maandag 25 december 2017

Siberische boompieper bij Wageningen

Een man of tien in een slordige kring turend naar een ruige plek met laag woekerende braamstrengen aan hun voeten, in de vaste overtuiging dat zich ergens daar voor hen een siberische boompieper schuilhoudt: het kon zo uit een cartoonstripboek afkomstig zijn. Na misschien wel een half uur (en dan reken ik vanaf het moment dat ik me bij het gezelschap voegde) wordt besloten de plek toch maar grondig uit te kammen. Ach, er was daar toch niets dat we verstoren konden en die bramen, die kunnen wel wat hebben. Trouwens, menig terreinbeheerder zou alleen maar blij zijn als een bende vogelaars de bramen een beetje kwam korthouden, wat ons trouwens niet gelukt is want die bramen, die kunnen wel wat hebben. Nee, sibopi moesten we toch elders zien terug te vinden. En zo dreigde een herhaling van gisteren, toen ik met een paar handen vol andere vogelaars een uur of langer met mijn dagelijkse schoenen had lopen rondbanjeren door modder, door drassig grasland en door plassen met als enig resultaat, afgezien van natte voeten, enkele keren een meest zwijgzaam opvliegende pieper die bij neerstrijken meteen weer in de vegetatie verdween en onvindbaar was tot het moment dat we ondanks onze voorzichtigheid toch te dichtbij waren gekomen en hij weer opvloog om verderop weer spoorloos te verdwijnen. Wat op zichzelf overigens een aardig determinatiekenmerk is. Nee, dit leek me geen graspieper. Maar eigenlijk was ik al te laat: het was zo’n grijze middag dat het al om 3 uur bijna begint te schemeren en kort voor 4 uur zocht de vogel, veronderstelden we, zijn slaapplaats op. Hij vloog in elk geval, net als de dag tevoren gebeurd was, hoog de wijk in.
Dat moest beter kunnen.

Vandaag was er veel anders. Vandaag was ik er al om half 12. Vandaag was ik met kaplaarzen. En vandaag was de vogel verre van zwijgzaam. Toen we hem enige tijd later honderd meter verderop terugvonden, vloog hij luid roepend op. Verderop hetzelfde en daarna nog een keer. Steeds hoorden we luid en duidelijk die roep en dat was prettig want ik denk niet dat ik ooit eerder siberische boompieper live langer dan een halve tel heb gehoord. En siberische boompieper kun je niet vaak genoeg horen roepen want die roep is lastig te onderscheiden van onze boompieper. Al heb ik altijd gevonden dat het kan, ook in het veld en ook zonder sonogram. Dat het geluid hoger van toon is, nee, ik geloof niet dat je dat kunt horen zonder directe vergelijking. Maar het roepje is minder strak, is iets explosiever en heeft een wat dalend en afzwakkend verloop. Een heel klein beetje als roodkeelpieper maar dan heel anders. Nou ja, dat moet je horen, en juist daarom zo leerzaam dus.
Maar het belangrijkste verschil (voor mij) met gisteren was wel, dat sibopi zich vandaag enkele keren geweldig liet zien. Twee keer ging-ie een tijdje zitten rusten in een knotwilgje. De eerste keer was-ie daarbij mooi te zien, de tweede keer was-ie fantastisch. Vrij zichtbaar in de kale takken bleef-ie zo lang zitten, dat ik rustig de telescoop kon richten en alle relevante kenmerken zich aan me onthulden. De markante koptekening met het opvallende vlekje op de achterwang, en de wat olijfkleurige en zwak getekende rug, ze waren overduidelijk. Kijk, en daar was ik dus voor teruggekomen. Missie geslaagd!

24 december 2017







woensdag 20 december 2017

Pietersberg

Ik had het alweer een paar jaar niet meer gedaan, dus of ik het nog zou kunnen? Fietsend de Pietersberg op: een paar jaar geleden deed ik het nog. Met moeite hoor. In het begin lijkt het nog mee te vallen, maar op het eind, ja op het eind wil je het niet meer opgeven natuurlijk. Je gaat nog liever dood, daar op de flanken van Limburgs heuvelland. Maar inmiddels waren we dus een paar jaar verder, was ik alweer een paar jaar ouder en eerlijk gezegd, vrees ik, misschien ook wel een paar jaar zwaarder. Dus of het nog zou lukken?
Nou, het is gelukt, kan ik u, niet zonder gepaste trots, mededelen. In het begin leek het nog mee te vallen, maar op het eind, ja op het eind wilde ik het niet meer opgeven natuurlijk. Ik ging nog liever dood, daar op de flanken van Limburgs heuvelland. Buiten adem, de koude lucht raspend door mijn luchtpijp maar levend! stond ik bovenop de Pietersberg. En geen voetje aan de vloer onderweg. Dat kon Renske, toch bijna 35 jaar jonger, me niet navertellen. Of dat was omdat ze niet kon, of omdat ze er geen zin in had, moet u haar maar vragen.
Een oplettende lezer herkent hier natuurlijk de mannelijke streberigheid. Uitsloverij, meer is het niet. Ik was gewoon het alfamannetje dat zich niet wil laten kennen, dat zich op de borst wil kloppen. Want je schiet er niks mee op, met de Pietersberg op fietsen, je bent er niets sneller door want toen ik nog amechtig stond uit te hijgen kwam Renske al kalmpjes met de fiets aan de hand aangelopen. Geen centje pijn. Hoe dan ook, het ware loon naar werken bleef uit: oehoe vandaag onvindbaar, behalve een houten exemplaar bij het uitkijkpunt. Maar ook zonder oehoe is de klim naar de Pietersberg natuurlijk de moeite waard. Want die uitzichten! Het is een cliché maar toch ook een beetje waar: je waant je in het buitenland. Aan de ene kant zicht in het klassieke, lieflijk glooiende Limburgse heuvelland, het fraaie kasteel Neerkanne aan de voet van de helling. Aan de andere kant zicht in die open wond, in die holle kies in het mergelland. Steile wanden, kaal gesteente, diepe grotten en op de bodem diepblauwe waterplassen. Hoe je er ook over denkt, het ziet er indrukwekkend uit. En inmiddels al bijna helemaal teruggegeven aan de natuur: de ENCI is bezig zich hier terug te trekken en Natuurmonumenten is vanaf nu vormgever van dit landschap. In het eeuwige dilemma economie versus natuur trekt dus voor één keer natuur aan het langste eind. Nou ja, nadat economie ook hier tientallen jaren de bovenliggende partij is geweest. Uiteindelijk trekt natuur natuurlijk altijd aan het langste eind, of we willen of niet.
Ook nog naar de Kleine Weerd geweest, een rivieroeverreservaatje zo’n beetje midden in Maastricht. Leuk gebiedje, met oude rivierlopen, verruigde oevers en een langgerekt eiland vol bosjes en struikgewas en rommelige velden vol uitgebloeide ruigtekruiden. Langs de oevers hadden bevers hun sporen nagelaten: van heel wat boompjes was aan de voet de stam bijna tot helemaal doorgeknaagd. Sommige stammen lagen dwars over het pad of hingen in de armen van buurman of vrouw. Van de bevers zelf verder geen spoor.


16 december 2017


Meer Zuid Limburg: Zuid Limburg








zondag 26 november 2017

Op avontuur in de natuur

Terminals, fabriekshallen, hangars, start- en landingsbanen. Verkeerstorens en radio-zendmasten. Beton, beton en nog eens beton, en staal, en glas. En overal hoge hekken, kilometers en kilometers hekken. Daartussen uitgestrekte grasvlaktes. En vliegtuigen, overal vliegtuigen. Alles trouwens onder prachtige buienluchten van buien die niet vielen vandaag, in elk geval niet waar ik was. Ingeklemd tussen snelwegen, volg ik Google maps dat me op miraculeuze wijze over, langs en/of tussen Schiphol door vanaf het NS-station manoeuvreert (vooraf vraag je je af: zou dat kunnen daar, met de fiets? Het kan) naar die ene uithoek van het vliegveld waar al een week lang een woestijntapuit bivakkeert. Sommige mensen nemen alleen genoegen met ongerepte natuur, of wat daar in Nederland voor doorgaat. Uitgestrekte bossen, stille heidevelden, woeste duinen, de dynamiek van het wad, liefst in stilte en volstrekte eenzaamheid te ondergaan. Hou ik ook erg van hoor, maar dit soort landschap kan ik op zijn tijd ook wel waarderen. Ook, of misschien zelfs wel juist dit is Nederland, wat je daar verder ook van vindt. Het is de moderniteit, de wereld van bedrijvigheid, van transport, van beweging, wees er gelukkig mee of niet, die gaat niet meer weg. En hoe zich in die moderniteit toch iets van natuur, iets ongerepts manifesteert, een vogeltje dat op eigen houtje van duizenden kilometers ver hierheen is gevlogen, dat is iets dat me mateloos fascineert. Alles bij elkaar is het ook een soort natuur hier, een soort jungle, en enerverend is het zeker, op een bepaalde manier. Dat een viaduct je weg kruist en dat daarop, pal voor je neus, een reusachtige jumbo verschijnt. Een lange tunnel, een bocht naar links, nog een tunnel, nog wat links en rechts en daar staan ze al, de vogelaars, geconcentreerd achter hun telescopen of telelenzen, loerend naar puinbergen, gestapelde stenen, betonnen platen en nog meer hekken, schijnbaar zonder enige interesse in de (nog meer!) vliegtuigen in de weidsheid daarachter. Vogel net even uit beeld, wordt me verteld, het is een bekend verhaal maar het duurt dit keer niet lang. Vogel zit er al een week en is ook vanmorgen al gemeld dus kan niet missen en inderdaad: na enig geduld verschijnt-ie achteraan op het beton. Daarna op een verre berg puin, op het hek en tenslotte op de nabije berg puin. Tot op amper vijf meter afstand nadert-ie. Ik had al wel eerder woestijntapuit gezien maar nooit zo. Wat een vogel, en wat een ambiance. Terwijl op de achtergrond een reusachtig verkeersvliegtuig voorbij gaat, genieten wij van een zeldzame dwaalgast uit streken waar dat verkeersvliegtuig wellicht (maar waarschijnlijk niet) naar op weg is en die nu hier op enkele meters afstand foerageert tussen het puin en de koude aarde van Schiphol, waar hij het ene na het andere iets tevoorschijn haalt. Het is weer een onvergetelijke twitch.

25 november 2017


En dan nog deze: Sprookjes














maandag 20 november 2017

Kokar de Zaagbek

Hij houdt de gemoederen flink bezig, vriend Kokar. Bevindt zich al enkele dagen nabij het Zwarte Water ten noorden van Zwolle en wordt omgeven door twijfels en bedenkingen. Zij die het wagen deze exoot te twitchen, zijn onderwerp van hoon en spot van collega vogelaars die wijzer zijn en er de neus voor ophalen (hoewel ik zomaar vermoed dat heel wat van deze vogelaars die wijzer zijn inmiddels stiekem ook zelf zijn wezen kijken). Want eend en van origine thuis in verre orden: dat is per definitie verdacht. Dat is het lot van zeldzame eenden: teveel beesten achter slot en grendel waarvan er te vaak van achter hun slot en grendel weten te ontsnappen. Om maar eens mezelf te citeren: ‘Eenden zijn net god: je hebt de gelovigen en je hebt de ongelovigen die niet geloven dat ooit een eend vanuit een ver land deze kant op kan dwalen en daarom aannemen dat elke zeldzame eend wel vanachter slot en grendel afkomstig moet zijn’. Maar deze is naar verluidt inmiddels bewezen ongeringd, gaaf aan beide vleugels en prima tot vliegen in staat, niet al te tam en trekt bovendien niet op met dubieus gezelschap: geen slechte papieren. En bovendien niet de eerste: er is er al eens eerder eentje aanvaard dus men neemt aan dat het kan, een wilde kokar in Nederland. Hoe dan ook, het is, zoals al die eenden van dubieuze herkomst, een prachtige vogel en omdat fietsen in de streek van Vecht en IJssel sowieso geen straf is, toch maar met Harriët de trein naar Zwolle genomen en de fiets richting Zwarte Water. Daar aangekomen, bij het bescheiden waterloopje dat tot aan het Zwarte Meer en vandaar het Ketelmeer en tenslotte het IJsselmeer voert, vinden we een mooie compositie van blauwgrijze watertjes, vaalgele rietoevers, overhangende wilgenbosjes en groene graslanden onder grijze luchten met hier en daar een snufje zon. Klassieke Hollandse landschapsschildering. Aanvankelijk was de vogel uit beeld maar geen paniek: al gauw werd-ie teruggevonden in de oever. Enige tijd zat-ie daar half verscholen in het riet maar uiteindelijk gaf-ie zich helemaal bloot en konden we genieten van zijn feestelijke uitdossing met de kenmerkende, opvallende kuif. Wat ook zijn status en herkomst, een reisje naar het Zwarte Water is-ie zeker waard.
Na Kokar de regen, en in de regen Langenholte, waarna een mooi dijkje langs de Overijsselse Vecht, schuilen in het tuinhuisje van de Agnietenberg en terug in Zwolle tenslotte museum De Fundatie. Vooral dat laatste vormde een mooi contrast met en een fijne aanvulling op Kokar.

18 november 2017







dinsdag 14 november 2017

Noord-Holland

Het weer was een beetje de rode draad, tijdens de Vogelwacht Utrecht-excursie naar Noord-Holland vandaag. Het woei te weinig en het regende teveel maar tussen de vele buien door lukte het toch om een paar hele leuke typetjes te scoren.
Het woei te weinig. Na berichten van gisteren (vier stovjes langs Camperduin, twee papduikers en één kleine alk) hoopten we vandaag een graantje mee te pikken van de rijke buit die de harde noordwester hopelijk richting kust zou blazen. Maar de noordwester was helemaal niet hard en dus moesten we genoegen nemen met standaardsoorten als roodkeelduiker, zeekoet en jan van gent. Al gaven de meeuwtjes een leuke show weg. Allereerst zagen we een dwergmeeuwtje, nee, een paar dwergmeeuwtjes naar noord vliegen. Toen nog een paar en nog een paar. Zeker een half uur lang ging dat door en toen de dwergmeeuwtjes bijna op waren: hé, een drieteenmeeuw, en nog een, en nog een paar. En zo volgde op een vlaag van vele tientallen dwergmeeuwen een van vele tientallen drieteenmeeuwen. Ja, zo fascinerend kan zeetrek zijn, ook zonder de grote soorten.
Het regende teveel. Na diverse zware buienluchten die over zee voor ons langs schoven, werden we uiteindelijk getrakteerd op een hele stevige bui die wel land bereikte. Eerst hagel, daarna regen, zicht op zee 0 en toen het eindelijk zowat over was nat en koud en apparatuur nat en beslagen en daardoor vrijwel onbruikbaar. We gingen naar Minkema, opdrogen en opwarmen. Toen we daarmee klaar waren en het zo goed als droog was, weer naar buiten. Prachtige buienluchten aan alle kanten, hier en daar gitzwart, elders helder oplichtend, tussendoor snippertjes blauw en af en toe een schim van de zon: het was een bijna apocalyptisch beeld. Af en toe weer wat regen maar dat deerde ons nu niet meer. Aan de voet van de oude zeewering gingen we op zoek naar een fitis die zich daar al enkele dagen ophoudt. Een fitis in november, dat is sowieso bijzonder en deze oogde daarbij op de vele foto’s die inmiddels van hem genomen zijn behoorlijk afwijkend: grauw van kleur, vrijwel zonder groen- en geeltinten, met vrij donkere bovenzijde en een opvallende wenkbrauwstreep. Er wordt gedacht aan yakoutensis, ondersoort van zeer ver weg en daarom hier zeer zeldzaam. Langzaam lopen we door de laagte beneden langs de dijk en speuren in de bosjes. Weinig leven. Een roodborst, een pimpelmees, een tjiftjaf. Maar dan, een heel stuk voorbij de plek waar die gisteren gezien is, daar hebben we hem: een grauw, overwegend grijsbruin gekleurde Phyllo vrijwel zonder groen- en geeltinten, met vrij donkere bovenzijde en een opvallende wenkbrauwstreep. Structuur als fitis. Mooi beestje. Inmiddels wordt gedacht aan een andere ondersoort: acredula, nauwelijks met zekerheid van yakoutensis te onderscheiden maar van iets minder ver weg en daarom iets aannemelijker, en nog altijd zeldzaam. Interessante materie.
We zagen nog een paar patrijzen in de zeereep en mooie zwarte ruiters en zilverplevier in de Putten en gingen op weg naar een volgend afwijkend typje: een koereiger, zoals we hem nog maar even zullen noemen, bij Anna Paulowna. Een vogel waaraan van alles niet klopt, zoals we later zelf konden constateren toen we vanaf een weggetje stonden te kijken naar de vogel die vlakbij foerageerde in het weiland. Meestal zag je er wel een soort van koereiger in maar soms had je het gevoel dat je naar een kleine zilverreiger keek: slanker, tengerder, met een langere nek. Wat in elk geval niet klopte voor koereiger waren de pikzwarte poten en de wat te forse, te lange snavel. Maar een zilverreiger was het echt niet. Daarvoor klopte er nog veel meer niet. De vogel foerageerde als een koereiger, in het gras waar ie de ene regenworm na de andere oppikte. Hybride? Oostelijke (onder)soort? De deskundigen zijn er nog niet uit.
Na een vergeefse poging tot waterspreeuw op vliegveld Den Helder namen we ons voor de dag af te sluiten met nog één gave, echte soort. Daartoe richting Castricum, waar in de duinen vanochtend een pallas boszanger was gevonden. Uurtje met de auto, kwartiertje lopen en ter plaatse in een geïsoleerd stukje bos de vogel al gauw mooi in beeld. Dat wil zeggen: de voorhoede. De meeste anderen waren te laat. De vogel was weer zoek maar na een half uurtje zoeken werd-ie teruggevonden en kreeg (vrijwel?) iedereen hem mooi in beeld, foeragerend van half hoog in de bomen tot laag in de vegetatie. Af en toe kwam-ie vrij dichtbij en liet ook doorslaggevende kenmerken zien als middenkruinstreep en gele stuit. Fijne soort, leuk vogeltje maar het laatste woord was aan twee zwanen in een van de infiltratiekanalen. Op weg naar pallas hadden we die nog genegeerd maar op de terugweg bleken het twee mooie wilde zwanen. We begrepen de hint: het is alweer bijna winter.

12 november 2017

woensdag 8 november 2017

Uiltje

Om pakweg half zeven in de ochtend lopen we het bos in. Roodborsten zingen, spechten roffelen (meest grote bonte maar ook kleine bonte en zwarte), in de verte zingt boomleeuwerik en boven ons klinkt een late keep. En zo nog het een en ander maar er is niets bij dat aan onze hooggespannen verwachtingen tegemoet komt. Verderop staat een klein aantal vogelaars bijeen op het pad in alle rust te kijken en te luisteren, maar niets van wat zich laat horen, kan ons beroeren. Navraag leert dat de vogel vanochtend nog geen enkel teken van leven heeft gegeven. Ik bereid me al voor op de aankomende teleurstelling, daar ben ik altijd heel voortvarend mee, nee, dit wordt helemaal niks vanochtend, als zomaar ineens, uit het niets, van vlakbij dwerguil begint te roepen! Wauw! Dit is pure magie. ‘Als dan toch gebeurt waarop je al die tijd stond te wachten, is dat altijd onverwachts’, om maar eens mezelf te citeren.
Het is een heerlijk moment, vervulling van een droom bijna. En als de vogel dan ook nog wordt gevonden … Gelukkiger kun je me niet krijgen. Aanvankelijk weliswaar slechts een verenpropje half verscholen hoog tussen kale takken, maar als-ie heel even de vleugels uitslaat zit-ie daarna ineens helemaal vrij! En krijgen we hem zelfs zowat beeldvullend in de telescoop. Wat een onvergetelijke gebeurtenis!

Hij is een van de ‘publieke geheimen’ van de huidige vogelaarswereld. Met andere woorden: wordt geheim gehouden maar bijna iedereen weet ervan. Een kwetsbare situatie want mogelijk broedgeval, daar willen we voorzichtig mee zijn. En bovendien corona hè, we willen geen samenscholingen. Sommige mensen zijn daar erg streng in, vinden dat je er gewoon vandaan moet blijven. ‘Blijf thuis!’ staat nog altijd af en toe op aanplakbiljetten te lezen. Zelf ben ik daar eerlijk gezegd wat soepeler in, wat opportunistischer wellicht. Zoals we daar staan in het bos, met zijn vijftienen of zo allemaal netjes op het pad en rustig wachtend tot de vogel zich vertoont, geloof ik niet dat we enig kwaad doen. Niet aan de vogel en niet aan ons zelf. De anderhalve meter wordt meestal voorbeeldig gehandhaafd. Kijk, er zijn regels, er zijn ge- en verboden en daar heb je je aan te houden, wat mij betreft. En er zijn dringende adviezen, maar die zijn toch vooral toegespitst op de koopgoot en het strand van Zandvoort. En dringende adviezen, dat zijn uiteindelijk niet meer dan adviezen, daar kun je je aan houden in de mate die redelijk is. En dus staan we hier netjes op het pad stilletjes te genieten van een af en toe roepende dwerguil die zowat beeldvullend zichtbaar is in de telescoop.

Na deze uiterst succesvolle vroege-ochtendtwitch is de vraag: wat nu? Ik als van origine OV- en fietsvogelaar zoek vooral naar opties in de buurt of op de route, maar Cecile, iets meer autovogelaar dan ik, denkt minder beperkt en komt met de Biesbosch op de proppen. En dus staan we twee uur later op het dijkje langs polder Hardenhoek te kijken naar een fantastische tweedejaars zeearend die laag boven het water jaagt en naar de schimmen van twee visarend op hun nest ver weg in een bosrand. Die zeearend was er één van diverse die we vandaag gezien hebben, de meeste in vlucht en dat zijn eigenlijk de mooiste, en ook twee ver weg in een boom. De visarend zagen we nog één keer, prachtig in vlucht boven de Nieuwe Merwede. Met verder onder andere een vlucht van vijftien regenwulpen, een stel mooie gele kwikstaarten, volop zingende veldleeuweriken en enkele prachtige overvliegende zwartkopmeeuwtjes als engeltjes zo mooi, mag ook dit tweede deel van de dag succesvol worden genoemd.

17 april 2021


Meer: Gieren



dinsdag 31 oktober 2017

Bruine boszanger in de Lek-uiterwaard

Wat een fijne hobby hebben we toch. Sta je ineens, voordat het dagelijkse werk een aanvang neemt, met je poten in de natte klei in een Lek-uiterwaard nabij Schalkwijk. Ganzen over, een groep van een stuk of 25 veldleeuweriken, een golf van zowat honderd kramsvogels, allemaal naar zuid terwijl laag boven de horizon de zon door de af en toe wat dunnere bewolking schemert en een sfeerrijk lichtspel creëert. En uit de wildernis voor ons af en toe een herhaald kort, smakkend roepje. Een roepje dat klinkt als …, ja, als wat eigenlijk? Af en toe van verderop, af en toe schijnbaar dichtbij. Het is de bruine boszanger die hier gisteren door de onvolprezen Bram Rijksen is ontdekt. Lang niet zijn eerste goede vondst in de regio de laatste tijd. Maar brubo is wel de kroon op zijn werk denk ik: ook landelijk zeldzaam en voor de provincie vrij uniek. Er is slechts één eerder geval bekend, een ringvangst bij Eem in oktober 2013. En nu dus hier, in een stukje wildernis van wilgen, braamstruweel, biezen en watertjes in de uiterwaard. Hij is tamelijk luidruchtig, voor een bruine boszanger: geregeld klinkt zijn roepje en zo kunnen we aardig pijlen waar het beestje ongeveer uithangt. Maar het is lastig hem in beeld te krijgen. Zoals dat hoort bij deze soort. Een brubo die zich makkelijk laat zien is geen echte brubo. Nog meer kramsvogels vliegen over, tijdens het zoeken en wachten. Ook wat koperwieken. En boven de Lek vliegt enige tijd een mooie adulte geelpootmeeuw rond. Om het niet al te gemakkelijk te maken zien we in het gekrioel van takjes en twijgjes af en toe tjiftjaf en winterkoning, maar gelukkig laat ook bruine boszanger zich enige tijd mooi zien. Als een klein, bruin muisje met vleugels en een opvallende wenkbrauwstreep, kruipt-ie van takje naar takje, verdwijnt uit beeld maar duikt even verder weer op en is af en toe volledig vrij zichtbaar. Niet echt vlakbij maar toch fraai. We kunnen er weer tegenaan vandaag.

31 oktober 2017

maandag 30 oktober 2017

Spectaculaire zeetrek langs de Maasvlakte

Een fikse noordwesterstorm afgelopen nacht en vanochtend, vooral in het noorden maar ook in het zuidwesten zou het stevig waaien uit het noordwesten: de ideale dag om het weer eens te gaan proberen aan zee. Met twee auto’s gingen we op weg en rond half 8 stonden we op de nieuwe trektelpost aan de zeedijk van de Tweede Maasvlakte. Het was nog schemerig toen ik al aan de horizon het vliegbeeld van een keilende pijlstormvogel meende te zien. In alle hectiek, de harde wind, de gevoelsmatig astronomische afstand tot de voorhoede die vlak voor ons op stoeltjes voor het houten schuttinkje zat, lukte het me niet tijdig aandacht voor dit geval te vragen, het duurde ook niet lang voordat de vogel was opgelost in de oneindigheid van tijd en ruimte, en alleen Toon, die naast me stond, had ik erop gewezen. Het leek een donkere vogel dus grauwe? Maar hij was ver en het was nog een beetje schemerachtig dus wat is dat waard? Hij oogde meer als een noordse vond ik, wat compacter, met stijve en niet zo spitse vleugels. Maar ja, ver weg, korte tijdsduur …
Anyway, een verre jan van gent, een vrij verre kleine jager, een minder verre middelste jager (veel forser, veel zwaarder gebouwd en met iets dat een duidelijke borstband leek), een alk, alles boven een woeste zee met meters hoge golven en witte schuimkoppen die verwaaiden in de stormwind. Het eerste vaaltje dat werd omgeroepen, dichtbij door de branding, miste ik. Kon ‘m gewoon niet vinden. En dat terwijl vaal stormvogeltje mijn grote wenssoort was vandaag: alweer vier jaar geleden zag ik die voor het laatst en los daarvan is het een geweldig beestje, zo’n dapper zeevogeltje dat de oceanen en hun stormen trotseert. Hoeveel weegt dat nou helemaal? Dat zoiets zich weet te handhaven bij noordwest 7 of 8, het is een mirakel.
Ook het tweede vaaltje dat langskwam, was niet aan mij besteed. Het derde wist ik, zij het op het nippertje, wel op te pikken. Al honderden meters voorbij de telpost wist ik het gevalletje, nog slechts een klein, donker en langvleugelig beestje dat over de branding vloog, nog net in de telescoop te vangen. Hoera! Maar dat moest nog wel beter. Met het vierde vaaltje ging dat niet lukken: ik zag precies op het moment dat ik de scoop losliet in mijn ooghoek nog net een zwarte flits langs schieten. Toen ik weer keek, was-ie zoek. Telt niet.
Toen een bericht: bij de Maasmond, enkele kilometers verderop, hadden ze al twee stormvogeltjes (let op: je hebt dus het vaal stormvogeltje en een die gewoon stormvogeltje heet en overigens veel minder gewoon is dan het vaaltje; die is voor mij alweer meer dan tien jaar geleden) en twee vorkstaartmeeuwen (ook niet mis) en al meer dan tien vaaltjes waarvan de meeste dichtbij. Dát was blijkbaar de plek vandaag, en niet deze nieuwe, veel westelijker en dus in theorie veel beter gesitueerde telpost en na kort beraad stapten we in de auto en voegden we ons bij de flinke groep vogelaars die bij de oude telpost op de dijk stond. Deze keus legde ons geen windeieren. Al meteen vielen ons de drieteenmeeuwen op: veel meer en veel dichterbij dan zojuist. Af en toe kwamen ze vlak voor ons langs gevlogen en dat is elke keer een feestje want het zijn geweldige meeuwtjes. Mij was het op dat moment niet duidelijk of we met telkens nieuwe, langstrekkende exemplaren te maken hadden of met vogels die stationair hier rond de Maasmond rondhingen, maar op trektellen werden voor vanochtend meer dan 800 langstrekkende drieteentjes gemeld!
Woeste golven sloegen geregeld finaal over de blokkendammen heen, zowel die vlak voor ons als die aan de overkant tussen Maasmond en Noordzee, en spatten geregeld hoog boven de rood-wit gestreepte toren aan de overkant uit. Langsvarende zeeschepen leken een speelbal van de elementen, hevig deinend op de zware golfslag. Op het eerste vaaltje hoefden we niet lang te wachten: eentje verscheen aan de binnenkant van de nabije blokkendam boven het daar naar verhouding rustige water. Hij zwierf wat over de golven en kwam tot op amper tien meter, voor-ie de blokkendam overstak en maar een klein beetje minder dichtbij de golven betrappelde. Een tweede verscheen, net zo dichtbij, even later een derde en toen zelfs een vierde. Alle vier vlak langs ons heen, foeragerend boven de golven. Het was fantastisch! Wat een beestjes. Langzaam zwoegden ze tegen de stormwind in naar west. Af en toe werd er eentje ineens ver teruggeworpen en was het alsof-ie opnieuw moest beginnen, maar ze hielden stand en schoven langzaam uit beeld. Niet veel later twee nieuwe vaaltjes. Net zo dichtbij als zojuist, net zo fraai, trappelend boven de golven. Af en toe was het alsof ze op het water gingen zitten maar de vleugels bleven gespreid en uiteindelijk trappelden ze moedig voort. We zagen er daarna nog geregeld, wel niet meer zo dichtbij als die eerste maar nog altijd prachtig. Hoeveel het er uiteindelijk geweest zijn vind ik lastig te schatten. Vaak wist je niet of je naar een nieuwe keek of naar een vogel die daar al een tijdje rondhing of een van zojuist die weer een stukje was teruggeworpen. Het deed er weinig toe. Het was een geweldige belevenis. Zo mooi zag ik vaal stormvogeltje nog nooit. En intussen ook een grote jager, twee keer een juveniele gent vlak langs ons heen, de tweede ook nog even ter plaatse op de golven, een roodkeelduiker halverwege de Maasmond, wat dwergmeeuwtjes, een kleine jager die fanatiek achter een meeuw aan joeg en een slechtvalk laag over ons heen, met prooi waarvan we ons al voorstelden dat het het stormvogeltje was dat eerder bij Scheveningen gemeld was en waar we op stonden te wachten. Waar we ook op stonden te wachten, was een zwarte rotgans die bij Katwijk was gemeld, vliegend naar zuid. En warempel, na diverse groepen rotganzen gecheckt te hebben, hadden we beet bij een gans die in zijn eentje kwam overgevlogen. Wat we ook zagen waren groepen veldleeuweriken die over het woeste water kwamen aangevlogen. Niks zeldzaams aan natuurlijk maar wat een bikkels! Het was een geweldig spektakel en dat stormvogeltje en vorkstaartmeeuw zich niet meer lieten zien, vergaten we met liefde. Maar na half elf of zo viel het ineens stil. Ineens waren de vaaltjes op. Ineens konden we geen jager meer vinden boven zee. Alleen de drieteenmeeuwen vlogen onverminderd door. Toen we tegen twaalven al meer dan een uur geen vaaltje meer gezien hadden, was het tijd om te vertrekken.

29 oktober 2017


Meer aan zee: Aan zee

woensdag 25 oktober 2017

Texel

Je hebt vogelen en vogelen. Je hebt vogelen zoals tijdens de vrijdag en zaterdag van het jaarlijkse Dutchbirdingweekend op Texel, toen we ons vooral bezig hielden met achter de ene leuke soort na de andere te snellen. Met enig succes, dat wel. Grote kruisbekken waren na een half uurtje wachten present en showden fraai hun kolossale snavels. Goeie soort en al enkele dagen ter plaatse in de Staatsbossen, even ten noorden van Westerslag, tijdens het weekend een goede plek om andere vogelaars te ontmoeten. Aan de andere kant van het eiland stal een sneeuwgors de show. Liet zich op de parkeerplaats bij paal 28 tot op enkele meters benaderen. Dat was vrijdag. Zaterdag een reeks fijne soorten. Twee soorten franjepoot, roodhalsgans, mooie bladkoning, jagende slechtvalk, roodhalsfuut en een uiteindelijk voor allen succesvolle jacht op hop. Het was smullen. Vooral die hop was een belevenis. En we mogen ons gelukkig prijzen dat Toon hem de eerste twee keer dat we de vogel zagen, telkens nog gemist had. Anders hadden we misschien niet de moeite genomen ons naar de tuintjes te haasten toen de vogel daar gemeld werd. Want dat werd wel onze ultieme hop. Hadden we hem tot dat moment alleen nog maar over ons heen zien vliegen, daar zat de vogel langdurig te foerageren op het wandelpad en doordat de toegesnelde meute zich toen voorbeeldig gedroeg, ja dat mag ook weleens gezegd worden, kregen we uitgebreid de kans hem te observeren. Een buitenkansje. Zo mooi nooit eerder in Nederland.

Zondag hebben we wat meer de tijd genomen om te struinen en zelf iets te vinden. Met kleine bonte specht op de Robbenjager als resultaat: erg leuk voor Texel maar toch niet waarvoor je als Utrechter de verre reis onderneemt. Uiteindelijk kwam het toch weer neer op lekker struinen en zoeken terwijl anderen de zeldzaamheid vinden. En zo moesten we toch weer achter de soort van de dag aan: ijsduiker in zomerkleed op de Waddenzee bij de IJzeren Kaap. Nieuw voor dit jaar, wat mij betreft, nieuw voor Texel, maar vooral dat zomerkleed! Nog nooit gezien, dus dat was wel een snelle actie waard.
Net toen we daar weer wegreden, zomerkleed ijsduiker in de tas, werd een vaaltje gemeld, in vlucht in de buurt van de ijsduiker. Nou ja, pech, omkeren had geen zin, dachten we, dat beest was allang weer verder gevlogen. Kwartiertje later: nog steeds ter plaatse, dus het had toch wel gekund. Nou ja, nu zou het wel te laat zijn, omkeren had geen zin meer. Daarna idem. En idem. Tot we tenslotte toch maar terug gingen. En te laat waren.

Maandag was het Dutchbirdingweekend voorbij en verhuisde ik van de Krim naar Prins Hendrik om me bij de familie te voegen. Nu werd het pas echt een andere manier van Texel beleven. Met de fiets, en met de familie. Dus wat meer rust, wat meer de tijd genomen om te genieten van het prachtige nazomerweer en van de overweldigende kleurenrijkdom die de herfst over het eiland had uitgestort. Al zullen wellicht niet alle betrokkenen dat van die rust en die tijd beamen. Want ik was natuurlijk toch nog de meeste tijd op pad. Gestruind door de duinen rond De Muy, gezworven over de Slufter, vanaf de buitenste duinen over zee staan kijken en vanaf de waddendijk de Schorren en de kwelders afgezocht en Utopia natuurlijk, immers vlak om de hoek. Geen grote zeldzaamheden hoor, maar het was #genieten, met strandleeuweriken, kluten, kanoeten, rosse grutto’s, zilverplevieren, lepelaars, kleine zilverreiger, noem maar op. En weer terug was er telkens weer ons parkje, het ritselende herfstgoud, de mussen in de hagen, de koperwieken, de putters en verderop de molen van De Bol die fier stond temidden van de omringende wateren. Heerlijk terugkomen is dat. En heerlijk boodschappen doen ook, naar Oosterend: langs De Bol en de molen, langs de Waddendijk en indien gewenst langs het wad, langs de Krassenkeet, door het stille Oost en door Texels onvolprezen polderland om uiteindelijk te belanden in misschien wel het meest pittoreske, het meest knusse en sfeervolle dorp van het eiland, met zijn machtige kerkje omgeven door smalle straatjes en oude huisjes.
Maar uiteindelijk draaide het toch allemaal weer uit op een megatwitch. Eerst was er nog die vermeende aziatische roodborsttapuit in de Tuintjes. Ik was met Renske in de Slufter toen de melding kwam en al gauw haastten we ons naar het noorden. Aan de vogel wordt door velen getwijfeld maar ik geloof er nog wel in. Wat sommigen er ook over zeggen, de vogel oogde bleek van onder en koud van boven. Niet minder bleek en koud dan sommige eerdere, aanvaarde gevallen. Ontbreken van wenkbrauwstreep zie je ook bij diverse eerdere gevallen terug. De behoorlijk zwart ogende ondervleugeldekveren en de ogenschijnlijk (vrijwel?) ongestreepte rossige stuit die sommige (hoewel matige) foto’s laten zien, lijken het geval ook wel goed te doen, evenals de handpenprojectie die me bij vergelijking van diverse foto's wat aan de lange kant lijkt voor gewone. Daarnaast noemt de Kenmerkengids bij eerste winter onder andere nog de lichte, zandkleurige randen aan veren op bovendelen en kruin die brede lichte banen vormen: daar zie ik op foto's in elk geval op de rug wel iets van terug. En de brede, crèmekleurige randen aan tertials en armpennen die een groot licht vleugelpaneel vormen. Ook dat is op de foto’s wel te zien. Maar de twijfels blijven en dat neemt toch iets weg van de glans van zo’n soort.
De echte klapper kwam een dag later. Ik meende me een ontspannen ochtendje struinen door de Nederlanden te kunnen veroorloven, zonder telescoop op mijn rug te hoeven mee zeulen, toen ineens die melding: BLONDE TAPUIT! Op dat moment amper twintig minuten fietsen van me vandaan, dus er was geen keus. Nat van het zweet ter plaatse, waar de vogel, inmiddels tot westelijke benoemd, gelukkig nog in beeld was. En nog meer gelukkig mocht ik wel door enkele collegiale telescopen gluren: lifer! ’s Middags, nadat we Esther bij de boot hadden afgezet, nogmaals en nu met zijn drieën bij de vogel wezen kijken. Uiteraard nu wel mijn telescoop mee, zodat ik uitvoerig de tijd voor hem kon nemen. Hij zat niet heel dichtbij maar liet zich toch fraai bekijken, foeragerend op de hooiberg. Een prachtige vogel. Een zonnige vogel ook: de warme, bijna oranjeachtige kleuren op rug en borst maken er naar alle waarschijnlijkheid een westelijke van. Derde voor Nederland. Intussen was het aangenaam toeven in het namiddagzonnetje, terwijl een journalist van TV-Noord enkele van de aanwezigen interviewde. Een hoofdrol was er natuurlijk voor de ontdekker, Koen Stork, scholier nog die echter zijn kwaliteiten al bewezen had tijdens de misterybird-competitie afgelopen zaterdag (had hij deze tapuit afgelopen weekend gevonden, dan had-ie twee verrekijkers gewonnen). Ook mezelf zag ik later kort terug in het filmpje op de site van TV-Noord.
Het was een heerlijke kers op de taart. Dat na de bijna zomerse sferen tot nu toe het weer ineens omsloeg mocht de pret niet drukken. Harde wind, prachtige buienluchten, af en toe een behoorlijk nat pak, ach, dat hoort er ook bij. Op de zeereep uitkijken over een woeste zee, hoge golven, witte koppen, zeekoeten die door de golfdalen snellen, een roodkeelduiker hier en een roodkeelduiker daar, machtige jannen van gent en een grauwe pijl aan de horizon, het is allemaal bepaald geen straf. En dat ik een vale lijster op buureiland Vlieland aan me voorbij moest laten gaan … Er was nog de optie van een boottocht van Texel naar Vlieland, maar 100 euro, ik weet niet waar precies de grens ligt van wat een twitch mag kosten, aan tijd, aan moeite, aan inbreuk op je vakantie en ook aan geld, maar het leek me op dat moment dat die grens onder de 100 euro lag. Misschien denk ik daar een volgende keer anders over maar ach, het deed even zeer, ik zal dat niet ontkennen, maar uiteindelijk kan ik wel leven zonder vale lijster, al geldt natuurlijk hetzelfde voor die 100 euro. Hoe dan ook, over een jaar ben ik die vale lijster vergeten. Die westelijke blonde tapuit zeker niet.

22 oktober 2017

donderdag 5 oktober 2017

Herkansing

Herkansingen, je hebt ze in alle soorten en maten maar deze sprak wel zeer tot de verbeelding. In elk geval tot mijn verbeelding en ik was niet de enige, gezien de meute die zich vanochtend over de Overijsselse binnenwegen bewoog. Ik was de vogel eerlijk gezegd na de monumentale dip van precies een week geleden alweer zo’n beetje vergeten, dat had moeite genoeg gekost, maar gisteren dook-ie ineens weer op, in de buurt van Hasselt: de keizerarend van de Brobbelbies. Een herkansing dus, en een die ik als het effe kon niet aan me voorbij wilde laten gaan. En dat hoefde ook niet, want ik kreeg een lift aangeboden: ik kon meerijden met Ted Hoogendoorn, met 471 soorten op de teller een vermaard twitcher. Dat gaf vertrouwen.
Om vijf voor zes in de ochtend zat ik in de trein. Om kwart over zes werd ik opgepikt in Maarn en kort voor zonsopkomst stonden we aan de Rechterensweg te kijken hoe het eerste ochtendlicht zich ontfermde over de Stadsgaten, natuurgebiedje van Staatsbosbeheer bij Hasselt. En we waren nog lang niet de eerste: tientallen auto’s stonden al geparkeerd in de berm van dit smalle landweggetje en met velen stonden we te wachten tot de arend tevoorschijn zou komen. Overvliegende graspiepers. Voor ons een moerassig veldje geflankeerd door een bosje links en een bosje rechts, en een paar honderd meter verderop een handvol vogelaars. Een handvol vogelaars die de vogel zien! zo zoemt het hier door de groep. Hij vliegt! Jawel, hij vloog, de andere kant op, van ons vandaan en in elk geval voor mij buiten beeld. Sommigen hier schenen de vogel kort gezien te hebben maar ik stond net op de verkeerde plek. Niet voor het laatst, vrees ik. De vogel scheen geland te zijn in een populier in de verte, we zagen daar de buizerden onrustig rond de boom cirkelen maar de arend zagen we niet. En weer opgevlogen, luidde het bericht, in westelijke richting. Verder even geen nadere mededelingen. Allemaal stapten we in de auto, allemaal reden we in zo groot mogelijke haast het landweggetje af, maar feitelijk wist niemand waarheen.
De hectiek van dit eerste uur stond model voor die van een groot deel van de ochtend. Er volgden nieuwe berichten: vogel nu ‘hier’ ter plaatse, vogel weer opgevlogen, vogel weer ter plaatse. Maar telkens waren we te laat, soms maar een minuutje. ‘Vogel in zuidwestelijke richting verdwenen’, waarna het enige tijd angstvallig stil was. We belandden in polder Mastenbroek, ten westen van Hasselt. We zagen buizerden, we zagen een zwerm kieviten die klaarblijkelijk in paniek de lucht in ging, al was die paniek natuurlijk vooral wensdenken onzerzijds, en we zagen een weiland met 32 grote zilverreigers. Uitgestrekt polderland, uitzicht tot in de verste hoeken. Schuren, boerderijen, boomlanen. We bestudeerde elke buizerd maar natuurlijk was elke buizerd inderdaad een buizerd. Ver weg in de polder zagen we een kleine samenscholing van auto’s en mensen. Hoopvol gingen we die kant op maar het bleken vissers te zijn. De dag was nog jong, hield ik mezelf voor, maar als je jezelf zoiets moet voorhouden, is er natuurlijk reden tot zorg. Ik voelde geen paniek hoor, ik voelde gelatenheid. Acceptatie al bijna: keizerarend, blijkbaar niet mijn vogel.
Toch was het nog maar amper negen uur toen er weer een melding kwam: vogel ter plaatse langs de Wolfshagenweg. Dat was vlakbij, constateerden we na raadpleging van google maps! We keerden de auto en raceten naar de aangegeven plek. Van verre zagen we al de vogelaars staan, turend door hun telescopen, allemaal in dezelfde richting. Zo moeten we het hebben, dachten we. We stappen uit en voegen ons bij de meute: ‘ja hoor, hij zit er’. Telescoop opgesteld, even zoeken in de aangegeven richting en bingo!

Wij, de winners, zie ons daar staan langs dat landweggetje, tussen de geparkeerde auto's, de telescopen gericht op een keizerarend verderop in het land. Je moet een behoorlijk fanatieke vogelaar zijn, je moet twitcher zijn om zo’n moment ten volle te kunnen appreciëren. De euforie, de vreugdekreten, wat een berg verzameld geluk hier op dat landweggetje diep in Overijssel, je zou het de hele mensheid toewensen. Hij zat wel niet heel dichtbij maar toch: formidabel was-ie, prachtig zichtbaar door de scoop. Wat een bakbeest! Die fiere gestalte, die stoere kop, die zware snavel. Eindelijk de tijd om de vogel eens goed in ons op te nemen. Een arend, een echte arend. Verenkleed van licht beige-bruin tot donkerbruin, met bijna zwartachtige vlekken op buik, op rug en op de kop. Sommige aanwezigen suggereerden nog Spaanse keizerarend. Dat wordt nog wel een dingetje: gaan we die (of juist de ander) uit kunnen sluiten of zitten we straks met een keizerarend spec. die we niet eens mogen tellen? Maar ach, die lijstjes … Wat een fantastische vogel. Na een tijdje ging-ie vliegen en vloog prachtig voor ons langs laag tot half hoog over het weiland. Die enorme lappen van vleugels, die diep ingesneden vingers, die traagheid van bewegen: een echte arend. Een jongensdroom!
Nog een paar keer krijgen we hem te zien, zittend in het veld en laag in vlucht, maar niet meer zo mooi als die eerste keer. We eindigen, bij Genemuiden, met een mooie bonus: juveniele zeearend boven een bosje in de verte. Hij is ver, maar hij is glashelder: zo’n totaal andere vogel eigenlijk. Keizerarend is weer even uit beeld. We besluiten het hierbij te laten en gaan naar huis. Waar het leven doorgaat, met of zonder keizerarend. Waar de formatie voort ploetert, het Nederlandse voetbal nog altijd in deplorabele staat verkeerd en Trump en Kim doorgaan met als kleine kleuters elkaar voor van alles uit te maken. Morgen weer een dag zónder keizerarend. What else is new?

4 oktober 2017


Wat voorafging: Wij de loosers

Meer twitchen: Arend

donderdag 28 september 2017

Wij, de loosers

Wij, de loosers, een basket of deplorables, zie ons daar staan, langs dat landweggetje tussen de verruigde velden, starend naar de einder, wachtend op een keizerarend die niet meer komt. Te laat, voor altijd te laat, je kunt er een Griekse tragedie aan wijden (ware het niet dat de Grieken keizerarend gewoon tot hun standaard-inventaris kunnen rekenen). Deze was niet weggelegd voor een stelletje slome sukkels als wij. Niet weggelegd voor de tragen van geest, niet voor hen die eerst zeker wilden weten dat de vogel toch een blijvertje was. Niet voor degenen die eerst hun lunch wilden nuttigen om er daarna middels een reeks alerts achter te komen dat de vogel al die tijd in de buurt was geweest. Niet voor degenen die eerst hun kinderen van school moesten halen of eerst ergens in Gelderland een slangenarend (een slangenarend!) moesten twitchen. Niet voor degenen die eerst met de trein moesten en halverwege de reis de laatste alerts ontvingen, de minder plezierige waarin werd medegedeeld dat de vogel zojuist / al tien minuten / al ruim een half uur uit beeld was en dat er in de omgeving gezocht werd. Deze was voor de snellen van geest, voor degenen die onmiddellijk in de auto waren gestapt, en voor degenen die in de buurt waren geweest natuurlijk. De anderen hadden het nakijken. Voor hen restte slechts het Brabantse land met zijn maïsvelden, verruigde akkers, karige houtkades en verre bosranden waarin al voorzichtig een schim van aankomend herfstlicht doorbrak. En zijn omvangrijke verre verten en hoge hemelen waarin je zo uitvoerig keizerarenden kon zoeken, urenlang, maar inmiddels vergeefs. Buizerden waren voor ons weggelegd, en torenvalken, aardig wat torenvalken. In de akker vond ik nog twee paapjes. Diverse veldleeuweriken ook in de buurt. Zelfs als troost was het ontoereikend. Ondertussen vermaakten we ons heus wel hoor. Toen de nederlaag eenmaal was verwerkt, was zelfspot in ruime mate voor handen en gingen oude verhalen rond als cakejes op een theekransje. En toen de middag ten einde was en zelfs de grootste optimisten niet meer geloofden dat keizerarend nog zou opduiken, gingen we welgemoed naar huis. Volgende keer beter. Volgende keer zouden wij de winnaars zijn, namen we ons voor. Tegen beter weten in, waarschijnlijk.
Om er thuis achter te komen dat het natuurlijk allemaal toch niets uitmaakt. Dat het leven doorgaat, met of zonder keizerarend. Dat de formatie voort ploetert, het Nederlandse voetbal nog altijd in deplorabele staat verkeerd en Trump en Kim doorgaan met als kleine kleuters elkaar voor van alles uit te maken. 
Morgen wéér een dag zonder keizerarend. What else is new?

27 september 2017


Het vervolg: zie Herkansing

Meer dips: zie Havik





dinsdag 26 september 2017

Ommelanden

Het beloofde een mooie herfstdag te worden. Het was weer eens tijd voor een lekkere twitch. Wel vanuit de trein dichte mist dus dat werd nog spannend, maar in Groningen was de mist opgetrokken en scheen de zon. Op de fiets door de Groninger ommelanden. Ik schrijf dat altijd graag, ommelanden, een mooi woord dat staat voor, nou ja, voor de Groninger ommelanden dus. Vraag me niet waarom, maar in mijn ogen zijn alleen de Groninger ommelanden echte ommelanden. Afwisseling van statige hoeves en verre leegtes, waar je bij elke half of helemaal vervallen hoeve, bij elke door metalen hekwerk gestutte aanbouw of bij elke noeste, verwilderde tuin waar het bijbehorende landhuis schittert door afwezigheid, denkt: komt dat nou door die aardbevingen? De reis ging naar Slochteren, althans, een heel eind die kant op. In het Dannemeer moest ik zijn. Na een uurtje fietsen ter plaatse en daar zat-ie, meteen in beeld in een eenzaam kaal boompje, nou ja, eigenlijk twee kale boompjes temidden van de rietvelden maar hij zat er maar in één: grijze wouw. De vogel zit er al weken maar tot nu toe ging er steeds iets anders voor. Vandaag was-ie eindelijk aan de beurt. Dus de trein genomen naar … nou ja, enzovoorts, en daar sta ik dan, aan de Slochtermeentweg midden in de Groninger ommelanden, te kijken naar een grijze wouw. Een prachtige vogel, dat hoeft geen betoog, en bovendien: zeldzaam. Hij zat er mooi bij. Beetje ver misschien maar door de telescoop prima zichtbaar. Poetsend, rustend en af en toe de vleugels strekkend liet-ie zich zijn zojuist verorberde maaltje welgevallen. Een engelachtige verschijning met zwarte schouders en subtiel zwart oogmaskertje dat hem een felle blik verschaft. ‘Dat hem het aangezicht geeft van een vrouw van lichte zeden die al haar charmes inzet om ons te behagen’, schreef ik ooit. ‘En daar prima in slaagt’. Helemaal niet zo engelachtig dus, eigenlijk. Dat was overigens vijf jaar geleden en de vogel bezorgde me destijds angstzweet en hartkloppingen: het was vrijdag de dertiende dus dat beloofde niet veel goeds, en het was nog mijn eerste dus oh, hij zou toch niet na één nacht alweer weg zijn? Dit keer was het allemaal wat ontspannener. Grijze wouw is lang zo zeldzaam niet meer als destijds, het was dan ook alweer mijn derde, dat scheelt natuurlijk, en hij zat er al weken dus enig vertrouwen in de goede afloop leek ook vooraf wel gerechtvaardigd.

Rondje Dannemeer gedaan. Honderden kieviten, aardige groepen goudplevieren, flinke groep kolganzen en nog veel meer, en terug bij de wouw. Hij zat er nog, maar in het andere boompje: hij was blijkbaar tussendoor even uit jagen geweest. Dat is bezienswaardig dus dat wilde ik ook nog wel meemaken. Dus ik wachtte. Ging er eens rustig bij zitten, at een paar boterhammen en praatte wat met een paar vogelaars die ook enige tijd stonden te genieten van de vogel, maar intussen bleef die zitten waar-ie zat. Tenslotte gaf ik het maar op en fietste terug naar Groningen. Met een omweg, zodat ik van de andere kant nog even naar de wouw kon kijken. Verder weg, maar met zonnetje recht achter. En toen vloog-ie eindelijk op. En was ik toch nog getuige van zijn fraaie jachtvlucht, zwierend en zwenkend en af en toe biddend boven het moeras. Ver weg maar door de telescoop prachtig te zien. De gedroomde afsluiting.

24 september 2017






zondag 24 september 2017

Verschil

Het verschil tussen eind augustus / begin september en nu, tweede helft september, zit ‘m er onder andere in dat toen de zwaluwen massaal boven het veld foerageerden en er af en toe een paar doorschoten en een weilandje verderop gingen foerageren, terwijl nu bij vlagen de zwaluwen in flink aantal over je heen naar het zuiden knallen en er nog maar een handvol boven het veld rondhangt. Dat gezegd hebbende: gisteren zag ik juist weer een flinke groep ‘ouderwets’ zwermen boven polder achteraf bij Tienhoven. Vanochtend echter, tijdens het trektellen op de Jacobssteeg, waren ze vrijwel op.
Trektellen zit vol verrassingen. Dat kan een aanwezigheid betreffen, maar evengoed een afwezigheid.
Verschil is ook dat er een paar dagen terug weer een sijs overvloog, de eerste weer deze herfst, en begin van de maand natuurlijk nog niet.
Vanochtend aan de Jacobssteeg vloog er alweer aardig wat. Aalscholvers bijvoorbeeld, een paar honderd aalscholvers. En tientallen graspiepers, en dat is ongetwijfeld een voorbode van de vele die nog zullen volgens. Dat kun je ook zeggen van die paar zanglijsters die alweer over kwamen. Daar zullen er ook nog vele van volgen. Waarna de koperwieken, de kramsvogels, de vinken, afijn, toekomstmuziek. Maar de stilte is dus wel voorbij inmiddels. Kun je eind augustus / begin september hier in het binnenland nog van die ochtenden hebben dat er vrijwel niets vliegt, dat je de trekkers met een lantaarntje moet zoeken en je je met tien vogels in een uur tevreden moet stellen, dat is nu wel anders. Vanmorgen haalden we voor het eerst weer de duizend vogels, ach, veel is het natuurlijk nog steeds niet, vergeleken met wat er over een paar weken over ons heen komt, of vergeleken met wat ze nu al langs de kust zien overtrekken, maar het vliegt. De trek is toch een beetje op gang gekomen. Het is dan ook de tijd dat je je bij elk geluidje afvraagt of het ter plaatse is of overvliegt. Die rietgors, waar komt dat roepje toch vandaan? Totdat je hem aan ziet komen vliegen en hij vlak over je heen doorvliegt naar zuid.
Hoe vogeltrek je kan verrassen bleek ook vanmorgen weer: korte tijd was een kuifmees ter plaatse. Die zien we hier nooit. Natuurlijk: op amper twee kilometer hier vandaan een doorsnee standvogel, maar twee kilometer is voor een kuifmees een wereldreis. Deze was op avontuur. Dit was een onverwachte zwerver van een soort die normaal zijn broedgebied nauwelijks uit komt. Ja, trektellen zit vol verrassingen.

23 september 2017

donderdag 14 september 2017

Haat en liefde

Het is wel een beetje een haat-liefdeverhouding, mijn relatie met het zeetrekgebeuren. Ik kan niet zonder. Als er een goed wind waait en tientallen pijlen en stormvogels langs de Nederlandse kust afdwalen, bezie ik met jaloezie de vele meldingen en de fantastische foto’s die her en der op internet verschijnen. En als ik weg kan, dan kan ik niet thuis blijven. Maar als ik er dan weer sta, bij west of noordwest zes of meer op dijk of duin, dan denk ik al gauw: waar ben ik aan begonnen? Vanmorgen ook weer: het was toch weer een beetje The Day After. Het woei nog best wel aardig maar (lang) niet half zo hard als gisteren. En er vloog nog wel wat maar (lang) niet half zoveel als de voorbije dagen. In elk geval niet bij Katwijk. Had ik weer eens de verkeerde plek uitgekozen? Maar je hebt niet altijd veel te kiezen: met trein en bus is het een van de weinige opties als je maar een half dagje beschikbaar hebt. Westkapelle is voor mij nog altijd een utopie.
Maar het ergste: ik mis altijd zoveel. Zoveel van wat er vliegt, van wat er wordt omgeroepen, kan ik niet vinden. We stonden nog maar net op de zeetelpost toen een grauwe pijl werd gezien. Neus in de boter, denk je dan, alleen: ik kreeg ‘m niet te pakken. En bijna meteen daarna: noordse pijl naar noord. Niet al te ver en best goed te zien, werd er nog gezegd, precies in een lichte, zonbeschenen baan op zee. Voor mij helaas onvindbaar. En dan kun je nog denken: als er binnen vijf minuten dat je op de telpost staat een grauwe en een noordse pijl worden gezien, dan zal het uiteindelijk nog wel goed komen. Maar daarna lange tijd slechts eenden en steltjes. Talingen, smienten, een goudplevier. Een zeekoet naar noord, een slechtvalk over ons heen, wat grote sterns over zee, liefst drie keer een torenvalk over zee, die moet daar dezer dagen toch aanmerkelijk schaarser zijn dan een pijlstormvogel, en héél ver weg af en toe een paar ondetermineerbare jagers. Het duurde ruim een uur voor er weer een pijlstormvogel werd omgeroepen, een noordse vrij dichtbij naar zuid. En het kostte me toch weer de nodige moeite maar dit keer kreeg ik ‘m te pakken! Af en toe verdween hij in een dal maar steeds kwam-ie verderop weer tevoorschijn. Prachtig. Een iconisch beeld: die zwart-witte vogel die aan lange, wat stijve vleugels laag over de golven snelt, om en om zeilend of fanatiek flapperend. Een echte zeevogel, zo een die alleen bij harde wind in de buurt van de kust komt en die gedachten oproept aan avonturen, aan jongensboeken. En toen even later een mooie grote jager langs vloog en zich tenslotte ook nog een prachtige kleine jager liet zien, dichtbij in of net achter de branding, toen moest ik daar als binnenlandvogelaar die nog altijd weinig gewend is en al vier jaar lang geen noordse pijl meer had gezien, maar gewoon tevreden mee zijn. Het was weer een fijn ochtendje aan zee geweest.

14 september 2017


Meer aan zee: Spectaculaire zeetrek langs de Maasvlakte

maandag 11 september 2017

Noord-Holland

Soms in een prettig nazomerzonnetje en soms onder dreigende buienluchten fietste ik van Heiloo naar Schagen, via Egmond Binnen, Bergen, Camperduin en Sint Maarten. Klinkt best wel goed vind ik zelf, al had ik wel de hele dag en in toenemende mate meewind. Bij Hargen aan Zee passeerde ik de plek waar ik ooit mijn eerste morinelplevier in Nederland zag. Later kwam ik langs de plek waar ik, met tientallen samengedrongen op een smal weggetje, mijn eerste rosse waaierstaart zag. Verderop scheidden slechts zeven jaar me van mijn eerste steppekiekendief en bij Petten keek ik neer op het bosje van mijn eerste noordse boszanger.
Dat is een van de charmes van als je al een flink aantal jaren meeloopt als vogelaar: Nederland is langzamerhand bezaaid geraakt met locaties die de meeste mensen niets zullen zeggen maar die voor jou een onuitwisbare betekenis hebben gekregen. Waar anderen gewoon maar een oude, vervallen manege zien, een rietveldje achter de dijk of een boomsingel rond een sportveld, daar zien wij in onze herinnering, scherp alsof-ie er nog steeds zat, die waaierstaart die net zichtbaar was achterin op dat boerenerf. Of die steppekiek, grote zeldzaamheid toen nog, die na uren wachten eindelijk opdook uit het riet. Of die noordse boszanger die midden in dat bosje ineens pal voor me opdook. Vandaag niets van dat al. Vandaag moest ik genoegen nemen met een gestreepte strandloper op een ondergelopen bollenveldje bij Bergen. ‘Genoegen nemen met’, toe maar: prachtige soort, prachtig gezien, een mooie getekende juveniele vogel fraai in het gedempte zonlicht. En met een lachstern bij Petten, ook al zo een. Net toen ik er eens goed voor wilde gaan zitten, me wilde gaan wijden aan de taak de vogel die hier vanmorgen gezien was, terug te vinden, vloog-ie laag over me heen en ging verderop in het filmpje water zitten dat daar de akker bedekte. Eigenlijk weinig reden dus om in het verleden te verdwalen, al is dat natuurlijk altijd prettig.
Ik was de dag wel wat minder succesvol begonnen. Meer dan een uur lang heb ik in een soort zelfbouw-privénatuurterrein lopen zoeken naar en staan wachten op een sperwergrasmus. Vergeefs. Maar wat een plek! Na enig vruchteloos speuren op de openbare weg liet een lokale bewoonster ons toe op dit paradijsje verstopt achter een boomsingel in de Noord-Hollandse polder. Rozenstruiken, meidoorns en vlieren beladen met vruchten, een poeltje met wat flarden riet, zandduintjes en schichtig duingras, een natuurgebiedje in een notendop. Alleen daarom al de moeite waard, sperwergrasmus of geen sperwergrasmus.
Bij Camperduin een uurtje over zee staan kijken. Voor het eerst weer dit seizoen en dat moet nog een keertje over want er vloog vrijwel niets. Een paar grote sterns en ver weg een juveniele jan van gent keilend naar noord. Ik moest het dus doen met gestreepte strandloper en lachstern vandaag. Ach, heel wat dagen moet je met minder genoegen nemen.

10 september 2017

woensdag 6 september 2017

Ondertussen in Veenendaal

Ik had best wel wat draaihalzen misgelopen de laatste tijd dus toen er een werd gemeld op een kilometer van station Veenendaal centrum, kon ik het niet laten: effe de trein naar Veenendaal. Een hit-and-runnetje, hoopte ik natuurlijk, een simpel inkoppertje, dat mocht ook wel weer eens. Dat werd het uiteraard niet, daar is draaihals de soort niet naar. Het werd weer zoeken en zwoegen, zoals dat hoort bij draaihals. Rondje na rondje over een oud, vergeten en woest overwoekerd bedrijfsterrein. Waar je struikelde over de meterslange braamstrengen die kronkelden over de bestrating, waar een oude aanhangwagen wie weet hoe lang al staat te wachten tussen het onkruid, en waar zeeën van ruwe en stekelige planten uit het verweerde beton groeiden: een geweldig stukje verval van wat ooit door menselijke bedrijvigheid tot stand is gebracht. Prachtig. Maar nu nog draaihals. Toen ik zowat een uur later niet verder was dan een paapje en twee boompieper, moest ik vrezen voor mijn zoveelste gemiste draaihals. Die loop ik vaker mis dan dat ik ze zie. Maar toen zat-ie daar ineens, op amper vijf meter afstand aan de achterkant van een struikje. Alle stukjes draaihals kon ik prachtig en van nabij bekijken, hoewel niet allemaal tegelijk. En al die stukjes draaihals zijn zo subtiel van kleur, zo geraffineerd van tekening en vormen samen zo’n bizarre vogel, dat een ontmoeting met een draaihals op een bepaalde manier altijd een schok is: dat dat echt bestaat! En zo gek veel kans op zo’n ontmoeting krijg je nou ook weer niet. Je zou soms anders denken, vooral tussen pakweg half augustus en half september want dan kunnen ze overal opduiken, maar het blijft een tref om er eentje te vinden en bovendien hebben ze er een handje van zich urenlang schuil te houden.

4 september 2017


Meer urban birding: Van Scheemda naar Vlissingen

Roze spreeuw

Het prachtige nazomerweer bood prima gelegenheid om op Texel even gauw enkele zure dips en dipjes van de afgelopen weken te doen vergeten. Rode wouw, visarend, draaihals, bruine gent, allemaal geen halszaak natuurlijk (daar zitten wel een paar inkoppertjes bij die ik toch nog even zou willen inkoppen, zoals: bruine gent geen halszaak???? en natuurlijk: draaihals geen halszaak?), maar Texel zou toch een einde aan deze lichte vorm van misère moeten kunnen maken. In de eerste plaats moest daartoe blonde ruiter worden ingekopt. Alweer een inkoppertje dus. Dat was althans de gedachte. Want al weken aanwezig in Zandkes, halverwege het eiland tussen de oude en de nieuwe Waddendijk. Maar ja, helaas juist vandaag onvindbaar. Vanmorgen anderhalf uur aan besteed en vanmiddag nog eens een half uur. Wel aardig wat kemphanen in het bonkige grasland achter de nieuwe dijk die men driftig bezig is klimaatbestendig te maken, daaronder ook een paar verraderlijke lookalikes, maar de ware zat er niet tussen.
Tweede keus voor vandaag was de roze spreeuw op de kop van het eiland. Een flinke groep spreeuwen was bij aankomst aanwezig in struweel zo’n beetje aan de voet van de vuurtoren. Daar kon-ie best tussen zitten maar de meeste zaten diep verscholen in het kreupelhout. Hadden het daar veel te goed, veronderstelde een mede-vogelaar. Slechts enkele waren af en toe zichtbaar in de top van het struikgewas en daar zat de roze (die overigens niet roze was want een juveniele vogel) toevallig net niet tussen. Later, teruggekeerd na een betrekkelijk vruchteloos rondje door de Tuintjes, zaten er ineens heel wat meer spreeuwen in beeld, lekker in het zonnetje. Maar net toen we er eens goed voor wilden gaan zitten, vloog de hele groep op en verdween richting Robbenjager. Naar het meertje ten zuidoosten van de camping, was de veronderstelling. Nou moest ik toch die kant op, dus toch nog maar een poging gedaan om de dag, nee, om het weekend te redden. Op het uitzichtduin aangekomen zag ik de groep spreeuwen tegenover me krioelen in de bosjes en in het grasland aan de overkant van de plas. Heel wat waren er nu vrij zichtbaar maar dat maakte het nog niet direct tot een eenvoudige opgave. Spreeuw na spreeuw nam ik in de telescoop, soms wel met tien tegelijk, vruchteloos, nog immer vruchteloos, en toen ineens had ik hem! Een beige-bruinig, beetje thee-met-melkkleurig gevalletje vertoonde zich aan de buitenkant van het struikgewas. Eerst wist ik niet eens zeker of het wel een spreeuw was waar ik naar stond te kijken, al meende ik wel geel aan de snavel te zien. Maar na een tijdje ging-ie verzitten en begon te foerageren en toen was het wel duidelijk: een mooie juveniele roze spreeuw bespaarde me op het nippertje een compleet sofweekend. Het was pas mijn zesde ooit, dus laat ik maar niet meer klagen.

3 september 2017

dinsdag 29 augustus 2017

Rondje Zuid-Holland

Op de website en in het clubblaadje stond het aangekondigd als excursie Maasvlakte. Dus stonden we vanmorgen om half 9 op de Nieuwe Stuifdijk aan de Maasmond uit te kijken over land en zee. Met twee weliswaar verre kleine jagers over zee, de eerste weer van het nieuwe seizoen, en tapuiten op en paapjes aan de voet van de dijk was dat helemaal niet onplezierig. Massa’s vlinders om ons heen. Wie denkt er bij de Maasvlakte aan vlinders? Maar bij elke stap vlogen de icarusblauwtjes en de hooibeestjes op uit het hoge gras. Het mag dan een oord zijn van grootschalige massabedrijvigheid, het is ver verwijderd van onze geïndustrialiseerde en vergiftigde massalandbouw en zo blijkt maar weer dat in alle hoeken en gaten die wij nog ‘onbenut’ laten, iets van natuur kan opbloeien. Boven zee grote sterns, in een struikje een mooie juveniele fitis, oeverloper, regenwulp, tientallen kneuen: het begin was helemaal zo slecht niet. Maar intussen was bona terug gemeld, de bonapartes strandloper die gisteren is ontdekt in de Korendijkse slikken. Sowieso een hele leuke soort maar voor sommige van de deelnemers zelfs een lifer en als je het in het juiste perspectief ziet, op een steenworp. De verleiding was dus groot om het wat de Maasvlakte betreft hier maar weer bij te laten. Ik klaag weleens dat ik maar zelden iets van belang zie op de Maasvlakte. Afgezien van de echte twitches natuurlijk, ik heb er ook wel mijn arendbuizerd en rosse waaierstaart, maar zelf ben ik er nog nooit tegen iets noemenswaardigs aangelopen. Maar ja, als je telkens weer het zoeken vroegtijdig afbreekt (nee, dit was niet de eerste keer), dan vraag je daar natuurlijk om.
We gunden ons nog één tussenstop: op het uitzichtpunt boven de Westplaat, noteerden daar onder andere bontbekplevieren, drieteenstrandlopers en visarend, en gingen toen op weg naar de bona. Dat ging in elk geval voor onze auto niet bepaald vlekkeloos. Toen we gebonk hoorden op de auto realiseerde Erik zich ineens dat hij zijn telefoon op het dak had laten liggen. Die lag daar nu dus niet meer. Schrikken, stoppen, keren, zoeken en daar lag-ie, gebutst en gehavend maar hij deed het nog. En net nadat we op de snelweg onze reisgenoten hadden achterhaald, misten we de afslag bij Numansdorp waarna het pas op Goeree mogelijk bleek om te keren. Maar uiteindelijk stonden ook wij aan de Leenheerengorzenpolder te turen naar de steltjes die verderop op een slikveldje tussen de eenden en de ganzen scharrelden. Eerst was het nog een bosruiter die we voor bona aanzagen. De afstand mag wellicht als excuus gelden. Uiteindelijk bleek de vogel niet plat, niet langgerekt genoeg. Hij zag er simpelweg teveel uit als bosruiter en dat is niet goed voor bona. Maar uiteindelijk hadden we de goede vogel te pakken, rustig bewegend langs de rand van het slikveldje. Deze was wel opvallend plat en langgerekt, en ondanks de afstand wisten we hem uiteindelijk voldoende kenmerken te ontfutselen voor een overtuigende en bevredigende bonapartes strandloper.
Een kort debat op de dijk langs de Korendijkse slikken bracht uiteindelijk uitsluitsel aangaande onze laatste bestemming. Met het pondje staken we over naar Voorne waarna we naar een voor mij nieuwe bestemming reden: de Beninger slikken. Een luzernevlinder al meteen aan het begin beloofde veel. En het was inderdaad een mooi en spannend gebiedje. Ruigtevelden met putters en kneuen, bossen heemst langs de greppels, stille rietvelden en ondiepe wateren met brandganzen en kieviten. Diverse grote zilverreigers. Witgatjes, groenpootruiter, zwarte ruiter. Uiteindelijk stonden we in een uitermate disfunctionele kijkhut waar het slechts met veel moeite lukte de telescoop te richten op de vele honderden stelten en eenden die voor ons in het ondiepe water en op de slikvelden rustten. Tientallen goudplevieren waren daarbij, en tientallen kemphanen. Een stuk of veertig lepelaars vlogen over en verder noteerden we onder andere zwarte ruiter, groenpootruiter, bontbekplevieren en watersnippen. Een dikke krent zat er niet tussen maar het was een aangename kennismaking met dit gebied. Al mogen ze wel die kijkhut nog wat aanpassen.

27 augustus 2017

maandag 21 augustus 2017

Bruine gent of geen bruine gent …

Zo, die knalde er even goed in vanmorgen zeg. Ik was nog aan het bedenken waar vandaag heen te gaan toen die melding: ‘bruine gent over de Lek bij Jaarsveld’. Bruine gent? Nee, geen verschrijving, geen misklik, foto was duidelijk genoeg: bruine gent! Zo van de Kaapverden of de Cariben: dat verwacht je nog niet eens bij Westkapelle, laat staan over de Lek bij Jaarsveld. We wreven ons de ogen uit, konden het nog nauwelijks geloven maar die foto! en gingen dus op zoek. Half vogelend Nederland, zowat heel vogelend Utrecht bracht deze zondagochtend door langs de Lek tussen pakweg Jaarsveld en Rhenen, op zoek naar deze spookvogel, deze fata morgana. Maar verdere berichten bleven uit. Geen spoor. Zelf was ik naar de Blauwe Kamer, in de ijdele hoop … Kansloze missie: ik was daar net een tijdje aan het rondkijken, kneutjes, grote zilverreiger, lepelaar en bereidde me al voor op uren wachten, toen een alert: een bruine gent was zojuist waargenomen bij Tinholt, Duitsland, net over de grens bij Slagharen, vliegend naar oost. Einde verhaal dus, voor ons in Nederland. De vogel had blijkbaar al heel vroeg een afslag naar noordoost genomen en was ongezien met een vaartje van ruim 40 kilometer per uur over de Veluwe en de Achterhoek geknald. Ik kon gerust terug naar Rhenen om die andere, iets bescheidener maar ook iets kansrijker onderneming aan te vangen: naar Baarn voor een ralreiger in de Eempolders. Ach wat is een ralreiger vergeleken met een bruine gent? Maar eenmaal gewend aan het idee dat deze dag zonder bruine gent zou blijven, is ralreiger natuurlijk nog altijd een mooie soort die bovendien ook vandaag nog aanwezig blijkt langs de Noord Ervenweg.
Van Utrecht naar Baarn via Rhenen: het is wat omslachtig maar uiteindelijk kom je er wel. Dus stond ik om kwart over twee langs de Noord Ervenweg in een groepje gelijkgestemden die allemaal welgemoed bruine gent op hun diplijst hadden gezet (maar kon je dit wel dippen noemen? Waar ik vanmorgen was, is voor zover bekend nog nooit een bruine gent in de buurt geweest), en nu op zoek waren naar een hele sjieke troostprijs. Die viel nog niet mee. Nou ja, ik had ‘m vrijwel meteen want ik mocht even door de telescoop van de gebroeders van der Meer kijken, waarvoor nog dank, en zag toen net zijn kop boven het hoge gras uitsteken. Maar daarna was-ie lange tijd vrijwel onzichtbaar in de weelderige vegetatie in en langs de sloot. Uiteindelijk is het toch naar tevredenheid gelukt: van tijd tot tijd was de vogel aardig zichtbaar in de slootkant. Ik nam er genoegen mee en ging verderop kijken. Verwilderde weilanden, uitgebloeide plantenresten, een plasje hier, een plasje daar, jagende bruine kiekendieven en misschien wel tien grote zilverreigers, en aan de andere kant schone, onberispelijke grasakkers. Casarca’s op het Eemmeer, daar ook misschien wel duizend knobbelzwanen en terug over de Noord Ervenweg waar me al van afstand opviel dat de (bescheiden) menigte nu aan de andere kant van de weg stond. Ik overwoog de verschillende opties die daaraan ten grondslag konden liggen maar uiteindelijk bleek de meest voor de hand liggende de juiste: ralreiger zat zo dichtbij dat men voorzichtigheidshalve wat extra afstand had genomen. Wat volgde was een ware ralreigershow. Op amper tien meter afstand en nu volledig vrij zichtbaar was de vogel aan het jagen, haalde af en toe fel uit naar een kikker, sloeg even de vleugels uit en ging tenslotte zelfs een rondje vliegen. En dat is iets prachtigs, een vliegende ralreiger. In verende vlucht ondergaat-ie een ware gedaantewisseling: van een overwegend beige-bruine verschijning verandert-ie door zijn ineens voluit zichtbare, grotendeels witte vleugels in een lelieblank engeltje.
Het was voor ons dan wel een dag zonder bruine gent vandaag, maar dat is natuurlijk geen uitzondering. Het was ook een dag met een bijzonder fraaie ralreiger en dat is wel, nog steeds, een uitzondering.

20 augustus 2017





woensdag 16 augustus 2017

Waterrietzanger

Ik had tot nu toe geen gelukkige ervaringen met waterrietzanger. Een jaar of vijftien geleden zag ik er een, met alles erop en eraan. Anderhalve tel lang, daarna vloog-ie weg en zag ik ‘m niet meer terug. En een paar jaar geleden zag ik enkele milliseconden een kop en één keer een schim van de rug. Dat was het wel zo’n beetje. Jaar in jaar uit doe ik mijn best maar het ene jaar ben ik net op vakantie en het andere jaar laat-ie zich heel augustus niet zien. Of net niet als ik er ben. Al heel wat uren heb ik vergeefs staan wachten en turen tussen rietvelden, slootkanten en zeggenlandjes. Dus toen enkele dagen terug ineens een tsunami aan waterrietzangers in Nederland opdook, net terwijl ik op de camping in de Ardennen genoot van een welverdiende vakantie, zag ik de bui al hangen. Gelukkig bleken er na onze thuiskomst nog een paar over.
Dus vandaag op jacht naar de waterrietzanger. Hendrik-Ido-Ambacht moest het worden. Vanmiddag, na een buiige periode, stond ik tussen de rietvelden, slootkanten en zeggenlandjes in polder Sandelingen-Ambacht. Prettig gezelschap, af en toe een zonnetje maar een paar uur lang niks. Een paar late gierzwaluwen over, een visdiefje en een grote keizerlibel, maar van geen enkele waterrietzanger enig spoor. Zo fraai waren de foto’s van afgelopen dagen, vanmorgen ook nog gemeld maar helaas. Maar nog niet alle hoop was verloren: de afgelopen dagen bleek de vogel geregeld aan het eind van de middag of het begin van de avond weer gezien te zijn. Het werd kennelijk een latertje. Ik was daar niet helemaal op berekend maar had dus wel de tijd om even het dorp in te gaan om wat foerage in te slaan. En even pauze: ook wel lekker.
Uur of half vijf terug. Rustig. We zijn met zijn drieën nu, maar al gauw komen er wat meer vogelaars kijken. Het is inmiddels prettig zonnig, hoewel misschien nog ietsje teveel wind? Weer staan we een uur. Niets. Anderhalf uur. Iets scharrelt onder in de rietrand aan de overkant van de sloot. Rietzanger. Onmiskenbaar een gewone, en de opwinding, het gevoel van hoop ebt weer weg. Maar dan roept iemand: waterrietzanger! Eerst mis ik ‘m nog, grrr, heb ik weer. Bij de tweede melding zie ik ‘m: één moment, dan verdwijnt-ie weer in het riet. Nee, heb ik niks aan, is niks meer waard dan mijn twee voorgaande gevallen. Schiet niet op zo. Maar daarna komt toch alles goed: waterrietzanger in de rietrand tegenover! En daar laat-ie zich geweldig zien. Samen overigens met twee rietzangers waarvan één een juveniele vogel met opvallende middenkruinstreep. Oppassen dus. Maar de vogel in kwestie laat zich goed genoeg zien en toont duidelijk een zuiver geelbruine middenkruin én geelbruine banen op de bovendelen en die combinatie is (bij een rietzanger-met-kleine-letter) diagnostisch. Ook verder ziet-ie er helemaal goed uit. Waterrietzanger dus. Eindelijk mijn volmaakte waterrietzanger.

12 augustus 2017