dinsdag 7 januari 2020

Terugblik

Als ik aan het eind van het jaar terugkijk naar het afgelopen jaar, denk ik altijd aan de vogels. Dat mag wat eenzijdig zijn, maar het is altijd een feest. Hoe moeten we afgelopen jaar beoordelen? Als wisselvallig, lijkt me, al kijk ik daarbij alleen naar mijn eigen waarnemingen. Prachtige soorten gezien, ik noem een kalanderleeuwerik, een grijskopkievit, zelf ontdekte steppekiek op Texel, dwergaalscholver, fraaie zingende man cirlgors en natuurlijk die idiote papegaaiduiker in een vijver in Dordrecht. Maar ook prachtige soorten misgelopen, al heb ik daar geen actieve herinnering meer aan.
Exemplarisch voor dit jaar was misschien wel mijn weekje Estland met Birding Breaks. Vooropgesteld: een heel fijn weekje weer, diep in de binnenlanden van een nieuw, vreemd maar tegelijkertijd zo gewoon land. Maar niet alles liep naar wens, wat vogels betreft. Spechten werkten maar matig mee al was grijskop fraai. Uilen ook, aanvankelijk, maar uiteindelijk was er die bijna mythische ontmoeting met dwerguil. En stellers eiders waren geweldig, auerhoenen indrukwekkend, baltsende korhoenders prachtig en steenarend plotseling laag boven ons, de kroon op het werk. Met daarbij nog volop zeearenden en kraanvogels, en eland!: een heel fijn weekje.
Exemplarisch was misschien ook onze vakantie in Schotland. Een geweldige vakantie die ons alle aspecten toonde van een fantastisch land, maar de droomsoorten bleven uit. Al was ik best gelukkig met zwarte zeekoeten, noordse pijlstormvogels, een fraaie juveniele kleinste jager en, misschien wel de soort van de vakantie: misschien wel mijn eerste echt overtuigend wilde rotsduiven ooit.
De herfst maakte, als dat nog nodig was, alles goed! Vier lifers: bosgors, eindelijk bosgors; een spectaculaire grote vale spotvogel, nieuw voor Nederland; een heerlijke bruine lijster op een legendarische dag op Vlieland en op diezelfde dag op datzelfde eiland eindelijk mijn eerste officiële Nederlandse vale gierzwaluw. En drie ‘tweede keertjes’ waarvan twee duidelijke verbeterwaarnemingen: provençaalse grasmus op de Maasvlakte en struikrietzanger op Texel, en een die ook boeiend was: vrouwtje blauwvleugeltaling op Texel. Voeg daarbij onder andere kuifleeuwerik en roze pelikaan (de lijst is nog lang niet compleet) en het jaar was alweer bijna om. Een sensationele kleine regenwulp eind december, misschien wel de soort van het jaar al komen daar meer soorten voor in aanmerking, maakte het helemaal af.

In het Utrechtse e.o. waren onder andere een zelf ontdekte witoogeend, dwerggors, liefst twee orpheusspotvogels, roze spreeuw, pestvogels en natuurlijk weer enkele fraaie blako’s, dit keer in het Griftpark, het vermelden waard.
Verder blonk het jaar uit in ‘dubieuze’ soorten: de schildraaf die door noord Nederland zwierf is vrijwel zeker met de boot deze kant op gekomen, en de azuurmees in Bergen, vermoedelijk van een verre oostelijke ondersoort, kan vrijwel onmogelijk van wilde herkomst zijn geweest. De fraaie man carolinaeend op Texel past ook wel in dit rijtje, hoewel eerder in omgekeerde zin: waarom zou die niet wild zijn geweest?
Tenslotte blonk dit jaar uit in spectaculaire insecten. Liefst negen nieuwe vlindersoorten had ik, waaronder veld-, bos-, grote en kleine parelmoer en dambordje. En wat libellen betreft onder andere (weer!) zadellibel, zuidelijke keizerlibel en blauwe glazenmaker.

De jaren 10
En dan nog iets over het afgelopen decennium, de jaren 10. De jaren 10 waren toch vooral het decennium van de mega’s, de ‘onmogelijke’ soorten: langstaartklauwier, groene bijeneter, kroonboszanger, oosterse vorkstaartplevier, grote kanoet, grijskopkievit, kleine regenwulp. Mijn zeven zeldzaamste soorten ooit, allemaal in deze tien jaar. De jaren 10 waren dan ook de jaren van (alweer) verdere intensivering van het twitchen, de jaren waarin ik in elk geval als het maar enigszins mogelijk was op alles afging wat nieuw voor me was, en verder op nog veel meer. Dat het in de jaren 0 nog gebeurde dat ik haakbekken liet lopen omdat ik daarvoor echt niet naar een buitenwijk helemaal in Groningen ging: in de jaren 10 ondenkbaar. Het is dan ook niet vreemd dat mijn tienjarig soortenaantal in Nederland groeide van 354 (jaren 0) naar liefst 426 (jaren 10). Al had dat er natuurlijk ook mee te maken dat er steeds meer ontdekt wordt. Doordat we met veel meer mensen in het veld zijn, met veel meer kennis, betere apparatuur en snellere communicatie.
De jaren 10 waren ook het decennium van de buitenlandse (vogel)reizen. Natuurlijk, elke één a twee jaar maken we wel een buitenlandse reis, ook al voor 2010, maar in de jaren 10 maakte ik mijn eerste echte buitenlandse vogelreizen. De vogelaarsorgie naar Extremadura in 2018 en de iets bescheidener maar ook erg fijne reis naar Estland dit jaar. Voor herhaling vatbaar. En daarnaast was er natuurlijk de reis naar Kaapverdië in 2015, weliswaar geen echte vogelreis maar toch ook erg succesvol wat dat betreft.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten