vrijdag 11 juni 2021

Zuidlaardermeer

Ik ging natuurlijk 180 graden de verkeerde kant op vandaag. In het zuidwesten moest je zijn: daar zou de zon gaan schijnen en de temperatuur zomerse waarden bereiken. In het noordoosten zou het grijs blijven, guur en mogelijk af en toe zelfs wat miezerig. Maar ja, ik wilde de sterntjes van het Zuidlaardermeer. Dus fietste ik door de grijze lente van Groningen door lichte miezervlagen en wenste af en toe dat ik mijn handschoenen, in een vlaag van optimisme of onachtzaamheid thuis gelaten, bij me had gehad. Maar ik wilde de sterntjes van het Zuidlaardermeer en ik kreeg de sterntjes van het Zuidlaardermeer. Ik fietste nog maar over de Osdijk de Oostpolder in en ik had mijn eerste witwangsterns al binnen. Twee van deze fraaie sterntjes foerageerden boven de hier nog heel gewoontjes ogende sloten tussen de hier nog heel gewoontjes ogende weilandpercelen. Maar gewoontjes oogden de sterntjes bepaald niet: buiten het Zuidlaardermeer en wijde omgeving is het in Nederland hard zoeken naar dit type dat zich met zijn witte wangen en opvallend lichtgrijze vleugels onderscheidt van de veel gewonere zwarte stern.
Verderop, waar het natter is, waar plassen zijn en rietvelden en drassige vegetatie, waar snor zingt en rietzanger en waar de zwarte sterns soms met tientallen boven die drassige vegetatie foerageren, daar vond ik die andere zeldzame moerasstern: witvleugelstern. Gek genoeg checkte ik zorgvuldig alle zwarte sterns die in beeld kwamen, alsof ik bang was dat ik anders witvleugel over het hoofd zou zien, terwijl je die als je hem ziet helemaal niet missen kunt. Die knalt er echt uit, met zijn witte vleugels, zwarte rug en witte stuit en staart. En van onder natuurlijk de inktzwarte vleugeldekveren. Een bonte verschijning die je niet gemakkelijk over het hoofd ziet tussen de veel egaler grijs-zwarte zwarte sterns, en bovenal natuurlijk (ook al) een prachtige vogel. Twee vlogen er af en toe boven de vegetatie rond. Of die samen een paartje zijn of ieder een half paartje is mij niet bekend, maar het is verheugend dat ze er weer zijn dit jaar, want dat is niet elk jaar het geval.
Verheugend zijn hier ook de nog steeds heel behoorlijke aantallen tureluurs en grutto’s die nog fanatiek (zo leek het in elk geval) hun kroost, verborgen in het nog hoge gras, verdedigden. Ik vond één kemphaan, een man in vol ornaat. En ook hier witwangsterns: twee zaten er stilletjes op een droog open plekje en gingen na enige tijd weer boven het gebied foerageren. Een steltkluut, ook al zo’n mooie soort, vloog fel achter een passerende kraai aan, zijn ontstellend lange poten achter zich aan slepend. Even later vond ik hem terug in een plasdrasje vlak langs het fietspad.
Een andere mooie soort hier is de geoorde fuut. Die vond ik vooral aan de andere kant van de Osdijk, waar de wateren zich uitstrekken tot in de Onnerpolder verderop. Diverse paartjes met jongen zwommen daar rond, sommige tot vlak onder het dijkje, dicht genoeg bij om ook de rode ogen te kunnen zien, waarover Koos van Zomeren ooit schreef: ‘Volgens Peter was dat trouwens net teveel van het goede. ‘Als ik de schepper was’, had hij gezegd, ‘had ik dat maar weggelaten’.’ Ik geloof niet dat ik het met ze eens ben.
Dit alles om maar te illustreren wat een paradijsje het Zuidlaardermeer en zijn ommelanden toch is.

Ten noorden van de Oostpolder ligt de Onnerpolder. Ook daar uitgestrekte plasdras en ook daar witwangsterns. Af en toe vliegen ze vlak langs je heen en vanaf de uitkijkbunker midden in de polder heb je zicht op een kleine kolonie in de naastgelegen Westerbroekstermadepolder, aan de overkant van het Drentsche Diep. De nesten zag ik niet, maar je zag er wel de sterns rondvliegen en af en toe neerstrijken in of opvliegen uit de vegetatie. Verder ook hier geoorde futen en hier ook diverse zomertalingen. Onder meer. Witvleugelsterns zijn er hier dan weer niet. Die zijn toch nog ietsje exclusiever dan de witwangen.

Van de gehoopte opklaringen in de middag kwam niets terecht. Het was en bleef fris en uit het noordwesten naderden telkens opnieuw de net wat donkerder grijze wolkenpartijen die nieuwe miezer aankondigden. Ik besloot het hier maar bij te laten en in de rechtst mogelijke lijn terug te keren naar Haren. Het was mooi geweest, in alle opzichten.

6 juni 2021

Geen opmerkingen:

Een reactie posten