Het is inmiddels een traditie van alweer heel veel jaren: op de eerste (of wanneer die, zoals dit jaar, op 1 januari valt op de tweede) zondag van het jaar gaat vogelwacht afdeling Utrecht op excursie naar de Zuidpier van IJmuiden. Eén keer, een aantal jaren geleden, hebben we daarvan afgeweken en gingen we in januari naar de Delta, maar hoewel de Delta natuurlijk een fantastische bestemming is, beviel ons dat op een of andere manier toch niet helemaal. De Delta, dat is voor februari en sindsdien doen we weer elk jaar begin januari IJmuiden aan, met in de middag een al even traditionele toegift van wat zich daartoe maar aandient.
Het was nog wel even spannend dit keer. Kou, ijzel en gladheid gisteren en vanmorgen ineens plaatselijk mist: ons tochtje hing aan en zijden draadje. Maar feitelijk waren de vooruitzichten gunstig: rustig en zacht winterweer zonder gladheid, zonder mist, zonder al te veel wind en zonder neerslag en met een beetje geluk met af en toe een snippertje zon.
De Zuidpier van IJmuiden, dat is een soort wormvormig aanhangsel aan ons land. Nergens in Nederland ben je zo ver uit de kust als hier, althans met vaste grond onder de voeten. Met zijn betonnen versterking tegen de eeuwig geselende golfslag is het in Nederland de uitgelezen plek voor vogels van rotskusten en open zee. Oeverpiepers, steenlopers, paarse strandlopers (nou ja, een enkeling slechts vandaag), drieteenmeeuwen, roodkeelduikers en zelfs een paar jan van genten, ze waren allemaal weer van de partij. En zo vroeg in het jaar waren het natuurlijk ook allemaal nieuwe jaarsoorten. Elk jaar begint alles opnieuw en voelt elke soort alsof je ‘m nog nooit gezien hebt. En los daarvan zijn het natuurlijk gewoon hele fijne soorten. Die prachtige adulte drieteenmeeuwtjes boven zee of die majestueuze jan van genten: veel mooier heb je ze in onze streken niet, wat zeevogels betreft. We hadden ook nog, onder meer, enkele grote zee-eenden meevliegend in treintjes van zwartjes (eentje was bijzonder fraai, meevliegend in een groepje dat dicht langs de pier koerste), een ijseend en een zeekoet op zee, een dwergmeeuwtje, ook al zo’n heerlijk gevalletje, foeragerend boven zee en op het strand naast duizenden meeuwen onder andere een rosse grutto en een bonte strandloper. De soort van de ochtend was echter de juveniele kleine burgemeester die verblijf hield langs de pier. Keer op keer zagen we die vlak langs ons heen vliegen, naar de punt van de pier en weer terug, en in het begin, toen de pier nog meest verlaten was, hadden we hem ook nog korte tijd aan de grond. Kleine burgemeester: dat is betrekkelijk zeldzaam (hoewel niet meer zoals pakweg tien jaar geleden) en bovenal (ook al) een erg fraaie meeuw.
Voor het middagprogramma waren enkele goeie soorten voorhanden. Daartoe gingen we richting Noordwijk. Allereerst naar een onooglijk, braakliggend stukje Niemandsland aan de Achterweg waar al weken lang twee dwerggorzen overwinteren. Ik was er vorige maand nog heen geweest, maar: ‘elk jaar begint alles opnieuw en voelt elke soort alsof je ‘m nog nooit gezien hebt’, dus het mislopen van deze soort zou moeilijk te verkroppen zijn. Bij aankomst zagen we al enkele vogelaars aandachtig staan kijken naar wat struikjes helemaal achterin het terrein. Dat zag er goed uit maar bij nader inzien bleken ze vooral te staan kijken naar enkele heggenmussen. Daarvan hingen er diverse rond maar de gorsjes waren net even uit beeld. Het was dus weer even zoeken geblazen. De tijd verstreek en de groep vogelaars groeide aanzienlijk aan maar uiteindelijk werd dwerggors teruggevonden. Aanvankelijk diep verscholen in het braamstruweel maar korte tijd later liet er een zich mooi en betrekkelijk open en bloot zien, eerst boven in het braamstruweel en daarna even verderop in een betrekkelijk kaal boompje. Leuk was dat-ie ook af en toe fanatiek aan het roepen was. Geen gemakkelijk geluid dus dat kun je niet vaak genoeg te horen krijgen.
Laatste doelsoort van de excursie was de humes bladkoning die alweer enkele weken verblijft langs de Troelstralaan in Noordwijkerhout. Die was vrijwel meteen in beeld. Zo mag het ook wel eens een keertje. Het was een druk beestje, maar af en toe liet hij zich erg fraai en van dichtbij zien, zodat de belangrijkste verschillen met ‘onze’ (Bloeyendael) bladkoning goed waren vast te stellen: valer van kleur, minder contrastrijk en nauwelijks zichtbare tweede vleugelstreep. Eén keer riep-ie, om het af te maken.
Na de excursie zijn we nog met één auto op zoek geweest naar een grote burgemeester die gemeld was op het strand bij Noordwijk. Die konden we tussen de vele honderden meeuwen aldaar niet vinden, maar wel een andere burgemeester die na een korte periode van verwarring (vogel oogde best fors, de snavel aan de zware kant) werd gedetermineerd als (toch) een kleine burgemeester. Onze tweede vandaag. De waarnemer van de grote burgemeester bezwoer me dat hij echt een grote gezien had, die echter maar kort ter plaatse was geweest, zodat wij deze kleine mogen beschouwen als ‘onze’ eigen ontdekking. Een eer die in de eerste plaats Martijn toekomt.
Hier ook nog een fantastische kokmeeuw, een kokmeeuw als een duivels engeltje: spierwit, niet alleen waar-ie spierwit hoort te zijn maar ook waar-ie grijs hoort te zijn, maar inktzwart waar-ie zwart hoort te zijn. Een interessante afwijking. Misschien wel de vogel van de dag.
8 januari 2017
Geen opmerkingen:
Een reactie posten