dinsdag 8 juni 2021

Twitchdriedaagse

Wij vogelaars zijn een gezegend menstype. Kunnen onbedaarlijk gelukkig worden van zoiets eenvoudigs als een vaal grijsgroen vogeltje dat de hele godganse dag wietwietwietwietwiet roept. Of van een uiltje dat de hele nacht lang de buurt wakker houdt met fluittonen die bij de omwonenden de vraag opriepen wie toch de hele nacht lang zijn autoalarm liet afgaan. Kon die niet een keertje zijn bed uit om het effe uit te zetten? Een klein, rossig gekleurd minireigertje in een rietrand krijgt het ook voor elkaar: in een staat van algehele euforie keren we huiswaarts.
Ik had net een fijne vijfdaagse in Drenthe achter de rug, met veel regen maar tussendoor ook net voldoende zon en veel bos en hei en veen tussen de buien door, heel prettig allemaal maar intussen waren er elders in het land wel een paar hele goeie soorten neergestreken dus ik voelde me na thuiskomst gedwongen tot een daverende twitchdriedaagse om een en ander in te halen. Dat begon met een mooie lenteavond bij Bussum. Daar had zich, in het Gijzenveen dat overigens officieel aan Hilversum toebehoort, sinds enkele dagen een ralreiger genesteld, zeer aantrekkelijke zeldzaamheid uit Zuid Europa. Een mooie plas met venige oeverlanden en rietoevers. Bij aankomst was het reigertje uit beeld, zodat we aandacht konden besteden aan de ronduit spectaculaire vegetatie in de venige oeverlanden voor ons. Daar bloeide niet alleen het zeldzame moeraskartelblad, maar ook het naar mijn gevoel nog veel zeldzamere heidekartelblad. Al kan dat gevoel van mij best veroorzaakt zijn door het gegeven dat ik in mijn omgeving diverse plekken ken waar moeraskartelblad groeit terwijl heidekartelblad vooral een plant is van de hogere veengronden in het oosten des lands, ver buiten mijn dagelijkse actieradius. Voor mij was het in elk geval alweer jaren geleden dat ik nog heidekartelblad gevonden had. Een mooie bonus of een troostprijs? Dat was aanvankelijk nog even de vraag maar het werd een bonus: ralreiger kwam aan de overkant uit het riet gestapt en liet zich door ons uitvoerig bezichtigen. Een mooie vogel, subtiel rossig gekleurd en met mooie sierveren aan kop en hals. Deel een van de driedaagse was alvast geslaagd.

Deel twee volgde vrijdagavond. In Delft bivakkeert sinds enkele dagen een dwergooruil, zeer zeldzame gast uit het middellandse zeegebied met in Nederland nog maar 12 eerdere aanvaarde gevallen. Een motje dus. Het was weer zo’n typisch gewone-mensen-buitenwijkgevalletje: een plantsoentje, een pleintje met speeltoestellen, hoge bomen, om ons heen hedendaagse doorzonwoningen met aangeharkte tuintjes en af en toe verbaasd toekijkende dan wel belangstellend informerende omwonenden. We waren vroeg aanwezig dus ik dacht, dat wordt wachten, maar we waren er nog maar net of hij begon in de verte al te roepen. Enig speurwerk, wat lastig was want het was tussen de huizen moeilijk om de herkomst van het geluid te bepalen maar uiteindelijk stonden we langs een watergang in een boom aan de overkant te turen, waar we de vogel tussen het wat minder dichte gebladerte zagen zitten: een klein, compact uiltje met rudimentaire oortjes dat daar enige tijd druk op en neer zat te bewegen. Later vonden we hem dieper in de wijk terug. Te zien was-ie niet meer, in de steeds latere schemer en het daar veel dichter gebladerte, maar te horen was-ie des te beter. Hij zat veelvuldig te roepen en toen we weer vertrokken was-ie daar nog lang niet klaar mee.

Soms kiezen de vogels jou, als het ware, dan laten ze in feite geen keus, dan moet je wel. Zoals die dwergooruil. Eigenlijk kies ik liever zelf de soortjes uit die ik mee wil pikken. Vaak genoeg gaan overigens beide samen. Zoals die bergfluiter op de Veluwe: prachtige soort en die had ik in Nederland alweer jaren niet meer gezien. Bovendien was dit, naar het scheen, een onberispelijke bergfluiter, eentje zonder de gebreken, zonder de onregelmatigheden die we de laatste jaren nogal eens zien bij bergfluiters in Nederland en die mogelijk wijzen op een hybride al is daar het laatste woord nog niet over gesproken. Een raar verschijnsel, vroeger zagen we dat volgens mij zelden of nooit, maar misschien keken we toen niet goed genoeg. Hoe dan ook, deze niet. Deze zong als een bergfluiter en zag eruit als een bergfluiter: een bleek phyllootje met karige koptekening, opvallend witte onderzijde, korte handpennen en van boven meer grijs dan geelgroen, met alleen geelgroene tinten op stuit en op tertials. Uit het boekje dus, hier gaan we geen hybride van maken.
Het was zeventien kilometer fietsen vanaf Apeldoorn, maar dan heb je ook wat. Meteen bij aankomst liet de vogel al van zich horen. Hij zong vrijwel permanent, continu en aanhoudend en hield daar niet mee op voordat ik vertrokken was. En vermoedelijk ook daarna niet. Wat verder weg zong ook een fluiter, zodat je goed kon vergelijken. Een fluiter die zijn eerste, wat slomere tonen weglaat, kan best verwarrend zijn maar het trillertje van bergfluiter is korter, ietsje trager en klinkt helderder en afgeronder dan dat van fluiter. Daarbij liet hij zich geregeld prachtig zien. En dat maakte drie uit drie. Waarna ik natuurlijk nog even een rondje maakte over bos en hei. Zandverstuivingen, heidebulten, eenzame vliegdennen, vergroeide bosranden, alles tezamen zo’n typisch stukje Veluwe dat eruit ziet zoals je aanneemt dat het er honderd jaar geleden ook al uitzag. Boompiepers, veldleeuweriken, gekraagde roodstaart, bonte vliegenvanger en toen ineens een heel ander roepje. Een zacht, abrupt, rollend pruut, zoals de ANWB-gids dat zo treffend omschrijft. Ik zoek de lucht af en dan vind ik hem: bijeneter over de bosrand naar oost. Dat mag je nog eens een bonus noemen, menig bankdirecteur zou er jaloers op zijn.

29 mei 2021






Geen opmerkingen:

Een reactie posten