Ik herinner me vooral de vuurtorens, die glinsterden aan de horizon en allerlei vage associaties opriepen, gedachten aan iets vers en ongrijpbaars.
Dat was 's nachts. Overdag oogverblindende kliffen en sprookjesachtige rotskusten. Uitzichten tot ver over de wereldzeeën en getijdenhaventjes waar vissersbootjes met trossen van oranje bollen scheefgezakt in het slik lagen. En meer. Genoeg al met al om je dag na dag de ogen aan uit te kijken. Maar 's nachts vooral het nietige licht van de vuurtorens dat, temidden van kolossale duisternis, twinkelde aan de horizon. En de nabijheid van de eigen vuurtoren die zijn lichtbundels, zo helder alsof je eraan hangen kon, naar de verte zond.
Als boegbeelden staan ze aan hun standplaats genageld. Ze belichamen het karakter van Bretagne, daarnaast terug te vinden in zulke uiteenlopende zaken als de warme crêpes in de crêperies, akkertjes met bloeiende artisjokken, de stakerige kerktorentjes van grove zandsteen en de onuitsprekelijke namen die we lazen op straatnaambordjes onderweg.
Zowat ieder plaatsje had zijn eigen vuurtoren. Dichtbij landinwaarts vonden we de onze: een vreemdsoortig lichtbaken dat in geheel eigen ritme stond te knipperen. Een onwaardig gedrocht, zowel in lichtbeeld als in gestalte, dat helemaal niet beantwoordde aan de voorstelling die men zich van een vuurtoren maakt. Op een late avond stonden we aan zijn voet en verbaasden ons: de schamele toren was hol, het licht scheen door de kieren van de vergrendelde deur, spinrag als een verzegeling en verder niets.
Niet ver weg scheen ook het machtige zwaailicht van St. Mathieu dat, met een tussenpoos van vierentwintig stappen op een koude avond op weg van de kroeg in het dorp terug naar de tent op de lege camping, zijn licht aan de hemel streek en tot ver over land en zee slingerde. En aan de horizon deelden verre en onbekende oorden via hún vuurtorens geruisloos hun bestaan aan ons mee. Zoals het oceaaneiland Ouessant, waar de Phare de C'reach schitterde onder zijn gelijken.
Enkele dagen later waren we zelf op Ouessant en verdronken we in het licht van dezelfde vuurtoren die gisteren nog aan de horizon stond. En 's nachts, wandelend over het eiland, zagen we ver weg de gloed van een andere vuurtoren. Zoals Ouessant deel had uitgemaakt van de nachtelijke horizon van St. Mathieu, zo nam St. Mathieu nu zijn plaats in op die van Ouessant. We hadden van vuurtoren geruild.
September 1988
Meer buitenlandse zaken: Albertville
Geen opmerkingen:
Een reactie posten