Ik gun echt iedereen het beste en heb dan ook een beetje te doen met
de mensen die vandaag in het verre Drenthe op zoek zijn geweest naar de kleine
trap en die niet vinden konden. Zelf vond ik het te ver, niet zozeer Drenthe
als wel die kleine trap, vanaf het dichtstbijzijnde station dat ik vinden kon. En
dus ging ik weer eens richting Oostvaardersplassen, waar ik alweer een tijdje
niet geweest was en waar nog aardig wat nieuwe jaarsoorten konden worden
opgehaald. En toen in de loop van de dag duidelijk werd dat kleine trap vandaag
niet was verschenen, eerlijk is eerlijk, ik kan niet ontkennen dat ik toen
enige voldoening voelde. Ik had daar ook kunnen staan, na uren zwoegen tegen de
straffe zuidwester, uren vergeefs wachtend op een kleine trap. Nu kon ik die
straffe zuidwester gebruiken om mezelf vanuit Almere naar Lelystad te laten
blazen. Overigens pas nadat ik een rondje gemaakt had rond de natte graslanden
van de Lepelaarsplassen. Dat loonde: een paar wilde zwanen, kemphanen, een zwarte
ruiter, een paar honderd goudplevieren, bonte strandlopers, bontbekplevieren,
honderden brandganzen, grote zilverreigers, nonnetjes en in het riet drie
baardmannetjes. Dat waren alvast drie nieuwe jaarsoorten. De vierde volgde bij
de Bloq van Kuffeler: drie vrouwtjes topper. En de vijfde, hoewel die maar half
telt: rosse stekelstaart. Een exoot.
Het Jan van de Boschpad bood weinig nieuws. Wel mijn eerste grutto weer,
en héél ver weg het zeearendennest, een soort torenflat in een boompje, met als
een soort speldenknop op de rand de zeearend zelf.
Vanaf de Grote Praambult, een ruime handvol grote zilverreigers en
een raaf verder, was het zeearendennest net iets minder ver weg en was de
zeearend zelfs een markante verschijning, vooral toen-ie hoog in een kale boom
naast het nest ging zitten: ver maar indrukwekkend, heersend over het woud van
kale bomen dat daar uit de rietmassa’s opsteeg. Verder hier blauwe kiekendief,
bruine kiekendief, ruigpootbuizerd, duizenden goudplevieren en duizenden
brandganzen.
Vanaf de Kleine Praambult veel van hetzelfde. Dezelfde uitgestrekte
steppe vol ganzen en goudplevieren, dezelfde verre rietmassa’s, dezelfde kale
bomen, dezelfde zeearend, weer wat verder weg nu. Ik liet vader en moeder en
twee kinderen door de telescoop kijken en ze schenen erg onder de indruk. Wat me
eigenlijk een beetje verbaasde want als je niet beter wist was er aan die
verenbal in de verte maar weinig te zien. Het vereiste enig
voorstellingsvermogen om daar een zeearend in te herkennen, en
voorstellingsvermogen kan niet zonder enige kennis van zaken. Ik bedoel: je moest
wel weten wat je zien moest, om het te zien, leek me.
Veel volk vandaag in de Oostvaardersplassen. Langs de Knardijk
stonden de auto’s bumper aan bumper in de berm geparkeerd. Op de parkeerplaats
was niet voldoende plek. In processie gingen we het gebied in op weg naar
kijkhut ‘De Schollevaar’ en het waren lang niet allemaal ervaren natuurvorsers
in groen kaki en verrekijker om de nek die zich op de modderige paden begaven. Heel
wat elegante sierschoentjes en kleurige jasjes om me heen. ‘De Nieuwe Wildernis’,
de filmhit in de bioscopen, heeft zijn sporen nagelaten. Al had ik bij vader en
moeder en twee kinderen een lichte teleurstelling geproefd: het zag er zo van
afstand toch niet zo spectaculair uit als in de film. Maar ze zouden zeker
terugkomen.
23 februari 2014
Geen opmerkingen:
Een reactie posten