woensdag 13 april 2016

413: Vierdaagse

Het moest een daverende vogeldriedaagse worden. Om te beginnen wilde ik een paar regionale zeldzaamheden oprapen. Bijvoorbeeld op vrijdag de zwarte ibis van de Blauwe Kamer. Aardig lenteweer met geregeld zon tussen de wolkenvelden, koor van fitis, tjiftjaf, zwartkop en zanglijster, en alweer braamsluiper, wat ik best vroeg vond: het voorjaar kwam lekker op gang. En tenslotte de ibis. Niet half zo zeldzaam meer als een paar jaar geleden, maar toch een leuke soort.
Zaterdag moest het de koereiger worden die al enkele dagen verblijf houdt bij Nieuwer ter Aa. Trein naar Breukelen en daarna geprofiteerd van de forse zuidenwind: vrijwel de hele tocht naar Abcoude in de rug. De plek was vlot gevonden. De vogel zelf bleek lastiger maar uiteindelijk kreeg ik ‘m goed in beeld. Een mooie vogel, bijna ralreigerachtig van kleur, met fraaie rossige kruin-, rug- en borstveren. De verdere middag besteed aan een fietstocht naar en wandeling rond Waverhoek, wat vooral een aantal ijslandse grutto’s opleverde die zich tussen de honderden gewone grutto’s ophielden. Prachtige vogels met steenrode borst en mozaïek van oranje en zwartbruin op de bovendelen. Verder onder meer kluten, een paar kemphanen, een of twee zwarte ruiters en diverse zingende blauwborsten. Een daarvan vroeg speciale aandacht. Een paar keer dacht ik toch echt een fitis te horen zingen en een paar keer meende ik loepzuiver een startende snor te horen, die overigens telkens niet doorzette. Moest nog op gang komen, nam ik aan. Snor had ik al genoteerd toen ik die blauwborst zag zitten en om en om de fitis en de snor zag voordragen. Gefopt. Op de terugweg nog even uitgestapt in Maarssen voor de daar zojuist ontdekte ijsduiker.

De derde dag van mijn vogeldriedaagse bracht me met vogelwacht Utrecht naar Winterswijk. Te beginnen te Beekendelle, het ware sprookjesbos van Nederland. Om en om dichte wirwar en open plekken; omgevallen bomen, natte poelen, alles overwoekerd door een saus van lentegroen: meer oerwoud dan dit kennen we niet in Nederland. En een verrukkelijk koor van zwartkop, boomklever, boomkruiper, koperwiek, vuurgoudhaan en meer. En toen: middelste bonte specht! Twee stoeiden er rond de boomstammen verderop in het bos. Doelsoort nr. 1 voor vandaag was binnen, en mooi gezien ook. Later hoorden we er ook een roepen: die wat lijzige, trage variant op de bonte spechtenroep, en zagen we er opnieuw een, prachtig tegen een boomstam aangeplakt. Ook de mauwende baltsroep gehoord, waarmee de eerste etappe van vandaag geslaagd was. Dat we ook nog een boommarter zagen, hollend door de takken boven ons, was meer dan een bonus. Het was misschien wel het hoogtepunt van de dag.
De tweede etappe bracht ons naar de steengroeve, waar we fraai zicht hadden op het nest van de oehoe, met drie jongen erin. Schattige, zij het wat forse verenbollen, tot ze hun kop oprichtten, hun nu al fel oranje ogen openden en de snavel sperden: duiveltjes in schaapskleren. Een beetje zoals in horrorfilms waarin lieve kindertjes zich ontpoppen tot iets heel anders dan we gedacht hadden en heel wat minder lief. Oehoes had ik natuurlijk al vaker gezien maar dit was nieuw voor me. Verderop op de groevewand vonden we ook nog een van de oudervogels.
Tenslotte naar het Meddosche veen geweest en daar onder andere een mooie wandeling gemaakt door een karakteristiek hoogveenlandschap, met bossen die oprijzen uit duistere modderpoelen, met natte veenplakken, gagelstruwelen, zwarte wateren en eenzame berkenboompjes. Blauwborsten, boompiepers, een oranjetipje, maar intussen verontrustende berichten over een forsters stern op Texel, lifer! maar heel ver hier vandaan. Moest de driedaagse straks wellicht een vierdaagse worden?
We waren klaar met Winterswijk maar hadden nog een halve middag te gaan. Besloten werd om op de terugweg nog even de Blauwe Kamer aan te doen, voor zwarte ibis onder andere. Dus stonden we anderhalf uur later in een heerlijk zonnetje uit te kijken over het riviermoeras en de heuvelrug daarachter: een machtig landschappelijk kunststukje. En te genieten van de lepelaars, zingende braamsluiper, ooievaar, twee verre raven en zwarte ibis. Opnieuw zwarte ibis: ik had vrijdag wel thuis kunnen blijven. Al had ik dan mijn eerste braamsluiper pas twee dagen later gehad.
Berichten van buidelmees in de Wageningse Bovenpolder lokten ons naar nog een laatste bestemming. Zo stonden we tenslotte in het zonnetje op een fietspad tussen rietvelden, wateren en bultige weilanden te wachten op de dingen die komen gingen. Ook hier zicht op de stuwwal op de achtergrond. Zojuist de Grebbe-, hier de Wageningse berg. Bekende Nederlander fietst langs, bekende Nederlander fietst terug langs en tenslotte: buidelmees. Eerst iets moeilijk definieerbaars in het riet, maar daarna twee glasheldere buidelmezen overvliegend naar de andere kant van het fietspad. En tenslotte nog een paar keer dat fijne roepje. Ja, het was een fijne dag.

Maar ja, die stern. Gisteren na eind middag niet meer gemeld. Spoorloos. Maar vanmorgen al voor 8 uur de piep: driedaagse werd een vierdaagse.
Opwinding, spanning, gejaagdheid: het is de koorts die sommige mensen overvalt als zich een zeldzame vogel meldt. Haast, maar ja, veel te haasten valt er niet als je twee uur in de trein zit. Het bericht: vogel over de dijk het wad op. Ik zat nog niet eens in de trein toen, en het verontrustte me niet. Was gisteren ook een paar keer gebeurd en uiteindelijk was-ie steeds teruggekeerd. Het duurde dit keer wel tamelijk lang voor-ie werd teruggevonden maar op de boot kwam de volgende piep: weer aanwezig. Helemaal geruststellen deed die me ook niet want het zou nog zeker anderhalf uur duren voor ik ter plaatse zou zijn en voor die tijd zou de vogel vast wel weer vertrokken zijn. Maar op een keer vanmiddag zou hij weer opduiken, veronderstelde ik, en dan kwam alles goed.
Op de fiets, zwoegend schuin tegen de wind in, bleef alsmaar de onheilspiep uit. De enige piep luidde: ‘inmiddels 5 kwartier steady ter plaatse’. Toen was ik al een heel eind op weg. Nog één kwartier en ik had ‘m. Zou het dan toch een inkoppertje worden? De molen van de Bol al achter me. Het bordje ‘Het Noorden’. Het hek bij Utopia. Ik zag ze al staan. Buiten adem gooi ik mijn fiets in de berm en voeg me bij de toeschouwers. ‘Zit-ie er nog?’ Bij een van de aanwezigen mag ik door de zoeker kijken: forsters stern in de pocket!
De last die dan van je bezweette lijf glijdt, die opluchting, die euforie, bijna elke vogelaar weet hoe dat voelt. Telescoop uitgepakt, de vogel eens goed bekeken en toen, amper vijf minuten na mijn aankomst, vloog-ie op en verdween over de dijk. Oei, oog van de naald, denk je dan. Gevalletje timemanagement waar je een puntje aan kunt zuigen. Wat een verhaal!
Het verhaal werd wel wat minder stoer toen de vogel er een kwartier later zomaar weer zat. Geen uren wachten dit keer, en ik kon nu uitgebreid de tijd voor hem nemen. Een mooi sterntje, ja, maar vooral een bijzonder sterntje, met zijn zwarte roverhoofdmannen-oogmasker en zijn forse snavel. Toen-ie opvloog, wat een paar keer gebeurde, was het pas echt een mooi sterntje. Zo lelieblank, zo licht van voorkomen, prachtig.
Waarna ik eindelijk tijd had voor Texel. Tijd voor de duizenden grote sterns hier in Utopia. Via e-mail raakte ik met dochter Renske in discussie over hoeveel meer die forsters stern waard was dan al die grote sterns bij elkaar. Ik kwam er niet helemaal uit maar het was vele malen meer. Hoeveel grote sterns zouden er wel niet nodig zijn om op een doordeweekse dag voor naar Texel te gaan? Maar later vroeg ik me af, wat zou erger zijn: Texel zonder forsters stern of Texel zonder grote sterns? Het eerste is normaal; zo is het altijd geweest. Nog nooit eerder zat er een forsters stern op Texel en niemand heeft ‘m ooit gemist. Maar Texel zonder grote sterns, dat zou een catastrofe zijn.
Restte nog een heerlijke middag op Texel met forsters stern op zak: een feest! Mooie groep rosse grutto’s bij de Schorren, het noordelijk uitzichtpunt over de slufter, met zicht op weer zo’n episch landschap. En groenpootruiters, enkele ijslanders tussen de grutto’s, mooie eiders, kluten, in de polders nog duizenden rotganzen: allemaal zaken waar ik op weg naar de stern de tijd niet voor had genomen. Nu alsnog.

11 april 2016





Geen opmerkingen:

Een reactie posten