik met mijn 366 soorten nog lang geen topper. Eigenlijk ben ik ook niet zo van competities. De enige competitie waaraan ik fanatiek meedoe, is die met mezelf. Een (nog!) betere vogelaar worden is middel, doel en hoofdprijs tegelijk. En dan helpt het wel om samen met ervaren vogelaars mee te doen aan de Top of Holland birding race: met tientallen vogelaars een dag lang vogelen in Groningen, Friesland en Drenthe en wie de soort van de dag heeft ontdekt, heeft gewonnen.
Al om 6 uur in de ochtend stonden we bij de Zwarte Haan aan het wad. Hoog water net voorbij, grijs en druilerig en nog schemerig: dat beloofde voorlopig niet zo heel veel goeds. Maar ach: in de buurt mooie groepjes rosse grutto’s, bonte strandlopers, kanoeten en zilverplevieren, allemaal in zomerkleed. Regenwulpen tussen de scholeksters vooraan en ook geregeld langs vliegend. Drie kleine flamingo’s op het wad. En een stuk of duizend brandganzen verderop op de kwelder. Genoeg te genieten. Al zat de prijswinnaar er niet bij. Ook de kleine flamingo’s niet, want hoewel er voorzichtige geluiden klinken dat ze heel misschien toch van wilde herkomst zouden kunnen zijn, in Spanje duikt de soort immers tegenwoordig geregeld op, maar: geen nieuwe vondst natuurlijk.
De grote meute zat net te ver weg om fatsoenlijk te kunnen determineren, maar dichterbij vertoonden zich enkele zwarte ruiters, kluten, groenpootruiter en oeverloper, onder meer. Drie naar het oosten passerend bruine kiekendieven brachten nog even wat leven in de brouwerij. Onder andere de drie flamigo’s waren fraai zichtbaar, in vlucht roze afstekend tegen de grijze hemel. Mooi. Verder leverde dat geen nieuwe gezichtspunten op.
Na ontbijt in ons één-nachts pensionnetje in St. Jacobiparochie (St. Jabik zeggen de Friezen), begonnen we onze tocht. We hadden voorlopig voor zuidwest gekozen, weg van de drukte rond de Lauwersmeer, in de hoop dat de Friese IJsselmeerkust ons enige verrassingen zou opleveren die niet al door anderen voor onze voeten waren weggemaaid. Maar helaas: veel miezer, weinig vogels. We kwamen niet veel verder dan wat kemphaantjes bij Harlingen, en krooneend, tapuit en oeverlopers in de Makkumerwaard. Ook met onze sijs op het Kornwerderzand maakten we natuurlijk geen schijn van kans op de dure verrekijker die de winnaar in het vooruitzicht was gesteld. Intussen zweeg de radio: geen berichten die ons dan wel geen verrekijker, maar wel een fijne soort zouden kunnen opleveren.
Wel, bij de Workumerwaard, een reuzenstern rustend op een zandbank op het ijsselmeer: de leukste soort van de ochtend, maar wel al voor ons ontdekt. Ook hier verder geen spektakel, en bovendien serieuze regen. Wat nu?
Uiteindelijk sloten we ons dan maar aan bij de meute die het Lauwersmeer en omgeving als jachtgebied had verkozen. De kans op een prijswinnaar was daarmee zo goed als verkeken, want die waren natuurlijk allemaal al vóór ons ontdekt, maar leuke soorten bracht ons dat wel. Eindelijk. Ook al viel, daar was iedereen het over eens, de Lauwers een klein beetje tegen: bijna overal hoog water en daardoor betrekkelijk weinig steltjes, toch meestal de hoofdattractie van het gebied. Maar: wél een ross’ gans tussen duizenden brandganzen op de akkers aan de westkant van het gebied. En vanaf het noordelijk uitzichtpunt in de Ezumakeeg zicht op tientallen eenden waaronder mooie zomertalingen en pijlstaarten, op kluten, smienten, foeragerende dwergmeeuwtjes en meer. Ineens was ook een groep van een stuk of honderd kemphanen ter plaatse en daartussen vonden we, rondtollend in het water, een mooie grauwe franjepoot. Ook geen prijswinnaar want de afgelopen dagen al vaker gezien, maar toch heel leuk. Ik herinner me nog goed de tijd dat een franjepoot voor mij wel degelijk een echte hoofdprijs was.
Geen prijswinnaar maar wel heel leuk was ook de amerikaanse wintertaling die zich elders in de Keeg mooi liet bekijken. De kans op de verrekijker hadden we toen al uit ons hoofd gezet want: blonde ruiter ergens ver weg in Groningen. De vermoedelijke soort van de dag lieten we aan ons voorbijgaan: geen trek om wéér een uur in de auto te gaan zitten, na de anderhalf uur die het ons gekost had om vanuit zuidwest Friesland de Lauwersmeer te bereiken. Dus wij vogelden lekker door in de Keeg: nog meer kemphaantjes en enkele regenwulpen en aan de andere kant een stuk of tachtig goudplevieren. In de Bantpolder: alweer een stuk of (twee?) duizend brandganzen, deze keer met een roodhalsgans ertussen. Langs de waddendijk aan de oostkant van het gebied, waar uit een plasje met ook een paar lepelaars vele tientallen tureluurs en zwarte ruiters overvlogen richting wad. En in de akkers ten oosten van de Lauwers die na enig zoeken MIJN soort van de dag opleverden: vier schitterende morinelplevieren niet ver weg in de kale klei. Een soort van droomwaarneming voor mij: morinelplevier is redelijk ondervertegenwoordigd in mijn waarnemingenbestand en zo’n heerlijk groepje adult zomervogels zo dichtbij op de akker had ik nog niet eerder gezien. Een buitenkansje.
Ronden we af met het Jaap Deensgat, met veel kwikstaarten op het droge waaronder enkele noordse, en veel bontbekplevieren plus enkele bonte en kleine strandlopers, zwarte ruiters en meer in het natte. En met, tenslotte, een bitter koud uurtje in de noordenwind op de waddendijk bij de Bantpolder in afwachting van hoog water. Het was lijden. Mei? Februari was het! Ik was al behoorlijk winters gekleed maar had graag nog een extra laagje gewild. Maar zoals dat dan hoort: we werden daar wel voor beloond. Weliswaar niet met een mega, niet met een potentiële prijswinnaar, maar wel met een fraaie blik op de vele steltlopers die zich verzamelden op een zandbank kort voor de kust. Duizenden bonte strandlopers, duizenden bontbekplevieren, enkele fraaie krombekstrandlopers, drieteenstrandlopers, kleine strandlopers, kanoeten, zwarte en groenpootruiters, rosse grutto’s, regenwulpen, kluten en meer. Het was, zeggen we dan tegen elkaar, een mooi besluit. Waarna we ons mochten voegen bij de meute in het warme restaurant Lauwersland waar ook de verliezers een lekkere warme maaltijd wachtte. De verliezers die, zoals altijd, in de meerderheid waren.
8 mei 2010
Geen opmerkingen:
Een reactie posten