dinsdag 12 november 2024

Haarlerberg

Je kunt er natuurlijk van alles van denken. Bijvoorbeeld dat je eigenlijk staat te kijken naar een paar Zweedse kippen, je zou je er bijna voor schamen. Want de oorspronkelijke populatie hier is alweer een aantal jaren geleden uitgestorven en sindsdien zijn ze bezig met behulp van Zweedse vogels een nieuwe populatie te introduceren. Tot nu toe met weinig succes. Een exoot dus, zeggen de critici. Maar dat gezegd hebbende: het blijven gave beesten, en bovendien op een prachtige plek. En ik had wel weer eens zin in ze en meer reden heb ik niet nodig om voor het eerst in pakweg vijftien jaar weer eens de reis te ondernemen naar Nijverdal en naar de Haarlerberg voor de laatste korhoenders van Nederland. Als je ze zo nog mag noemen tenminste.
Machtige glooiingen van woeste gronden, een rijzen en dalen van uitgestrekte heidevelden waar her en der een bosje of een struikformatie uit omhoog steekt, omkaderd door verre bosranden die oplosten in de grijsheid van vandaag. Bosranden in prachtige herfsttooi, gouden glinsteringen van het laatste gebladerte dat nog aan de bomen hing. Ja, alleen al het decor was voldoende om deze grijze en kille, zonloze herfstdag aan te besteden. Ik nestelde me op wat klaarblijkelijk de juiste uitkijkpost was, een picknickbank met voortreffelijk uitzicht op die machtige glooiingen en die bosjes en struikformaties die her en der uit de hei omhoog steken, en ging op zoek. De eerste korhoen werd me al meteen aangewezen: een vaag mannetje in zijn eentje in de top van een half kaal struikje bovenop een helling. Ver weg en tegen de lucht als achtergrond: veel details waren er niet aan te zien maar de contouren waren onmiskenbaar. Even later vond ik er zelf eerst twee en kort daarop ook een derde in de top van een ander struikje, iets dichterbij en wat lager op de helling, tegen een donkere achtergrond, waardoor veel meer details zichtbaar waren. Onder andere de gespleten staart, de witte tekening op het zwartblauwe lijf en het rood op de kop waren prima te onderscheiden. Tenslotte zag ik er ook nog eentje over de hei vliegen. Verder had ik niets meer te wensen.
Prachtige plek, prachtige vogels (er vertoonden zich ook nog een man blauwe kiekendief en een klapekster, grijsheid alom dus) maar een andere kwaliteit van deze plek was de stilte. Af en toe vloog er een kwetterende groep kramsvogels over, af en toe piepten wat goudhaantjes in het bos achter me maar tussendoor was het volmaakt stil. Het overkomt me niet vaak en zeker in Nederland niet, dat ik heel goed probeer te luisteren en gewoon helemaal niks hoor. Een verademing in deze onrustbarende tijden.

Ook nog aan de andere kant van Nijverdal op het Wierdense veld geweest. Een heel ander soort landschap maar ook hier zo stil, ook hier zo sereen. Afgezien van de gakkende ganzentroep in een hoek van het terrein. Het was amper drie uur maar het oogde al als late namiddag. Nee, echt wakker werd deze dag nooit. Desondanks spatte het geel van de veengraslanden alsof daaronder toch de zon nog scheen. Kraanvogels kon ik niet vinden, maar wel opnieuw een mooie man blauwe kiekendief en dat is altijd een cadeautje.

10 november 2024


Mijn weblogkasteel








vrijdag 25 oktober 2024

Vlieland DT3

Vrijdag was er mist. Bij vertrek uit Harlingen zag je nog net daken van huizen, scheepsmasten en de kerktorenspits boven de mist uitsteken. Vanaf de boot hield soms vanaf een meter of 50 de wereld op te bestaan en op Vlieland dreven af en toe de flarden over een windloos eiland waar herfstkleuren flakkerden in het gedempte licht.
Zaterdagochtend was er regen en daarna was het droog en scheen zelfs geregeld de zon. Prima weer dus al met al maar mist, regen of zonneschijn, op het eiland was en bleef het stil. Er zat helemaal niks en er vloog niks. Nou ja, wel iets natuurlijk. Af en toe een zingende roodborst of een piepend goudhaantje, een enkel groepje vinken hier en een handvol lijsters daar, maar verder was het stil in de bossen, stil in de duinen en stil in de lucht boven ons. Behalve de graspiepers, die vlogen wel af en toe maar hoe ik ook mijn best deed, ik hoorde er niets spannends tussen. Soort van het weekend was dan ook een nachtvlinder. Wel een hele bijzondere: doodshoofdvlinder, gevonden in de noordoostelijke zeereep. Een zeldzaam ding, afkomstig uit veel warmere streken, dat opvalt door een afbeelding op zijn rug waar met enige fantasie wel een doodshoofd in te herkennen is.
Stil dus, en bijna saai. En toch weet ik nu al dat ik er straks met weemoed aan zal terugdenken. Aan de zandpaden die langs muren van zwijgzaam kreupelhout in het oneindig duinland verdwijnen. Aan het bos rond de Oude Eendenkooi of in Bomenland waar af en toe boven je het roepje van een koperwiek klinkt of wat roepjes van meesjes aan het gebladerte ontsnappen. Aan de wouden van struweel, tegen de zeereep aangeplakt, waar het zo fijn zoeken is naar schaarse trekkertjes, ook al vonden we er geen. Aan de fietspaden die dansen door de buitenste duinen, op en neer en heen en weer langs de zeereep, en die soms ineens over de zeereep heen uitzicht bieden op de zee daarachter. Aan de jan van genten boven zee. Aan de vogelaars die overal in groepjes door de duinen struinen, vergeefs op zoek, en hun fietsen die in bosjes bijeen geparkeerd staan langs het fietspad, vaak met de statieven in de fietstassen. Aan de vuurtorens die aan de horizon gekluisterd staan en in het donker verre lichtsignalen uitzenden vanaf andere eilanden, andere werelden. Ook aan de avonden alleen op mijn hotelkamer, lekker in mijn eentje mijn eigen gang gaan, met een filmpje of een boekje. En aan Kokar de zaagbek die ook dit weekend weer van de partij was op de ijsbaan. Maandagochtend, toen-ie weer druk aan het sjansen was met een vrouw wilde eend, hoorde ik hem zelfs herhaaldelijk zijn baltsroep knorren.
Ja, je kunt niet anders dan genieten van zo’n eiland, dat voelt bijna als een verplichting. Als je door het duinland loopt, ook of misschien wel juist bij mist en bij regen, en wat loopt te somberen over wat wij mensen de natuur allemaal aandoen, dan denk je toch: ondanks alles is ze nog steeds prachtig!

Het was het derde deel van wat ik mijn waddencarrousel noem: vier dagen Vlieland, drie dagen werken, vier dagen Texel, drie dagen werken en tenslotte vier dagen Vlieland. Een beetje gekkenwerk was het wel, af en toe voelde het bijna als een gevangenisregiem, met die drie weekenden op rij die volledig waren vastgelegd. Maar heerlijk was het ook. Als in een soort trance zijn ze voorbijgegaan.
Maar op Vlieland wilde het niet erg lukken, dit Deception tours-seizoen. Was DT 2 al rustig, tijdens DT 3 was er op het eiland helemaal niks te beleven. Zelfs geen bladkoning, al heb ik daar niet al teveel mijn best voor gedaan. Pas in de loop van zaterdagmiddag had ik iets aardigs te melden: een mooie man blauwe kiekendief trok over het Posthuiswad en enkele mooie baardmannen gaven zich in de Kroons polders bloot in het riet vlak onder de dijk. Gelukkig kwam toen die ene melding die het hele weekend toch een beetje de moeite waard maakte: ijsduiker op zee bij Dam 6. Ter plaatse was het even zoeken, de vogel zat vrij ver maar uiteindelijk lukte het ook mij hem in het telescoopbeeld te vangen en had ik toch nog een nieuwe jaarsoort te pakken.
En zondagmiddag, toen velen al de handdoek in de ring hadden gegooid, zag ik ineens die meeuw vliegen boven zee en boven het strand. Lichtgrijze vleugels met duidelijke witte achterrand die als het ware om de vleugelpunten heen liep. Geen spoor van zwart in de handpennen, al vroeg ik me een enkele keer af of ik niet toch wat hele fijne stipjes zag. Indachtig dat het gemakkelijker is iets niet te zien dat er wel is dan iets wel te zien dat er niet is, en dat ik te weinig weet van variatie daarin bij de diverse meeuwensoorten, toch reden tot lichte twijfel. Maar een zilvermeeuw kon ik er onmogelijk in zien. Postuur bijna stormmeeuwachtig, maar met opvallende roze poten en min of meer zilvermeeuwachtige snavel. Voor mij was het een adulte kleine burgemeester. Na enige tijd verdween hij in noordoostelijke richting. Na mijn melding in de appgroep helaas door niemand meer opgepikt. Misschien was er ook wel niemand meer op het eiland om hem op te pikken. Zelf ontdekt: was mijn soort van het weekend toch nog een vogel.

21 oktober 2024


Meer Deception tours: Deception tours

Mijn weblogkasteel










woensdag 16 oktober 2024

Dutchbirding op Texel

Twee gezichten: het is langzamerhand een wat gesleten concept. Maar ook het Dutchbirding weekend op Texel dit jaar had twee gezichten. Vrijdag en zaterdag rustig herfstweer. Weinig wind en geregeld zon. Ongehinderd door onbereikbare droomsoorten elders in het land genoten we van het prachtige eiland, van het fraaie herfstweer, van het aangename gezelschap en van de vele vogels. Vrijdag werkten we rustig het ruime aanbod aan attracties af dat het eiland in de aanbieding had. Na aankomst reden we naar Den Burg om aan te sluiten bij de menigte die de roze spreeuw aldaar op de korrel nam. Een inkoppertje. Zat waar-ie zitten moest en liet zich prachtig zien. Een mooie adulte vogel met bleekroze en contrasterende zwarte veerpartijen.
Amerikaanse goudplevier kostte heel wat meer moeite en tijd. Diverse keren hadden we vergeefs de goudplevieren in het veld afgespeurd. We hadden het min of meer opgegeven en waren al naar de sperwergrasmus gaan zoeken (ook geen gemakkelijke) toen-ie toch weer gemeld werd. En toen was-ie gemakkelijk. In zijn eentje zat-ie in een verspreidde groep van niet meer dan enkele tientallen goudplevieren langs de stuifweg. Hij viel op door zijn net wat kleinere formaat en rankere postuur, het vele zwart op de onderzijde (geen soortkenmerk natuurlijk) en de koudgrijze kleur op de bovendelen. Uit het boekje.
Ook de sperwergrasmus was een hele klus. We hadden al een dik uur vergeefs achter het reddingsboothuisje gestaan toen we werden weggeroepen voor amerikaanse goudplevier. Na ook nog even een handtamme sneeuwgors bij De Cocksdorp te hebben binnengetikt keerden we er terug, maar voor mij werd het een nogal frustrerende ervaring. Terwijl bijna iedereen hem wel een keertje mooi zag, stond ik telkens op de verkeerde plaats of keek de verkeerde kant op. Maar uiteindelijk stond ik één keer toch een beetje op de goede plek toen-ie vlak langs me heen heen en weer vloog voor-ie weer in het struikgewas verdween. Niet in de kijker maar wel goed herkenbaar.
Grote grijze snip tenslotte was een makkie. Zat netjes vooraan op het slik en liet zich prachtig bekijken. Zo mocht het ook wel weer eens een keertje. Waarna we onze tent-villa op de Krim opzochten. Die oogde luxueus, veel luxueuzer dan we hadden verwacht, maar was behoorlijk koud. Een kacheltje probeerde vergeefs de temperatuur enigszins aangenaam te maken en we sliepen onder twee dekbedden om de nachtelijk kou te doorstaan. Zo kwam het nog goed uit dat we een zespersoons appartement hadden gehuurd voor met zijn drieën.

Zaterdag probeerden we vooral zelf iets leuks te vinden, al gingen we eerst nog even langs bij de sperwergrasmus, in de hoop dat die eindelijk eens wat meewerkte. Dat deed-ie. Hij zat al kort na onze aankomst open en bloot in een struikje en liet zich daar geregeld prachtig zien: een forse, heel bleke grasmus, wittig met grijs en met subtiele witte randjes in het verenkleed. Mijn eerste na negen jaar: bijna een droomsoort!
Daarna zelf op zoek. Om te beginnen in en rond de tuintjes wat aanvankelijk niet erg succesvol was, hoewel prachtige kepen, slechtvalk over het strand en boven zee een paar jan van genten dus wat zou ik klagen? toen ik ineens dat roepje boven me hoorde. Klonk als een soort gemankeerde grote pieper en ik dacht, dat lijkt wel mongoolse pieper! Maar eenmalig en geen opname uiteraard dus ik durfde het nog niet aan. In ieder geval eerst straks maar eens alles checken, wat me achteraf wellicht de hoofdprijs van het weekend kostte. Want kort daarna melding van een mongoolse pieper naar zuidwest vlak ten zuiden van ons. Vogel vloog het hele eiland over en werd nog op diverse plaatsen opgepikt. Diverse opnames nageluisterd en ik moet zeggen: het klopte precies.
Verder vandaag vooral van het prachtige eiland genoten, van de herfst die het al wat kleur gaf, van de trekkende koperwieken en graspiepers, van de kanoeten en rosse grutto’s die in de Slufter de getijdendynamiek ondergingen, bladkoninkje in het Krimbos, kluten en zilverplevieren op het wad en de sneeuwgors van De Cocksdorp.

Zondagochtend hing de vlag er heel anders bij: we kregen een stevige depressie over ons heen. Vannacht had onze tent-villa af en toe staan schudden in de krachtigste windvlagen en vanmorgen aan zee stond er een stormachtige noordwester. Af en toe belaagd door een zandstorm en wankelend onder de windstoten probeerden we zo goed en zo kwaad als dat ging iets van de ongetwijfeld spectaculaire zeetrek mee te pikken. Dat ging vooral kwaad, wat mij betreft. Het zand kwam overal terecht, in mijn haar, in mijn oren, in mijn ogen en in mijn verrekijker en telescoop, vrijwel voortdurend was ik bezig de boel een klein beetje schoon en zandvrij te maken, een vrijwel kansloze missie, en vrijwel niets van wat er werd omgeroepen, een grauwe pijl, een verre jager, een keer zelfs een vaaltje, kon ik vinden. Maar ach, met één kleine jager, één middelste jager en één grauwe pijlstormvogel zou ik vroeger zielsgelukkig zijn geweest. Het had natuurlijk niet alleen aan mij gelegen: er vloog gewoon veel minder dan je bij deze wind had mogen hopen.
Na de storm keerde overigens nog dezelfde dag het genoeglijke vogelen weer terug. En het opstrijken van het nog altijd aantrekkelijke aanbod aan vogels op het eiland. Morinelplevier bijvoorbeeld, een mooie adulte vogel langs de Watermolenweg die zich fraai liet bekijken.

Maandag tenslotte gebruikten we om een beetje uit te buiken na deze overvloedige maaltijd. We namen ruim de tijd om het eiland weer te verlaten. Wandelden over de Waddendijk tot aan de Schorren en langs Utopia terug en zagen verre zwermen van goudplevieren en rosse grutto’s als rookpluimen boven het wad, een ‘eigen’ sneeuwgors op de dijk, een late boerenzwaluw over en een stel grote en kleine zilverreigers langs de Schorren. En we wandelden door de Buitenmuy en de Nederlanden naar zee, waar niets vloog. De wind was dan ook zwak en stond zuid dus wat wil je. De melding van een woestijntapuit langs de Pontweg opende de mogelijkheid tot een fantastische bonus, een heerlijke afsluiter van dit toch al zeer geslaagde weekend. We waren zo ter plaatse en hadden de vogel al gauw in beeld. Hij foerageerde weliswaar op afstand maar toch af en toe goed zichtbaar en zat soms fraai 'hoog' in de lage vegetatie. Hij maakte dit weekend definitief tot een topweekend. De beste soorten zaten dit weekend allemaal op Texel.

14 oktober 2024


Meer Dutchbirding op Texel: Dutchbirdingweekend op Texel


Mijn weblogkasteel







woensdag 9 oktober 2024

DT 2: geen roetveeg, wel kokar

Ben je lekker bezig op Vlieland in het kader van DT 2, wordt er in Meijendel een roetvliegenvanger gevonden. Weinigen zullen ooit van het beestje gehoord hebben, ik ook niet, dus dat moest wel heel erg zeldzaam zijn. Was het ook. Eerste voor Nederland, derde voor de WP, veel zeldzamer krijg je ze niet. Maar ik zat tot maandag op Vlieland en alleen, nam ik me heldhaftig voor, alleen als-ie er dinsdag nog zou zitten, zou ik erheen gaan. Anders moest ik verder met mijn leven zonder roetveegpietvogel want ik had geen zin er mijn weekend door te laten bederven. Op Vlieland was ik en op Vlieland wilde ik blijven.
Hij zat er niet meer, dinsdag.
Soms is het leven geen lolletje, zei ik tegen mezelf, terwijl Israël de aanslagen van een jaar geleden herdacht en intussen doorgaat met Gaza plat te bombarderen en Poetin nog altijd niet klaar is met Oekraïne te verwoesten en wat gebeurt er verder nog in de wereld? Iets met klimaat misschien? Ja mensen, het is weer tijd voor een portie relativering en zelfspot. Doen het altijd goed als de zaken niet naar wens verlopen.

Soort van het weekend was misschien wel, in elk geval wat mij betreft, Kokar de Zaagbek. Ik weet natuurlijk ook wel hoe de meeste vogelaars en de CDNA over Kokar denken, maar: ongeringd, vliegerig, perfecte, onbeschadigde vleugels en betrekkelijk schuw. Toen we hem zaterdag langs de Waddendijk bij het Westerveld vonden, was-ie net opgeschrikt door een paar mensen op het wad die iets te dichtbij gekomen waren, vloog een rondje en streek een paar honderd meter verderop weer neer. En zondagmiddag vond ik ‘m op zijn andere vertrouwde stekkie: de IJsbaan, achter het dorp. Hij hield nadrukkelijk afstand en toen ik, netjes op het pad overigens, na enige tijd opnieuw te dichtbij kwam naar zijn zin, vloog-ie op en verdween hoog over de bomen terug naar het wad, neem ik aan. Zaken die ik maar moeilijk kan rijmen met een ontsnappeling. Werd een paar maanden terug als eerste zomer (tweede kalenderjaar) voor het eerst op het eiland aangetroffen, wat eerder wijst op een wilde dwaalgast dan op een escape. Bewijst allemaal niets natuurlijk maar op een Waddeneiland? Hij is naar verluidt in elk geval niet op Vlieland ontsnapt. Een ontsnappeling die de Waddenzee is overgevlogen? Terwijl we het hier natuurlijk hebben over de eerste plek waar dwaalgasten van de overkant van de oceaan terechtkomen en zullen neerstrijken op het eerste geschikte plekje dat ze vinden kunnen. En ook de CDNA ontkent niet dat het kan, kokardezaagbek aan deze kant van de oceaan. Al met al lijkt het me het meest geloofwaardige geval van kokardezaagbek in Nederland tot nu toe. Wat me op een intrigerende gedachte brengt: stel nou dat de CDNA denkt, dit is toch wel een interessant geval, het in overweging neemt en over pakweg een jaar, als de vogel al lang weg is, besluit het te aanvaarden als het eerste voor Nederland. Tot nu toe zijn er ook weer niet zo erg veel mensen naartoe geweest, een kokardezaagbek immers, halen we onze neus voor op. En dan kan het zomaar gebeuren dat, terwijl Vlielandgangers de soort dan allemaal op hun lijstje mogen zetten, straks een aantal mensen uit de top van de ranking deze niet kunnen tellen. Misschien is het toch slim om voor de zekerheid een keertje te gaan kijken, nu het nog kan.

Verder was het een rustig weekend op Vlieland. Veel gemist natuurlijk, de sperwergrasmussen waren vrijdagmiddag na aankomst inmiddels onvindbaar en op zaterdag vertrokken en van de vele grote piepers die met name op zaterdag over het eiland vlogen, vloog er niet een over mij heen. Maar ik had natuurlijk wel bladkoningen. Op vrijdag vond ik er een (misschien dat iemand anders hem al eerder had gevonden maar daar wist ik niets van) langs de Postweg vlak voorbij het dorp die af en toe fanatiek riep en zich een paar keer mooi liet zien. En op zaterdag heb ik er in totaal op drie plekken eentje horen roepen die zich overigens geen van drieën lieten zien.
Wat verder nog een herinnering waard was? De fraaie klapekster in de duinen van de noordoosthoek op vrijdagmiddag. Een klapekster is altijd een herinnering waard. Het roepje van overvliegende buidelmees op zaterdagochtend. Het kwartje viel pas toen amper een minuut nadat ik me had afgevraagd wat ik nou toch ook alweer gehoord had (geen rietgors toch?), die melding doorkwam in de DT 2-appgroep: buidelmees over de noordoosthoek. En zaterdagmiddag die getijdentrek van honderden tureluurs bij de Kroonspolders. De ene groep na de andere zoefde laag over de dijk, af en toe vlak langs ons heen, we voelden de wind van de honderden turelurenvleugeltjes. We stonden daar als het ware midden in de stroom en zagen die zich om ons heen splitsen: aan de andere kant waren wat eerst nog één breed front was, twee afzonderlijke groepen geworden.

7 oktober 2024


Meer Deception tours: Vlieland DT3

Mijn weblogkasteel






woensdag 2 oktober 2024

Gelijk

Alle vogels zijn gelijk, maar sommige vogels zijn gelijker dan andere.
Ik had niks beters te doen. De wind stond verkeerd voor zeetrek maar goed voor IJmuiden want met zuidoost 3 kun je probleemloos de pier op. Al te hoge verwachtingen had ik niet, zuidoost 3 immers, maar ik stond nog maar net aan het uiteinde van de Zuidpier naar een groep meeuwen te kijken, toen ik er een kleine jager tussen zag opdoemen. Na korte tijd ging hij op zee zitten en was een tijdje onzichtbaar, om even later opnieuw tussen de meeuwen rond te spoken.
Zo zeldzaam zijn kleine jagers natuurlijk niet maar wie aan zee een jager ziet, prijst zich hoe dan ook gelukkig. Een jager is gewoon speciaal, en een jager die achter de meeuwen aanjaagt is ronduit spectaculair. Een jager is een van die soorten die bijzonderder zijn dan hun zeldzaamheid rechtvaardigt.
Een andere soort waar dat nadrukkelijk voor geld, is bladkoning. Laatst was er een discussie onder admins bij Waarneming.nl of bladkoning niet van zeldzaam naar vrij algemeen moest. Het is er niet van gekomen, maar waarom eigenlijk niet? Zeldzaam is-ie feitelijk niet meer, met soms wel honderd of meer gevallen elk jaar in september en oktober. Al moet gezegd dat hij vanaf eind oktober tot half september natuurlijk wel behoorlijk zeldzaam is, en buiten een vrij smalle kuststrook ook in die periode bepaald niet alledaags. Maar buiten dat is het gewoon een iconische soort. Toen ik als kind mijn eerste vogelboekje kreeg, kon ik verlekkerd naar het plaatje van bladkoning kijken. Die wilde ik graag eens in het echt zien. Maar dat leek me destijds voor eeuwig een utopie want hoe zou ik ooit tegen zoiets zeldzaam kunnen aan blunderen? Sindsdien zijn de tijden in meerdere opzichten veranderd maar nog steeds krijgt een vogelaar rillingen als-ie dat fijne, doordringende roepje uit het struweel hoort klinken. Dat-ie zo zeldzaam niet meer is, doet niet ter zake. Wel dat je weet dat-ie helemaal van over de Oeral hierheen is komen vliegen. Maar zelfs dat is niet waar het eigenlijk om gaat. Waar het dan wel om gaat? Ik zou het niet kunnen zeggen, maar toen ik de melding las van een bladkoning in de bosjes aan de oostkant van het Kennemermeer, wist ik waaraan ik de verdere middag zou gaan besteden.
Ik was al een tijdje vergeefs aan het zoeken en dacht al dat het een verloren zaak was, toen-ie toch ineens begon te roepen. En zoals altijd bij bladkoning ging er weer even een schok door me heen. Een tijdje riep-ie behoorlijk fanatiek en uiteindelijk kreeg ik hem weliswaar kort maar mooi te zien, voor-ie aan de andere kant van het pad weer diep de bosjes in verdween.

Verder was het een doorsneedagje IJmuiden geweest, met op de pier steenlopers, drieteenstrandlopers, een paarse strandloper en oeverpiepers, en boven zee onder andere een juveniele jan van gent, een paar zwarte zee-eenden, een paar roodkeelduikers en nog aardige aantallen visdiefjes en grote sterns. Precies wat je kunt verwachten dus, in september op de Zuidpier. Op een van de blokken langs de pier lag een zeehond te slapen en verder herkende ik langs de pier af en toe een pontische meeuw. Het lesje van vorige week op de boot was niet voor niets geweest. Veel om het lijf had het niet, maar kleine jager en bladkoning maakten het toch tot een erg leuk dagje IJmuiden.

29 september 2024


Mijn weblogkasteel




vrijdag 27 september 2024

Op zee

Het stond al maanden op de agenda: een dagje varen op zee. De verwachtingen waren hooggespannen. Zeevogels! Stormvogels, genten, jagers, noem maar op. Ik had het al een paar keer eerder meegemaakt en meestal waren ze er allemaal bij. De afgelopen jaren was het een paar keer afgelast vanwege teveel wind maar dit keer was er bijna geen wind en kon het eindelijk doorgaan.
Eigenlijk was er te weinig wind. Oost 2 a 3, en dat al dagen lang, we moesten maar nergens op rekenen, sprak Martijn, onze gids en reisleider, ons vooraf toe. Een soort winstwaarschuwing. Ik dacht er het mijne van. Ook tijdens mijn vorige pelagische tochtjes had er weinig wind gestaan, en ook toen meestal al dagen lang. Maar Martijn heeft toch gelijk gekregen. Het was sprokkelen vandaag en we hadden alle tijd om ons aan de pontische meeuwen te wijden. De situatie op zee lijkt niet meer helemaal te zijn zoals die pakweg tien jaargeleden was.
Pontische meeuw is een van de weinige zeevogels die zijn toegenomen de afgelopen jaren. Vrijwel alle andere zijn schaarser geworden. Jan van genten: een keer vlogen er twee laag over de boot en een keer vloog een fraaie adulte vogel korte tijd om de boot heen. Zeekoeten: drie keer eentje dichtbij op zee. Noordse stormvogel, jaren geleden tijdens mijn eerste twee zeetochtjes vaste prik: in geen velden of wegen te bekennen. En jagers: één keer een grote jager. Alles samen lijkt dat nog aardig wat, maar op vele uren varen is het bar weinig en af en toe duurden die uren dan ook erg lang en waren ze best saai.
Nou is grote jager tegenwoordig behoorlijk zeldzaam geworden, schijnt erg te lijden te hebben gehad onder de vogelgriep dus dat was wel een gave waarneming. Hij kwam mooi dichtbij langs vliegen, joeg alle meeuwen uiteen en was even later in de verte nog herkenbaar toen-ie achter een meeuw aan joeg. Maar verder hadden we dus alle tijd om ons aan de meeuwen te wijden, de hele dag lang. Vooral aan de pontische meeuwen. Volop pontische meeuwen, op het laatst konden we ze dromen: witte kop, helder witte staart met scherpe donkere eindband en het bekende lamellenpatroon op de binnenhand. En wanneer ze op zee zaten die typische langgerektheid van kop, hals en snavel. We hadden ook af en toe wat geelpootmeeuwen achter de boot. Een paar keer een juveniel, die er elke keer erg lastig uit te pikken was, en ’n paar (sub)adulten die met hun heldergele poten veel gemakkelijker waren. Meeuwen genoeg dus maar op het eind snakten we naar iets anders. Maar moesten wat dat betreft genoegen nemen met een groepje zwarte zee-eenden, een zilverplevier en een mooie, langgerekte groep lepelaars die over zee naar zuid trokken. Het is niet waar we van gedroomd hadden, maar die grote jager was mooi.

22 september 2024


Meer op zee: Pelagisch

Mijn weblogkasteel







donderdag 19 september 2024

Het goede leven

Twee zeer aangename uurtjes bracht ik vandaag door op de IJsselmeerdijk ten zuiden van Schellinkhout, nabij Hoorn. Plezierig septemberzonnetje, aangename temperatuur en uitzicht op water en drooggevallen slikvlaktes beneden in de Nek, kleiput in een knik van de Zuiderzeedijk, ooit ontstaan door het afgraven van klei die nodig was om de (toen nog) zeedijk te versterken. Aldus het onvermijdelijke Wikipedia. Voor de gemiddelde passant moet het wel een raadsel zijn geweest waarom zovelen (en al dagenlang) daar op de dijk naar het water en het slik zaten te turen. Veel was daar toch niet te zien? Wat eenden, een paar ganzen en oh ja, drie lepelaars. Voor ons zat er veel meer, maar dat vergde wel enige aandacht en vooral: technische hulpmiddelen. De een zijn werkelijkheid is die van de ander niet. Geregeld kwam men ons dan ook vragen waar we toch naar zaten te kijken. Blonde ruiter, was dan ons antwoord, zeldzame dwaalgast uit Noord-Amerika.

Er zat trouwens ook nog een ringsnaveleend in de Kennemerduinen, wat in tegenstelling tot blonde ruiter voor mij nog een nieuwe jaarsoort zou zijn. De keuze vanmorgen was dus tussen kwantiteit en kwaliteit. Ging ik voor het lijstje of voor de onvergetelijke ervaring? Het werd de onvergetelijke ervaring en dus zat ik in het septemberzonnetje bij een aangename temperatuur op de IJsselmeerdijk ten zuiden van Schellinkhout, met uitzicht op een buitengewoon fraaie blonde ruiter. Dat is voor mij wel het goede leven.
Blonde ruiter is zo’n soort waarvan het best lastig is om aan te geven waarom het er een is. Vrijwel alle kenmerken die je kunt noemen, gaan ook op voor de meeste juveniele kemphanen, maar toch, als je ze bij elkaar optelt, zie je gewoon een andere vogel. En is eigenlijk onmiddellijk duidelijk dat je niet met een kemphaan van doen hebt.
Ik had al een blonde ruiter dit jaar, een gevalletje in het Harderbroek bij Zeewolde dat af en toe maar steeds vrij ver weg zichtbaar was. Net goed genoeg om te zien dat ik niet met een kemphaan van doen had. Die moest beter, daarom was ik ook hier, en de lat lag dus niet al te hoog. Maar eigenlijk hoopte ik op meer, op iets dat in de buurt kwam van mijn eerste twee blonde ruiters, bijna twintig jaar geleden, toen ik ze zo mooi zag als ik ze later nooit meer gezien heb. Nou, ik zal het maar meteen verklappen: dat is gelukt. De vogel zwierf over het drooggevallen slik, meest maar niet altijd langs de waterkant, liet zich langdurig en ongestoord bekijken en kwam daarbij geregeld tot op amper twintig meter afstand. Gewoon genieten dus, zonder je bezig te hoeven houden met nuttigheden als onderzoeksgegevens en beheers­plannen. Want wat een megamooie vogel! Zo sierlijk, zo apart van bouw, zo mooi zacht en zonnig van kleur, zo subtiel van tekening. Zo anders! Zo’n vogel is wel een paar uur op de IJsselmeerdijk bij Schellinkhout waard!

De bijzaken mochten er ook zijn vandaag: drie fraaie kleine strandlopers, een drieteenstrandloper, een juveniele kanoet, watersnippen, bontbekplevieren, een paar bonte strandlopers, een paar kemphanen, een oeverloper en drie lepelaars. Maar de verrassing van de dag was dat gevalletje dat op een gegeven moment roepend over ons heen vloog: een herhaling van hoge, schelle roepjes, niet zo helder en langgerekt als bijvoorbeeld gele kwikstaart maar korter en afgemeten of zo, met tussendoor ook een enkel lager en anders klinkend roepje. Ja, hoe leg je dat uit? Hoe geef je woorden aan zoiets onuitspreekbaars als roepjes van vogels? Vogelgidsen staan vol geschreven met lettercombinaties die iets moeten zeggen over de geluiden van vogels maar die mij meestal niets zeggen. Maar ik heb er thuis nog even flink op gestudeerd en voor mij was dit inderdaad wat ik al meteen vermoedde: ortolaan!
Had ik toch nog een nieuwe voor de jaarlijst.

15 september 2024


Mijn weblogkasteel