Het zijn drukke dagen voor de fanatieke twitcher. De ene zeldzaamheid na de andere wordt ontdekt, sommige vlak om de hoek, andere aan de andere kant van het land, en voor de meeste mensen is dat allemaal niet bij te benen. Met twee lifers in vijf dagen (forsters stern op Texel en westelijke baardgrasmus bij Wageningen) heb ik toch mijn graantje wel meegepikt. Ik meende het me dan ook wel te kunnen veroorloven dit weekend de zeldzaamheden even de zeldzaamheden te laten en me te wijden aan gewoon ongericht vogelen, gewoon het veld in en zien wat je tegenkomt. Dat is immers waar het allemaal mee begint.
Zaterdag bijvoorbeeld met een deel van onze trektelgroep naar Den Treek bij Amersfoort. Bossen, heidevelden, natte plakken. ’s Ochtends hebben we een paar uur lang de trektelpost van het Hazenwater geannexeerd. Ik hoop maar dat de lokale trektelploeg dat goed vond. Zelf waren ze in elk geval in geen velden of wegen te bekennen. Daar was wellicht goede reden voor: harde wind en spectaculaire buienluchten, dat beloofde weinig trek. En inderdaad, met af en toe een graspieper, een appelvink en oh ja, één vrouw bruine kiekendief hadden we het wel gehad. Maar we vermaakten ons intussen prima met de plaatselijke bevolking. Volop zingende boompiepers, diverse roodborsttapuiten, uit verschillende richtingen zingende gekraagde roodstaart, mooie boomleeuweriken. Bij de ringheuvels zagen we, schuilend voor de enige bui van betekenis, een prachtige man beflijster in het land. Die hadden we zonder die bui waarschijnlijk gemist. ‘Elk nadeel heb zijn voordeel’, wie zei dat ook alweer? Twee zingende kleine barmsijzen en een prachtige man kleine bonte specht droegen ook aanzienlijk bij aan de feestvreugde. Nee, geen zeldzaamheden, maar wel een erg leuke ochtend.
Met Harriët zondagochtend een wandelingetje gemaakt door een snippertje bos bij Groenekan. De fietstocht erheen en terug naar huis namen samen meer tijd in beslag. Geen vogels van betekenis (maar die twee grote bonte spechten waren natuurlijk toch erg mooi), wel duistere buienluchten die scherp afstaken tegen zonovergoten landschap. Erg fotogeniek.
Zondagavond kon ik het toch weer niet laten: er moest weer wat getwitcht worden. Want de baardgrasmus van Wageningen had ik vrijdag weliswaar behoorlijk gezien, maar de soort (de zesde pas voor Nederland) verdiende beter en het weer (een prachtige, heldere lenteavond) moest toch ergens aan besteed worden. Dus stond ik samen met enkele andere vogelaars opnieuw langs de autoweg aan de rand van Wageningen te turen in een boomsingel langs het universiteitsterrein. Het werd een geslaagde avond want ik heb de vogel prachtig gezien, beter dan vrijdag. Gemakkelijker en vaker, dichterbij en bovendien in een prettig avondzonnetje in plaats van de regen van vrijdag.
Het baardgrasmussencomplex is een nogal ingewikkeld geheel. Gemakshalve citeer ik even ontdekker Robert van der Meer: ‘Sinds 2014 bestaat deze groep uit drie zeer gelijkende soorten die weer zijn onderverdeeld in verschillende ondersoorten. In Noordwest-Afrika, het Iberische Schiereiland, Frankrijk en Noordwest-Italië broedt de Westelijke Baardgrasmus (Sylvia inornata), vanaf Italië tot in Turkije de Balkanbaardgrasmus (cantillans) en op o.a. Corsica en Sardinië de Moltoni’s Baardgrasmus (subalpina). De verschillen tussen deze drie soorten zijn erg subtiel: de belangrijkste kenmerken zitten in de hoeveelheid wit in de staart en de verschillen in geluid. Van de ‘baardgrasmus’ zijn ongeveer 75 gevallen in Nederland. Bij de helft van die gevallen (37) kon de exacte soort niet worden vastgesteld; tot nu toe zijn er 37 gevallen van de Balkanbaardgrasmus, vijf gevallen van de Westelijke en op dit moment is het enige geval van de Moltoni’s Baardgrasmus in herroulatie bij de CDNA.’ Dat laatste betekent dat ze opnieuw aan het bekijken zijn of het er wel eentje was. Er zal dus wel reden zijn tot twijfel.
Westelijke baardgrasmus is dus erg zeldzaam in Nederland, dat moge duidelijk zijn. Een stuk zeldzamer nog dan de toch ook tamelijk exclusieve balkanbaardgrasmus. Maar dit lijkt er wel degelijk eentje te zijn. Inmiddels is roep gehoord en die sluit moltoni’s uit, terwijl de staart goed is gefotografeerd en inderdaad op westelijke wijst. Wat het uitgebreide donkeroranje op de onderzijde al had doen vermoeden. Zesde voor Nederland dus, als alles goed gaat, en mijn eerste. Alweer een feestje dus.
Dat feestje vierde ik in mijn eentje, op de terugweg fietsend door de velden op weg naar Ede. Een heerlijke avondschemertocht door akkers en weilanden, langs statige boomlanen, oude bomen gekleed in piepjong lentegroen, stoere knotwilgen in het land, prachtige oude boerderijen en boerenschuren bijeen rond een oeroud boerenerf. Geen vogels van betekenis meer maar die rust, die daar bijna tastbaar om je heen hing, zich bijna fysiek aan je opdrong … Het is moeilijk kiezen maar misschien was dit nog wel het hoogtepunt van mijn weekend.
17 april 2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten