dinsdag 6 februari 2018

Dubbeltwitch

En we gaan lekker door met als een dolle zeldzame vogels achterna te lopen. Ja, het zijn feestelijke tijden en dat schept natuurlijk verplichtingen. Dit keer wel wat minder ver. Voor vandaag stond een fijne dubbeltwitch op het programma, iets wat voor mij als OV-vogelaar slechts bij uitzondering haalbaar is. Allereerst naar Arnhem, waar zich op een bedrijventerrein langs de Rijn al een tijdje een mooie groep grote barmsijzen bevindt, met daartussen één zeer mooie (zie de inmiddels talloze foto's) witstuitbarmsijs. Zeldzaamheid uit het hoge noorden die in tegenstelling tot zijn verwanten maar zelden uit dat hoge noorden tot bij ons afdaalt.
Een mooie vogel op een lelijke plek: het is een overbekend thema. Wat moet er van ons worden als ze al die half vergeten rommelhoekjes aan de randen van de steden gaan opruimen? Steengruis en wat schaarse begroeiing omgeven door prikkeldraad, een blinde muur en een roestige container. Maar bij aankomst al meteen de barmsijzen in beeld, een stuk of dertig, en daartussen ook meteen de witstuit gevonden. Die was makkelijk zat. Determinatie van witstuitbarmsijs is in principe een lastige klus. Witte stuit is echt niet afdoende, het is een kwestie van subtiele gradiënten, optelsom van plussen en minnen waarbij lichtval ook nog wel eens een bedrieglijke duit in het zakje kan doen. Maar als die witstuiten er allemaal uitzagen als deze, was er helemaal geen determinatieprobleem. Deze knalde eruit: een hele lichte vogel, met een lichte kop, lichtgrijsbruine bovendelen met opvallende witte lengtestrepen en bijna sneeuwwitte flanken en onderzijde met hele fijne streping en op de borst een zachte, lichtroze tint. Onderstaartdekveren uiteraard zuiverwit en stuit wit met ook al een zwakke rossige tint. Een vogel uit het boekje dus en aangezien de groep af en toe tot op enkele meters afstand foerageerde en af en toe op slechts een paar meter afstand op het prikkeldraad kwam zitten, liet die zich fantastisch zien. Ook de grote barmsijzen waren natuurlijk fraai, maar daar hadden we net wat minder oog voor.

Hongerig naar meer succes snelden we terug naar het station en namen de trein terug naar Utrecht en een andere trein naar Houten Castellum. Van daar op weg voor de tweede opgave van de dag: ross’ gans langs de Lek bij de Steenwaard. Ik ben waarschijnlijk een van de weinigen die de vogel eerder gedipt heeft: anderhalve week terug met Erik konden we hem niet vinden. Dat moest vandaag even rechtgezet. Dat bleek nog niet zo eenvoudig. Vanaf Schalkwijk langs de dijk mooie groepen brandganzen en een leuke groep rietganzen, maar van het ross’je vooralsnog geen spoor. Nog geen meldingen op Waarneming ook tot nu toe, en anderen wisten ons te vertellen dat ze al een tijdje vergeefs op zoek waren. Dat stemde niet optimistisch; ik moest vrezen voor de dubbele dip in plaats van de dubbeltwitch. Maar, we waren al bijna bij Culemborg, het veerpontje was al in beeld, toen Toon een wit gansje ontdekte in een watertje in de uiterwaard tegen de rivier aan die hier inmiddels Lek heet maar verder dezelfde is als die bij de witstuitbarmsijs. Kon nauwelijks missen natuurlijk maar niet te vroeg gejuicht: eerst maar eens de telescoop opgezet. Die toonde inderdaad onmiskenbaar ross’ gans. Een parmantig wit gansje met zwarte vleugelpunten, klein van stuk, kort nekje, rond kopje, kort snaveltje: nogmaals uit het boekje. Ondanks de afstand waren de karakteristieken goed herkenbaar en dat maakt natuurlijk alle verschil. Zeldzame dwaalgast uit Noord-Amerika of ontsnappeling uit vogelkooi? Het is de vraag die bij dergelijke types altijd aan de orde is. Maar deze heeft geen slechte papieren: hij is ongeringd, heeft onbeschadigde vleugels en houdt afstand. We geven hem zolang het voordeel van de twijfel. Totdat de hoge heren van de CDNA hun oordeel vellen. Tot het zover is mogen we spreken van een topdag.

4 februari 2018

Geen opmerkingen:

Een reactie posten