Van de volstrekt onbelangrijke bijzaken (ik schrijf natuurlijk alleen maar over onbelangrijke bijzaken): mijn wereldwijde jaarlijst. Na mijn zeer vogelrijke vogelreisje naar Marokko dacht ik: dan moet ik ook maar mijn wereldwijde jaarlijstrecord gaan verbeteren. Nee, het hoort niet in het rijtje kwijtschelden van de schulden van derde wereldlanden, aardbevingen in het verre oosten en preventie van prostaatkanker (wie dit rijtje herkent verdient mijn eeuwige bewondering, al weet ik niet of veel mensen daarop zitten te wachten), en het stelt ook helemaal niks voor, ik haal nog niet een tiende van wat Arjan Dwarshuis in zijn recordjaar had. Bij lange niet zelfs. En nee, ik hecht er ook niet heel bijzonder aan, maar ik ben wel iemand van getalletjes en nu ik er zo dichtbij ben, wil ik toch wel graag een nieuw getalletje.
Vandaag was witwangstern aan de beurt, neefje van de minder zeldzame zwarte stern met een, de naam zegt het al, witte wangvlek. Zou een relatief gemakkelijke plus voor de lijst moeten zijn. Daarvoor dit keer nou eens niet naar het Zuidlaardermeer en omgeving, maar naar de Onlanden, in Drenthe (maar zo goed als tegen de stad Groningen aan gelegen), in tegenstelling tot het Zuidlaardermeer dat in de provincie Groningen ligt (maar veel verder van de stad vandaan). Helemaal zonder risico was dat niet: in het Zuidlaardermeer is witwangstern in deze tijd zo goed als gegarandeerd en ken ik de plekken. In de Onlanden moest dat nog maar blijken. Misschien niet eens zo’n heel gemakkelijke plus voor de lijst dus.
Maar dat viel nogal mee. De eerste witwangsterns waren gauw gevonden: minstens twee foerageerden er vrij ver boven een watergang en de flankerende rietvelden en eentje kwam prachtig dicht langs me heen gevlogen. Missie volbracht, rust in het hoofd en alle tijd om gewoon een tijdje hier rond te kijken.
‘Natte natuur voor droge voeten’ was te lezen op informatieborden. Het gebied is nog niet zo lang geleden ingericht als nieuwe natuur, niet alleen om nieuwe natuur te ontwikkelen maar ook om in natte tijden overvloedig regenwater uit Groningen naar te kunnen laten afvloeien. Zeeën van rietvelden en kruidenrijke hooilanden zijn het gevolg, waarin hier en daar eilandjes van struikgewas drijven, doorsneden door smalle en soms minder smalle wateren en her en der wat plasdras. Misschien is er daarvan in andere, minder droge tijden wat meer: op diverse plekken zag ik halfkale, grotendeels opgedroogde bodems die in andere tijden best plasdras geweest zouden kunnen zijn. Witwangsterns vond ik terug in een hele andere uithoek van het gebied. Minstens zes foerageerden er boven het gras- en rietland langs de Drentse dijk: minder spits en wat compacter dan de welbekende visdiefjes maar toch rank, toch sierlijk en met een donker leigrijze buik. Er zaten daar ook paapjes, iets minder exclusief maar toch ook geen alledaagse soort in de broedtijd. Ik zag onder andere een moeder met kind dus gebroed is hier zeker. Verderop de fraaie, bijna futuristische uitkijktoren van Natuurmonumenten. Een architectonisch monument zoals natuurmonumenten ze graag heeft maar, misschien lag het aan mij, ik kon met geen mogelijkheid ontdekken hoe je er komen kunt. Best vreemd eigenlijk. Ik zag dan ook niemand op de toren.
Verder de ‘usual suspects’: een paar bruine kiekendieven, af en toe grote zilverreiger, geoorde fuut, lepelaar, een langs vliegende koekoek en de koek was op.
2 juli 2023
Geen opmerkingen:
Een reactie posten