Volop zon, soms serieus warm, matig windje uit noord tot noordoost en alleen zondagavond laat zicht op enkele onweerswolken die ver in het oosten af en toe oplichtten, een laatste restantje van het noodweer dat de rest van het land naar het schijnt heeft getroffen. Het weer was onberispelijk deze dagen op Ameland en dat is een prettige bijkomstigheid want het maakte het zoveel gemakkelijker van ons waddenweekend te genieten.
We zaten bij Buren dit keer en concentreerden ons dus op de oostkant van het eiland. Kooiduinen, Nieuwlandsreid, het Oerd en de Hon: veel zilte polders, veel zoute kreken en slenken, uitgestrekte kwelders en ruig open duinland. Veel zingende nachtegalen en veldleeuweriken, veel bruine kiekendieven en veel rotganzen nog altijd, om maar iets te noemen. Tientallen tot soms honderden steenlopers, zilverplevieren en rosse grutto's, vele in kleurrijk zomerkleed, in Nederland altijd maar betrekkelijk korte tijd te zien. Alles vanuit ons betrekkelijk lelijke maar evengoed zeer aangename appartementencomplex ten noorden van Buren, met aan de ene kant zicht op een weelderige binnentuin met bloeiende heesters en zingende merels op de daken (zo’n plek waar nooit een vogelaar komt en waar je droomt van een nog onontdekte alpenheggemus of blauwe rotslijster), en aan de andere kant op een half verwilderde weide met een paar schapen en een paar kippen en veel scholeksters in de buurt. Daarachter bosranden en de buitenste huizen van Buren.
Het was het startpunt van onze tochtjes aan deze kant van het eiland. Tochtjes die ons weer een aantal onvergetelijke momenten bezorgden.
Zo was ik al op de eerste avond naar de Vleijenplasjes bij Nes gefietst, een leuke combi van plassen en een aantrekkelijke afwisseling van open veldjes en ondoordringbaar kreupelhout waar wat hogere bosjes uit omhoog staken, alles in een context van dagrecreatie. Het was inmiddels avond dus van die dagrecreatie waren nog slechts de decorstukken zichtbaar. Het was er rustig en betrekkelijk stil en het wekte daardoor zelfs een indruk van ongerepte natuur. Ik was er op zoek naar grauwe klauwier en die heb ik gevonden. Een prachtig mannetje dat af en toe fraai in de top van zo’n bosje opdook, zoals klauwieren dat plegen te doen. En het is een beetje een cliché maar ook voor grauwe klauwier geldt: een dag met is een goede dag.
Een andere avond was ik met Harriët tot in de schemer in de duinen. Zingende nachtegalen, baltsende houtsnippen die af en toe prachtig laag langs ons heen vlogen, het is natuurlijk niet opzienbarend maar daar in dat steeds stillere duinland verzorgden ze een magisch moment.
Heel fraai waren de noordse sterns die we aantroffen tijdens een wandeling tot diep in het Nieuwlandsreid. Zeven nesten lagen er, had een vogelaar ons kort tevoren gemeld, dus we pasten op en hielden zorgvuldig afstand. De sterntjes lieten zich desalniettemin van dichtbij fraai zien. Zo fraai als ik ze zelden eerder gezien had. Kenmerken, die maken toch het verschil tussen zomaar een vogel als zovele en specifiek die ene soort, en kenmerken kreeg ik. Op de grond kon ik onder andere de wat hogere en geheel rode snavel vaststellen, de wat grijzige onderdelen waartegen de witte wang afstak bijna als bij witwangstern, en de staartpunten die duidelijk voorbij de vleugelpunten staken. En in vlucht vielen het vergeleken met het veel gewonere visdiefje wat afwijkende vliegbeeld op, met een naar verhouding langere staart, de ‘schone’ bovenvleugels, geheel lichtgrijs zonder donkere tekening in de hand, en de helder, bijna doorschijnend witte ondervleugels, scherp begrensd door een smal zwart randje. Uit het boekje dus.
Dan was er, naast allerlei anders, nog de BP-plas, de andere kant op halverwege Ballum. Een plasje met een BP-historie. Het dankt zijn naam aan British Petroleum, dat er in de jaren 60 een munitieopslagplaats had. Inmiddels is het een vredig watertje schuilend tussen bosranden en omzoomd door wat rietvelden. Ik was er op een zonnig en warm moment en dat bood alle gelegenheid de specialiteit van het gebiedje te observeren: het rijke libellenleven. Naast gewone soorten als viervlek (volop) en grote keizerlibel (mijn eerste van het jaar) vertoonden zich ook enkele zeldzame soorten. Zo zag ik diverse keren fraai sierlijke witsnuitlibel en één keer vloog een gevlekte witsnuitlibel dicht langs me heen. Allebei ranke libellen die je in tegenstelling tot viervlek en grote keizer bij de meeste watertjes niet zult aantreffen.
In de late schemer tenslotte was ik in half open duinland aan de noordwestkant van Nes, waar inmiddels ook de laatste roodborsten zwegen en waar niet alleen de houtsnippen baltsten maar ook de nachtzwaluwen ratelden. Het waren pas mijn eerste nachtzwaluwen ooit in het waddengebied dus wel iets om even bij stil te staan. En ook los van dat gegeven weer een mooi moment.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten