Het pinksterweekend begon zaterdag met een mooie wandeling van Werkhoven naar Wijk bij Duurstede. Zon en een temperatuur van tegen de dertig graden Celsius. Akkers en velden, boomlanen, een stukje bos, landgoed met statige oprijlaan richting landhuis dat in de verte opdoemt aan de bosrand, het oude kasteel Sterkenburg met omringend kasteelbos, Langbroeker wetering en Kromme Rijn. Oude natuur, oude geschiedenis en de neerslag daarvan in een oud landschap. Wat vogels betreft: grauwe vliegenvanger, boompieper, spotvogel, niks opmerkelijks maar ach, dat was vandaag ook helemaal de bedoeling niet. Weidebeekjuffers boven de Kromme Rijn, dat was leuk, en een ringslang ritselend door het gras op Sterkenburg. Maar intussen wel alsmaar meldingen van geweldige soorten elders in het land, ja, dat krijg je ervan, met de moderne communicatie, maar vandaag ver buiten bereik en morgen vast en zeker alweer vertrokken. Ik tuurde natuurlijk geregeld de lucht af, maar niets, nauwelijks een buizerd.
Maar toen dook in de berichtgeving ineens die ralreiger op, in de Bovenmeent bij Bussum. Dus ’s avonds de vermoeidheid afgeschud en naar Bussum zuid en met het vouwfietsje naar de Bovenmeent. De al jaren niet-meer-zo-nieuwe natuur daar is onlangs uitgebreid met kersvers onder water gezette weilanden en dat heeft in korte tijd al tot mooie resultaten geleid. Vandaag de kroon op dat werk: een schitterende ralreiger. Bij aankomst, om een uur of 8, was de vogel net even uit beeld, diep verscholen in een bosje riet en zuring. Vaak is het dan lang wachten maar dit keer viel het mee: na een kwartiertje verscheen-ie aan de rand van het bosje waar hij even mooi, open en bloot zichtbaar was voor-ie zich weer terugtrok. Zo ging dat een tijdje. Meestal was de vogel verborgen in het bosje of sloop daar buiten beeld achter langs, en af en toe kwam-ie tevoorschijn en was dan enige tijd mooi zichtbaar. Maar na een tijdje ging hij aan de wandel, doorstak een open stuk met alleen hier en daar een hoger plukje en was zodoende geweldig te zien, sluipend en schuifelend. Af en toe stond hij even roerloos, strekte zich, schoot dan plotseling fel uit en had vervolgens iets in zijn snavel. Iets ondefinieerbaars meestal, maar hij at er goed van.
Voor zondag had ik, na een week uitstel, mijn tochtje naar Groningen gepland. Trein naar Haren en op de vouwfiets richting Zuidlaardermeer. Het was regenachtig en grijs maar ook zo zacht en zo windstil dat het je helemaal niet deerde. De Onnerpolder, met fraaie hooilanden met wulpen, geelgors en zingende veldleeuweriken. En de Oostpolder, met naast hooilanden uitgestrekte plasdras, en met onder meer ouderwetse aantallen grutto’s en tureluurs, aantallen die je in de gangbare landbouwgebieden, zelfs in de betere, allang niet meer tegenkomt. Geoorde futen, zomertalingen en ineens jagend boven het hooiland naast me twee witvleugelsterntjes. En ook al had ik ze verwacht, toch ging er even een schok door me heen. Zoals vogels je altijd weer kunnen verrassen. Want zo mooi, zo elegant, zo smaakvol. Net engeltjes, met hun bijna witte vleugels afstekend tegen hun zwarte rug. En van onder die zwarte ondervleugeldekveren, als een soort uitgelopen inktvlek. Verderop zag ik er meerdere. Zeker zeven, want zoveel telde ik er op zeker moment gelijktijdig, maar het zijn er vast nog wel een paar meer geweest. Ook passeerde een witwangstern, riep een porseleinhoen en zongen de veldleeuweriken. Drie lepelaars, een kleine zilverreiger, gele kwikstaarten, een waar paradijs.
Een zelfbedieningsfietspontje, een attractie op zich, bracht me in het recreatiedorp Meerwijck aan de andere kant van het meer en zo belandde ik in de Kropswolder buitenpolder. Ook hier een doolhof van water en drassig land en ook hier geoorde futen, meer nog dan zojuist en met volop jongen. En hier vond ik die andere zeldzame moerasstern: witwangsterns. Ik telde in de gauwigheid elf nesten en de sterns vlogen af en aan.
Zo fiets je dus in krap een uur van de witvleugelsterns naar de witwangsterns! In Nederland hè, niet in Polen, niet in Wit Rusland, gewoon in ons eigen kikkerlandje waar we tot enkele jaren geleden genoegen moesten nemen met af en toe een enkele verdwaalde vogel van dat type. En dan kun je wel cynisch doen over Nieuwe Natuur in Nederland, over natuurbouw en roepen dat in Nederland echte natuur niet meer bestaat want dat alles door de mens is gemaakt en gepland maar als dat tot taferelen leidt zoals hier rond het Zuidlaardermeer, dan maakt het mij eerlijk gezegd helemaal niets uit of je dat echte natuur wilt noemen of niet.
9 juni 2014
Niet bij vogels alleen: In memoriam: de huiskraai
Geen opmerkingen:
Een reactie posten