Ik had dringend behoefte aan een plan B. Plan A was Texel, izabel, maar bleek door onvoorziene ‘herstelwerkzaamheden’ op het spoor met openbaar vervoer voorlopig niet bereikbaar: de trein reed niet verder dan Schagen en er was blijkbaar geen vervangend vervoer geregeld. Te kort dag, neem ik aan. Gelukkig was, in tegenstelling tot planeet B, plan B wel beschikbaar: oosterse zwarte roodstaart in Egmond a/d Hoef. Niet eens zo’n slechte deal: zou pas mijn tweede zijn, de izabeltapuit op Texel al mijn derde. Dus gewoon de geplande trein genomen en in Heiloo uitgestapt. Kilometer of zes met het vouwfietsje en daar stond ik, in dat koninklijke woonbuurtje in Egmond a/d Hoef, tussen de ommuurde achtertuintjes, de garages en de parkeerruimtes en hier en daar een soort plantsoentje. Een dertien-in-een-dozijn woonwijkje dus, maar wel met een oosterse zwarte roodstaart in zijn midden, ondersoort van zwarte roodstaart afkomstig uit Turkije of het midden oosten en pas de veertiende voor Nederland. Weinig woonwijken in Nederland die er ook zo eentje tot zijn bewoners mogen rekenen. Zeg maar geen.
Het was nog droog, zelfs nog een beetje zonnig en het woei nog nauwelijks toen ik door het woonwijkje wandelde. Het was even zoeken maar niet al te lang want daar zat-ie al, tussen de dakpannen. Zwarte roodstaart met rode buik: in de pocket. Hij liet zich aardig zien, verdween na een tijdje in een tuin verderop en ik kon verder met mijn leven. Nog een hele dag te gaan.
Toen ik een stukje wandelde langs de binnenduinrand tussen Egmond a/d Hoef en Egmond aan Zee, begon de regen. En toen ik even later over het strand bij Egmond aan Zee wandelde, regende het gestaag door. Grijsheid alom, zowel boven als onder de horizon, maar de zee nog altijd redelijk kalm. De aangekondigde code geel leek nog ver weg. Hier en daar wat meeuwen langs de branding. Zowel grote als kleine mantelmeeuwen ertussen en opeens viel mijn oog op een van hen: leek net wat kleiner, net wat tengerder dan de andere kleine mantels. In elk geval veel zwarter: de kleur meer als bij grote mantelmeeuw, en met een opvallend lang achtereind door de ver uitstekende vleugelpunten. Een klassieke baltische mantelmeeuw, ben je dan geneigd te denken, uit het boekje. Er ontbrak echter één cruciaal element: een ring. Want zonder ring is baltische mantelmeeuw, een zeldzaamheid uit het verst noordoostelijke deel van het verspreidingsgebied van kleine mantelmeeuw, eigenlijk niet met zekerheid vast te stellen, omdat sommige van de ‘gewone’ noordelijke ondersoort intermedius er vrijwel net zo kunnen uitzien. Waarom men die twee dan als verschillende ondersoorten ziet, is een vraag waarop ik het antwoord schuldig moet blijven.
Geschuild in een strandtent en daarna scheen warempel de zon. Het duinland lichtte prachtig op onder de bijna zwarte lucht van de voorbije bui. Even later aan zee woei het al ietsje harder dan zojuist. Aan de ene kant, in het noorden, was de lucht helder en blauw, aan de andere kant hing een lucht, zo duister en dreigend dat je zou denken dat de Apocalyps aanstaande was. Daarna volgde bui op bui en na elke bui leek het wel harder te waaien. Tussendoor was het droog en tuurde ik over een steeds wildere zee. Zwarte zee-eenden naar zuid. Roodkeelduiker naar zuid. Adulte drieteenmeeuw naar zuid. Drie adulte dwergmeeuwen naar zuid. En toen, hé, die was spannend: een meeuwtje met een donkergrijs, bijna bruinachtig dek, daarachter op de vleugels een spierwitte driehoek en zwarte handpennen. Dit was er een hoor: onmiskenbaar vorkstaartmeeuw. Hij vloog niet eens zo heel ver weg ook al naar zuid. Weliswaar mijn tweede deze herfst maar deze was veel beter dan die van Vlieland een paar weken terug.
Na een volgende bui gaf ik het verder op, pakte mijn spulletjes in en vloog met een inmiddels stormachtige wind in de rug terug naar Heiloo.
5 november 2023
Geen opmerkingen:
Een reactie posten