zaterdag 31 december 2022

Tot besluit

We hadden een spetterende afsluiting van het oude jaar in gedachten: een dagje Zeeland, met onder andere grijze wouw en kleine alk in de planning. Maar het liep niet echt van een leien dakje. We kregen het niet cadeau, zeg maar. We moesten er hard voor werken en de opbrengst was niet altijd navenant. Tijdens deel 1 van onze zoektocht naar grijze wouw bij Renesse hielden we het tenminste nog droog. Wel was het al grijs en woei er een frisse wind. En wat erger was: van grijze wouw geen spoor. Zicht op een wat verschraald ogend veld met een paar wulpen en een bosrand waar een sierlijk torentje bovenuit stak, maar niets dat zich vertoonde, voldeed aan onze wensen. Kokmeeuw, blauwe kiekendief, kleine zilverreiger.
Toen we in de buitenhaven van Vlissingen op zoek waren naar kleine alk, regende het inmiddels. Dat hadden we natuurlijk zien aankomen maar mede door de harde wind voelde die regen venijniger dan we gehoopt hadden. En wat erger was: van kleine alk geen spoor. Zo dreigde deze zoektocht al even vruchteloos te worden als de vorige. Speuren over het wilde water leverde slechts een roodkeelduiker, een dodaars en een dwergmeeuw op. Totdat we op het punt stonden de telescopen weer in te klappen en onze tweede dip van de dag te incasseren: ineens zwom-ie daar. Weliswaar vrij ver aan de overkant van de haven maar ondanks de harde wind en de flinke golfslag toch af en toe aardig zichtbaar.
Toen we in Dishoek op zoek waren naar siberische braamsluiper was het inmiddels weer bijna droog. Af en toe viel er nog wat lichte miezer. Ook deze werd weer een zware bevalling en toen we na geruime tijd zoeken de vogel eindelijk een paar keer in een flits in beeld kregen, was daar voor de meeste van ons maar weinig aan te zien.
Maar goed, toch twee uit drie. En toen grijze wouw weer gezien bleek, gloorde er zelfs alsnog een honderd procent score. Dus opnieuw naar de parallelweg langs de N652 tegenover slot Moermond bij Renesse, waar we opnieuw uitkeken over het wat verschraald ogende veld met een paar wulpen en een bosrand waar een sierlijk torentje bovenuit stak. Maar hoe hard we ook zochten, ook nu geen spoor van grijze wouw. Via de Brouwersdam keerden we huiswaard. Onderweg streken we nog wat middelste zaagbekken, een paar grijze zeehonden en twee kanoeten op. Dat later bleek dat juist toen de wouw weer gezien was, namen we ter kennisgeving aan. Met twee uit drie hadden we op papier een zeer behoorlijk resultaat behaald.

30 december 2022


Ps: men had misschien, gezien mijn nieuw verworven vermogens, een paar fijne foto’s bij mijn blog verwacht maar nee, dat zat er gezien de omstandigheden niet in.

zondag 25 december 2022

Adapter

Sinds kort ben ik in het bezit van een adapter, zo’n tussenstuk om je telefoon aan te sluiten op je telescoop, zodat je heel eenvoudig met je telefoon foto’s kan maken door je telescoop. Ik hoop niet nu ook zo’n fotograferende vogelaar te worden, zo iemand die alleen maar bezig is met een plaatje maken en nauwelijks de tijd neemt om zelf te kijken. Zo iemand voor wie een vogel alleen telt als die op de foto staat, die een lijst bijhoudt van alle vogels die hij op de foto heeft, die eerst een foto maakt en dan aan anderen vraagt wat er op de foto staat. Voor je het weet wordt dit een fotoblog waarin de tekst slechts illustratie is bij de foto in plaats van omgekeerd. Dat is niet de bedoeling. Maar af en toe eens een best wel geslaagde foto ter illustratie van mijn vertelsels, in plaats van de vage plaatjes tot nu toe, dat zou natuurlijk leuk zijn. Al zullen ze nog steeds nooit het niveau halen dat je soms wel ziet op internet. Dat vergt een iets grotere investering.
Dus maar eens wat gaan proberen. Dat viel aanvankelijk nog niet mee. Het eerste wat ik ontdekte, was dat mijn wat wiebelige, sterk verouderde statief met lamme poten en instabiele kop, nu ineens heel dringend aan vervanging toe was. Alleen kijken, dat ging met wat behelpen nog wel, maar als je, nadat je de vogel mooi in beeld hebt gezet, die na het aanbrengen van de adapter ineens niet terug kunt vinden omdat de telescoop bij de minste aanraking verschuift en als het daarna soms vrijwel onmogelijk is om hem weer terug te vinden, en als het sowieso door de uitbundige trillingen alleen al bij de lichtste aanraking om de foto te maken, nauwelijks mogelijk is een enigszins scherpe foto te maken, dan gaat er iets niet helemaal goed. En dat is zonde van mijn nieuwe aanwinst. Dus bij de adapter kwam een nieuw statief, aanzienlijk duurder dan de adapter maar daar was ook zonder die adapter langzamerhand wel reden voor. En nu, met adapter en goed statief, plus al een klein beetje meer ervaring dan in het begin (zo heb ik ontdekt dat je de telscoop op ‘brilstand’ moet zetten, met de ring om het oculair omlaag gedraaid zodat de telefoon veel dichter bij de lens zit), nu lukt het ineens wel. Zie bijgaande foto’s van de koereiger die sinds een week aanwezig is op de Uithof, of zoals dat tegenwoordig heet: het Utrecht Sciencepark, bij Utrecht.

24 december 2022








donderdag 22 december 2022

Ver weg en dichtbij

Een fijne excursie met vogelwacht Utrecht naar de Oostvaardersplassen vandaag. In relatief korte tijd best veel gezien. Leuke soorten, mooie waarnemingen. Steenkoud, dat ook, waardoor al vrij vroeg de animo op was en we huiswaarts keerden, en ik ook nog op tijd thuis was voor de verboden finale die ik achteraf eerlijk gezegd niet graag had willen missen. Maar daarover elders.
Toen we op de Grote Praambult de auto uitstapten en de telescopen richtten, konden we meteen de zeearenden tellen. Eentje ver weg op een bult, eentje ver weg in een kale boom en kijk, daar kwamen er twee ver weg aanvliegen. Allemaal ver weg, maar evengoed indrukwekkend. Zeearend wordt er op afstand niet minder indrukwekkend op. Misschien wel in tegendeel. Even later zagen we er twee bij elkaar in een verre kale boom. Twee andere? Of de twee die we zojuist hadden zien vliegen? Ik houd het voor de zekerheid maar op vier stuks. Een vrouwtje blauwe kiekendief hing ook in de buurt rond. We ontdekten de ruigpootbuizerd die hier de afgelopen dagen was gesignaleerd. Geruime tijd zagen we hem bidden boven het verre veld en enige tijd nam hij plaats op een paal aldaar. Ja, het uitzicht is hier zo weids, zo ver, dat verreweg het meeste wat je ziet ver weg is. Ook de smelleken, afwisselend rustend in boom of struik of rondvliegend in wilde jachtvlucht, was vrij ver, maar desondanks erg mooi te zien. Met zijn tengere gestalte schoot hij steil omhoog en dook weer steil omlaag en enige tijd had hij het aan de stok met mevrouw kiekendief. Het was al met al best een spectaculair begin van de excursie. Veel beter kon het niet worden.
Bij de Kleine Praambult werden we vergast op een schitterende waterral, op slechts enkele meters afstand in de slootkant. Verder opnieuw enkele vrij verre zeearenden, en een vos op het ijs. Aan de andere kant van de Praamweg gingen we op zoek naar baardmannetjes. Die vonden we, maar meer dan een korte flits en het bekende getinkel kregen we niet van ze mee.
Beetje herhaling van zetten in kijkhut de Zeearend: een paar zeearenden en een paar blauwe kiekendieven. Van die laatste vloog onder andere een vrouwtje mooi dichtbij langs terwijl we ver weg ook een mannetje zagen. Je kreeg al met al het idee dat we de excursie ook met een uurtje op de Grote Praambult hadden kunnen afdoen. Al hadden we dan wel de mooie klapekster gemist in de woestenij op weg naar de hut, en de langs vliegende houtsnip.

We sloten af aan het Nijkerkernauw, waar we op zoek gingen naar de ijsduiker aldaar. Die was er niet meer. Gevlucht voor het ijs? Wel dichtbij een mooie ijsvogel, liefst twee waterrallen die zich mooi blootgaven, een vrouwtje pijlstaart op het ijs en een paar dodaarzen. En ver weg in een paar wakken enkele grote zaagbekken en wat brilduikers.

18 december 2022




donderdag 15 december 2022

Inflatie

Iets kleins en bruins, even zichtbaar tegen een boomstam. Ik herinner me nog de tijd dat ik daarvan zeer opgewonden raakte. Boomkruiper! Die moest ik zien. En al duurde het een half uur, ik bleef daar staan speuren tot ik hem in beeld had. Niet meer. Af en toe denk ik met een zekere weemoed terug aan die dagen dat ik nog onder de indruk kon zijn van iets zo eenvoudigs. Nu kijk ik nog even of-ie tevoorschijn komt maar fiets al gauw door. Boomkruiper, dat komt een ander keertje wel weer. Over boomkruiper maken we ons niet meer druk.
Waar we ons dezer dagen wel druk over maken, hier in Utrecht en omstreken, is bruine boszanger. Al enkele weken zit er eentje in de struiken langs een fietspad in de Gagelpolder. Wat natuurlijk betekent dat we ons daar ook niet meer al te druk om maken. Als ik weinig tijd heb en ik sta er een kwartiertje zonder het beestje te kunnen vinden, denk ik: laat maar, die komt een volgende keer wel weer. Aan de inflatie komt uiteindelijk nooit een einde.
Als ik er wat langer sta, vind ik hem altijd wel weer terug, als anderen dat niet al voor me gedaan hebben. Op een keer hoor je hem ergens roepen, een zacht maar opvallend geluidje dat je zou kunnen omschrijven als ‘tsjak’ als er niet zoveel vogels zijn die een soort van ‘tsjak’ roepen. De verschillen zijn te subtiel om in letters te kunnen vangen maar dit ‘tsjak’ klinkt toch anders dan de doorsnee ‘tsjak’-roepjes die we kennen. Bovendien zit er in de struikjes daar momenteel niets anders dat een soort van ‘tsjak’ roept. En als je dan een tijdje wacht en speurt in de richting van waar je het geluidje hoort, krijg je hem eigenlijk altijd wel op een keer te zien. Soms vluchtig achterin in de struikjes, soms schitterend helemaal vrij op slechts enkele meters in het braamstruweel. Een klein, bruin vogeltje dat uitblinkt in zijn onopvallendheid maar dat, zoals bijna altijd bij zulke vogeltjes, als je hem goed bekijkt het aanzien meer dan waard is. Dan zie je dat kenmerkend koppatroon met opvallende zwartachtige oogstreep en lichte wenkbrauwstreep. Dan zie je de vaal geelachtige pootjes en ach, dan zie je gewoon een schattig vogeltje dat druk doende is zijn kostje bij elkaar te scharrelen aan insectjes, larfjes en luizen en wat al niet dat zich ook in deze winterse tijden nog ophoudt in de dichte vegetatie daar langs het fietspad.
Behalve schattig is het vogeltje ook zeldzaam. Afkomstig van hele verre streken, diep in Siberië. In de winter hoort-ie in zuidoost Azië thuis. Allemaal heel ver hier vandaan. En al duiken er desondanks jaarlijks wel een paar in Nederland op, je staat toch te kijken als je zoiets in je eigen omgeving tegenkomt.

15 december 2022


Meer uit het Utrechtse: Slangenarend in Utrecht

maandag 12 december 2022

Jaarlijsttwitchen

De donkere dagen voor kerst, langzamerhand de laatste dagen van het jaar. Ze zijn grijs en somber, zoals natuurlijk te verwachten was, de donkere dagen … immers. Het is laat licht en het is vroeg weer donker. Weinig zon, in alle opzichten. Het licht is meestal schemerig, af en toe flakkert een zeldzame zonnestraal door het wolkendek die fletse herfstkleuren doet oplichten. Herfstkleuren die er natuurlijk allang niet meer zouden moeten zijn.
Voor een bepaald soort vogelaars is het tijd om de jaarlijst zo’n beetje te gaan afronden. Om de laatste nog opvulbare gaatjes op te vullen. Voor veel soorten is het inmiddels te laat maar we kunnen er nog net een paar binnen harken.
Tijd dus voor een dagje jaarlijsttwitchen.
Daartoe vandaag naar Schiedam. In eerste instantie vanwege witoogeend in het Beatrixpark. Eigenlijk was dat maar bijvangst, mooi meegenomen want vlakbij het station. Maar stiekem wel een soort die ik al een paar jaar niet gezien had, dus dat kwam mooi uit. Hij was gauw gevonden en zat er mooi bij. Dat was plus een, wat de jaarlijst betreft.
Maar Schiedam was vooral startpunt voor mijn expeditie kleine rietgans. Daarvoor moet je door de polders richting Schipluiden. Koud, maar weinig wind. Onderweg al wat groepjes kolganzen afgespeurd, vergeefs. Wel één toendrarietgans. Maar voor kleine rieten moet je toch voorbij Schipluiden zijn, in de Duifpolder. Het was weer even zoeken, altijd langer dan je lief is. Aanvankelijk slechts groepen grauwe ganzen met canadese ganzen, altijd rijkelijk vertegenwoordigd in deze streken. En kolganzen natuurlijk. Maar tenslotte, langs het Gaagpad, langs de N468, vond ik ze. Prachtig dicht langs het fietspad, een paar honderd bij elkaar. Plus twee voor de jaarlijst.
Ik vind het hele mooie gansjes, kleine rietgans. Tijdje naar ze staan kijken en me afgevraagd: waarom vind ik ze toch zo mooi? Wat maakt deze gansjes zo apart, zo onmiskenbaar? Die vraag is nog helemaal niet zo gemakkelijk te beantwoorden. Je vervalt al gauw in van die vage, moeilijk te kwantificeren kenmerken als compact, kort nekje en een kort, stomp snaveltje. Dat klopt allemaal wel, maar je moet ze eerst zien om het te zien. Wat in ieder geval altijd aan ze opvalt, is die fijne, grijzige tint op de rug, alsof ze met een laagje vernis bespoten zijn. De koppen zijn donker en borst en zijhals hebben bij het juiste licht een apart, beetje kaneelkleurig tintje.
Ja, je moet ze zien om het te zien, maar dan zijn ze mooi, vind ik.

Het zijn niet de zaken waar je, als je aan het eind van het jaar de balans opmaakt, het eerst aan terugdenkt, of hooguit omdat ze het kortst geleden zijn, maar toch, het waren een paar genoeglijke uurtjes in de Zuid Hollandse kou.

11 december 2022




woensdag 7 december 2022

Corvee

Het verplichte uurtje corvee vond plaats op het strand bij de Merlijn. Want al weken had ik de amerikaanse zee-eend genegeerd die ook deze herfst weer verbleef op zee voor de kust van Schiermonnikoog. Net als vorige herfst. Als ik hem belangrijk genoeg had gevonden, was ik er natuurlijk allang heen geweest maar op een of andere manier trok-ie me niet aan. Hij komt op mij toch teveel over als gewoon maar een zwarte zee-eend met een iets afwijkende snavel. Bij andere soorten, hoe zeldzaam ook, heb je toch altijd het idee dat je naar een andere vogel staat te kijken, iets herkenbaars, iets dat meer is dan alleen maar dat ene kenmerk. Bij amerikaanse zee-eend niet. Onder voorbehoud natuurlijk, want ik heb nog nooit in het echt naar een amerikaanse zee-eend staan kijken. Maar heb wel de foto’s gezien. Weinig opzienbarend dus, wat mij betreft, afgezien van zijn zeldzaamheid, en daarbij ook nog eens op een voor een OV-twitcher vrijwel onbereikbare plek. Ik liet het erbij. Maar nu ik op Schiermonnikoog was, voelde ik me verplicht toch naar de vogel te gaan zoeken. Ook al was-ie al twee weken niet meer gemeld. Zon en weinig wind: ideale omstandigheden om op zee een rare zee-eend tussen de zee-eenden te vinden. Maar ook ik kon hem niet vinden. Helaas pindakaas. Wellicht volgend jaar een nieuwe herkansing? Misschien zal ik er dan tijdig bij zijn, al durf ik nog niks te beloven.
Ik heb er een paar uur gestaan en dat was zeker geen straf. Op zee een paar roodkeelduikers en wat zwarte zee-eenden (dat amerikaanse er nog tussen zat kon ik niet eens uitsluiten: meest ver weg, veel met de kop in de veren en bovendien zelfs met deze zwakke wind het meest onzichtbaar in de golfdalen, maar goed, heb je niks aan), af en toe een dwergmeeuwtje boven zee, paar keer ijsgors overvliegend en op het eind een mooi groepje strandleeuweriken op het strand.
Dat alles tijdens een (hoe kon het ook anders) heel prettig weekendje op Schiermonnikoog, goedmakertje voor het wegens omstandigheden gehalveerde DT3 op Vlieland enkele weken geleden. Het was heerlijk rondstruinen op dat heerlijke kleine eilandje, elke keer als ik er ben denk ik: dit is de mooiste, al heb ik dat op de andere eilanden eigenlijk net zo.
Veel zon en mooie wolkenvelden, hoewel op zondag ineens helemaal geen zon en juist veel miezerregen. Het deerde ons niet. Van west naar oost gegaan en van noord naar zuid, Westerplas en omgeving, het Noordzeestrand, de waddenkust, het polderland en Kobbeduinen: overal geweest. Behalve dan het gebied ten oosten van Kobbeduinen, wat natuurlijk wel zowat de helft van het eiland uitmaakt. En wat me dan, terug in Utrecht, met terugwerkende kracht ineens opvalt, terwijl ik sta te wachten voor het derde rode stoplicht binnen een paar honderd meter: niet één stoplicht daar. Kent iemand ook maar één stoplicht op Schiermonnikoog? (Of op Vlieland? Op Texel, Terschelling of Ameland?) En wat me natuurlijk ook opvalt, terwijl in Utrecht overal het autoverkeer langs raast: die rust, die stilte overal op Schier. Stilte van ruisende zee, stilte van wind die ritselt in de herfstbladeren, stilte van het ijle geroep van overvliegende koperwieken, nee, nooit helemaal stil, maar toch een vorm van stilte.

In het westen liepen we over de strandvlakte langs ondiepe lagunes met tientallen drieteenstrandlopers, temidden van een weidse creatie van zand en water, pioniervegetaties en verre jonge duinvorming, alles vormgegeven door een duet van wind en getijden. In de polders zagen we rot- en (vooral) brandganzen waartussen enkele mooie roodhalsganzen en één duidelijke zwarte rotgans. Zwarte rotgans is zeldzaam, hoewel niet meer zoals vroeger. En roodhalsgans is op het vasteland vaak wat verdacht, riekend naar eendenfarm of vogelkooi, maar lijkt op de Waddeneilanden, waar geregeld familiegroepjes worden aangetroffen, van alle smetten vrij. En dan is het gewoon een waanzinnig mooie vogel.
In het oosten naar Kobbeduinen geweest. Een verplicht nummer als je op Schiermonnikoog bent want je bent pas echt op Schier geweest als je onder het baken hebt gestaan. Als je lopend naar het baken die balken diagonaal langs elkaar heen hebt zien schuiven en als je tenslotte tegen dat houten reuzen­klimrek hebt aangekeken dat je al vanaf de boot in de verte had zien opdoe­men. Als je de eindeloosheid van de kwelder rondom hebt geproefd, als je omgeven bent geweest door die ongedwongen weidsheid, die weerloos­heid tegen de elementen. En als je over heel het eiland hebt uitgekeken, tot aan de waddendijk in het zuiden, tot aan de stuifdijk in het noorden, tot aan de beide vuurtorens in het westen en in het oosten hooguit als het helder genoeg is tot aan het Willemsduin aan de horizon.

Soort van het weekend was voor mij misschien wel de ijsgors die zich op een akker langs de Waddendijk bevond in een groep strandleeuweriken. IJsgors heb ik bijna ieder jaar wel maar dat zijn bijna altijd overvliegers waarvan ik soms alleen maar roepjes hoor. Het is alweer heel wat jaren geleden dat ik er een zo mooi aan de grond zag.
Een andere soort van het weekend waren misschien wel de twee wilde zwanen die ik vond op een akker bij het dorp. Die blijken op Schier behoorlijk zeldzaam te zijn. Ik kreeg er zelfs vragen over van een admin. Verder weinig opzienbarends dit weekend, maar ik klaag daar niet over. Duizenden goudplevieren, honderden pijlstaarten, zilverplevieren, rosse grutto's, bonte en drieteenstrandlopers, dat zijn toch soorten waarvoor je graag af en toe naar het hoge noorden afreist.

27 november 2022


Meer Wadden? Ameland








woensdag 23 november 2022

IJmuiden

Een van de klassieke bestemmingen waar vogelaars in Nederland altijd weer naar terugkeren, is IJmuiden. Met een spannend duinmeertje achter de nog jonge zeereep met omringende rietoevers en natte oeverlanden. Met jonge pioniersduintjes met stuivend zand en krioelende struwelen aan het strand. En bovenal met een havenhoofd dat zo ver in zee steekt dat je je op het eind, geheel omringd door golven, door eindeloze deining, door god en vaderland verlaten kunt voelen. Nou ja, samen met de zeevissers die er hun hengel uitwerpen, en met je medevogelaars die net als jij de horizon afspeuren op zoek naar zeevogels. Nederland is hier ver weg en je kunt je hier, als de wind net wat harder rond het torentje blaast dan je bij het betreden van de pier gedacht had, best kwetsbaar en verloren voelen. Maar bij weinig wind, of zoals vandaag bij oostenwind, is het een ideale plek om iets mee te maken van het leven der zeevogels dat zich, zeker op dagen als deze, meest ver weg boven zee afspeelt.
Ik was er alweer lang niet geweest dus het was weer eens tijd. Het was er ook de dag voor: een prachtige winterse herfstdag, zonnig maar koud en met een felle oostenwind. Het was waarschijnlijk juist die oostenwind die de pier begaanbaar maakte. Had deze wind uit het westen gewaaid, dan zouden de golven over tientallen kilometers Noordzee zijn komen aanrollen om op de pier hoog uiteen te slaan, en had de reddingsbrigade ons zonder twijfel de toegang ontzegd. Maar bij oostenwind komen de golven van niet verder dan de honderden meters, nou ja, misschien enkele kilometers vanaf het strand tot hier aanrollen en dat is te weinig om de kracht te ontwikkelen die ons op het uiteinde van de pier zou kunnen bedreigen. De IJmuider reddingbrigade liet ons dus begaan zodat we iets konden meemaken van het leven der zeevogels. Roodkeelduikers bijvoorbeeld. Enkele dreven er tussen de pieren, misschien was dat er trouwens maar eentje die dan weer hier opdook en dan weer daar, en op zee. Maar spectaculairder waren de roodkeelduikers die we vanaf de punt van de pier langs zagen vliegen. Soms wel vier of vijf tegelijk en soms mooi vrij dicht langs ons heen. De meeste naar zuid, sommige naar noord. Mooi waren ook de zeekoeten en de alken. Van beide, pinguïnachtige zeevogels die buiten de broedtijd maar zelden aan land verschijnen, zaten er enkele dicht langs de pier op het water, voor zover ze zich niet onder water bevonden, en ook deze zagen we geregeld over zee naar het zuiden vliegen, waarbij overigens meestal niet was vast te stellen welke van de twee het was.
Het was een dag van wisselend succes maar uiteindelijk was ik er tevreden mee. In de jonge duintjes op het strand foerageerden twee strandleeuweriken, mooi in het zonnetje, en over zee vloog een kleine alk. Kwam uit het zuiden aangevlogen, ging even op zee zitten en vloog na een tijdje met wat omwegen weer verder. Er vloog ook even een alk/zeekoet mee. Het grootteverschil was navenant, wat de determinatie als het ware in beton beitelde. Alles op enige afstand maar wel herkenbaar, ook afgezien van het grootteverschil.
Leuk dus, maar kuifaalscholver dit keer niet kunnen vinden en velduilen werden langs de pier gezien net op plekken waar ik net op dat moment niet was. En dat was dan weer jammer. Zo is er altijd wat natuurlijk. Je ziet eens wat, je mist eens wat maar zolang dat het ergste leed is dat je te lijden hebt, heb je niets te klagen.
Amen.

19 november 2022






woensdag 2 november 2022

Hoe overleef ik een half DT3?

Ik zal het familieomstandigheden noemen en ik zal er niet in detail op ingaan, maar het gevolg was dat we pas zondagochtend met de eerste boot, dat wel, naar Vlieland afreisden. Op Vlieland meteen fietsen gehuurd, even bij ons hotelletje langs om wat bagage te droppen en daarna meteen op de fiets naar het westen. We hebben geprobeerd het maximale te halen uit de anderhalve dag die ons nog restte en dat is gelukt want maandagmiddag, toen we de laatste boot weer terug naar Harlingen namen, hadden we het gevoel dat die heenreis niet gisterochtend was geweest maar dagen geleden, en die familieomstandigheden een eeuwigheid terug. Maar ik maakte al met al van DT3 dus slechts de helft mee. De helft van het weekend, de helft van de soorten.
Wat ik vooral gemist had, waren de vale gierzwaluwen. Er had de afgelopen week langs de kust een ware tsunami aan vale gierzwaluwen plaatsgevonden, vrijdagmiddag hadden er maar liefst zeven boven de noordoosthoek van Vlieland gevlogen, dat was me uiteraard niet ontgaan, maar toen we zondagochtend tegen elven het eiland betraden, hadden de laatste giertjes het alweer verlaten. Die tsunami is dus helaas helemaal aan me voorbij gegaan.
Wel kon ik in de duinen nog voorbij de Kroon’s polders op zoek naar wat inmiddels officieel tot de soort van het weekend is benoemd: de turkestaanse klauwier in het laatste duinland voor de Vliehors. Notabene turkestaanse klauwier: zou mijn tweede dit jaar zijn. Ik had natuurlijk liever een daurische gehad, maar die keuze heb je niet en het zou wel verreweg de zeldzaamste soort zijn die ik ooit twee keer in één jaar gezien heb en dat is ook iets natuurlijk. Dus Westerse veld, Lange Paal, de Oude Kooi, Bomenland en de Kroon’s polders liet ik allemaal links, of rechts liggen en aan het begin van de Vliehors begonnen we onze wandeling. Dat werd een beetje een overlevingstocht door de binnenlanden van Vlieland, over het strand, langs de duinrand en langs jonge pioniersduintjes, maar klauterend over de laatste duinhellinkjes vonden we uiteindelijk de plek en twee uur na onze aankomst op Vlieland stonden we naar een prachtige adulte vrouw turkestaanse klauwier te kijken. Een mooi, karakteristiek beest: relatief contrastrijk, met duidelijke wenkbrauwstreep en scherp begrensd oogmasker, en eerder grijsachtig dan beige van kleur. De CDNA moet er natuurlijk nog over beslissen, maar ik heb er wel vertrouwen in. De vogel zat geregeld fraai in de top van een struikje, dook af en toe weg maar verscheen telkens weer in de top van een volgend struikje. Zoals het een klauwier betaamt. Terwijl intussen een nabije cetti’s zanger af en toe uitbundig zat te zingen en geregeld groepen vinken over ons heen naar het westen trokken. Het uitzicht over het westelijke deel van Vlieland was intussen ook niet te versmaden: woeste duinen, natte kwelders en een zich snel verbredende strandvlakte als opmaat naar de Vliehors. Het was genieten. Er werd ook nog een giertje gemeld over de Kroon’s polders naar west, maar ondanks verwoede pogingen konden we die niet terugvinden.

’s Middags heb ik me vooral nog bezig gehouden met zoeken naar zeldzame zangertjes aan de oostkant van het eiland. Eerst op Stortemelk, waar ik op de aangegeven plek een paar keer kort siberische tjiftjaf zag. Het was overtuigend genoeg maar niet erg bevredigend. Pallas boszanger liet even verderop al helemaal niet van zich horen of zien, al hoorde ik die aan de rand van de Oostervallei wel heel even roepen. Heb je ook weinig aan.
Met sibtjif had ik de volgende ochtend nog minder geluk: taal noch teken, maar met pallas meer. Het was even zoeken maar uiteindelijk werd-ie teruggevonden en kon ik aanschuiven. Paar keer leuk gezien: ook alweer mijn tweede dit jaar.
Dat was nog voor het ontbijt. Na het ontbijt de oostkant van het eiland verkend. In de bossen rond de torenvijver op zoek geweest naar paddenstoelen. Alleen al vanwege de namen de moeite waard: duivelsbroodrussula, narcisamaniet, gewoon vuurzwammetje en dooiergele mestzwam. Daarna over en langs de Oostervallei naar zee gelopen, tijdje over zee zitten kijken, wat gedwaald door de duinen van de noordoosthoek en over het strand gewandeld van het einde naar het begin van de Fortweg. Ja, zo kwamen we de laatste uurtjes op het eiland wel door. Fietsen ingeleverd, nog wat in en rond het dorp rondgehangen en in toenemende schemer de boot terug naar het vasteland.

31 oktober 2022


Meer Deception tours: DT 2
En wat betreft die vale gierzwaluwen, ach: Vogelen in tijden van corona






zondag 23 oktober 2022

Geelbrauwgors

Een ouderwetse spoedtwitch vandaag, en bovendien een modeltwitch: na een eindeloze autorit arriveerden we in het buitengebied van Bunne, diep in de Drentse binnenlanden temidden van kale akkers, boomrijen en houtkades. Een zijweggetje, een groepje zwijgzaam toeziende vogelaars en toen ik me bij hen had gevoegd: geelbrauwgors. Meteen in beeld, eerst alleen in de verrekijker maar daarna ook prachtig in de telescoop.
Want diep in de Drentse binnenlanden was een geelbrauwgors neergestreken, zeer zeldzame dwaalgast uit het verre oosten van Siberië en pas de tweede voor Nederland na een ringvangst veertig jaar geleden. Voor iedereen een nieuwe soort dus, en dus massaal getwitcht. Tientallen vogelaars hier, en tientallen vogelaars een meter of honderd verderop en daartussen, foeragerend in de berm vlak langs de Bongveenweg, de gors. Die liet zich bijna permanent en geregeld zeer fraai zien. Dat leek dus perfect maar voor de toeschouwers waren de omstandigheden verre van ideaal want de weg plus berm is amper vijf meter breed en dat is veel te weinig om iedereen een plaatsje op de eerste rang, of zelfs op de tweede rang te kunnen bieden. Langs elkaar heen, over elkaar heen en door elkaar heen zochten we een gaatje om een blik op het beestje te kunnen werpen. Dat klinkt tamelijk rampzalig maar eigenlijk ging het er vrij gemoedelijk aan toe. Iedereen gunde de ander het zicht op de vogel, mensen maakten plaats voor elkaar en lieten elkaar door elkaars telescoop kijken, en uiteindelijk heeft, denk ik, iedereen de vogel mooi kunnen zien. In elk geval toen ik er was.

Tientallen vogelaars, over de hele dag moeten het er honderden geweest zijn, bijeen op een landweggetje in Drenthe, loerend naar een eenzaam vogeltje afkomstig uit ongelooflijk verre streken, dat staat tegenwoordig garant voor vele zure commentaren op internet. Wat ik vreemd vind is dat als we met tientallen naar een zeldzame vogel staan te kijken, die commentaren niet van de lucht zijn terwijl als we met tienduizenden op de tribune zitten bij Ajax of Feijenoord of met honderden in de rij staan voor het rijksmuseum, niemand daar iets van vindt.
Wat ik ook vreemd vind is dat als we een keertje met honderden naar dezelfde plek rijden, er meteen wordt geroepen dat we zo slecht bezig zijn qua milieu en klimaat terwijl als we met duizenden allemaal ergens anders heen rijden, elke dag weer, er niets aan de hand is.
Ach, waarom zou ik me verdedigen. Ook ik was naar die geelbrauwgors, want voor een bepaald soort vogelaars is dat een soort Mona Lisa, een soort Nachtwacht: als je de kans krijgt (en die krijg je in Nederland niet heel vaak, en dat is een understatement van jewelste) dan moet je hem gaan zien, desnoods met tientallen tegelijk, net als bij de Mona Lisa of de Nachtwacht. Wie dat niet leuk vindt, staat het uiteraard vrij om niet te gaan kijken. Ik ging wel.

22 oktober 2022


Meer twitchen: Pieper



dinsdag 18 oktober 2022

Tschutschensis

Dit jaar geen weekend Dutch Birding op Texel, maar alleen een dagje heen en weer met vogelwacht Utrecht op zondag. Daar leek ik enorme spijt van te gaan krijgen. Want op zaterdag was er bij Dorpzicht, onder de rook van De Cocksdorp, een prachtige grijs met witte kwikstaart ontdekt die zeer goede papieren heeft om de eerste aanvaarde oostelijke gele kwikstaart van Nederland te worden, een variatie van gele kwikstaart afkomstig uit het hele verre oosten. Zeer zeldzaam dus, eentje die ik wel heel graag wilde zien. Ook omdat inmiddels roep was gehoord, opgenomen en geanalyseerd, en die bleek bijna één op één overeen te komen met roepjes die zijn opgenomen in het broedgebied van tschutschensis, van alle gele kwikstaarten uit die verre streken net de soort die nog het meest hier te verwachten is.
Maar toen we vanmorgen bij het kijkscherm langs de Hoofdweg stonden uit te kijken over de natte graslanden en de plasjes bij Dorpzicht, van de vogel geen spoor. Louter witte kwikstaarten, hoe hard we ook zochten, en een enkele bonte strandloper, een stel wintertalingen, bontbekplevier, een paar steenlopers, nee, het was akelig stil hier. Het zag ernaar uit dat de vogel gevlogen was en dat onze keus om alleen vandaag naar Texel te gaan, keihard werd afgestraft.
Dan maar naar Dorpzicht zelf gegaan, bosje dat meestal wel goed is voor een bladkoning en dat bovendien (daar was het ons eerlijk gezegd vooral om te doen) goed zicht biedt op de andere kant van het veld en van waar de kwikstaart gisteren ook regelmatig gezien is. Maar vanmorgen was daar helemaal geen kwikstaart te bekennen en ook van blako hier geen spoor, slechts af en toe een zucht meesjes, een paar koperwieken over … Ik begon me al af te vragen of dit weer zo’n dag ging worden dat alles mislukt toen daar ineens de bevrijdende melding was: oostelijke gele kwikstaart teruggevonden op de oude plek bij het kijkscherm.
Teruglopen naar de auto, proberen te keren terwijl van allebei de kanten kolonnes dagjesmensen passeren en dan nog de kleine kilometer met de auto naar het kijkscherm, uitstappen, telescoop opzetten: het lijkt op zo’n moment allemaal eindeloos te duren maar gelukkig zat-ie er nog en stonden we even later allemaal naar het bewuste beestje te kijken. Die was, als je hem eenmaal een beetje door had, nog best eenvoudig terug te vinden. Hij was vooral grijs en wit, zonder spoortje geel wat je bij onze gele kwikstaart zou verwachten, met een vette witte wenkbrauwstreep en met een zwakke beige-achtige tint die maakte dat je hem er gemakkelijk uitpikte tussen de omringende witte kwikstaarten. Dat gecombineerd met de opgenomen roep: kat in ’t bakkie, zou je zeggen.
Helaas blijkt het iets minder eenvoudig. Er komen in het hele verre oosten enkele taxa van gele kwikstaart voor die in juveniel kleed zeer lastig van elkaar te onderscheiden zijn en die door onze CSNA als aparte soorten worden gezien. In andere, minder split-gerichte landen hebben ze het er makkelijker mee: daar worden ze allemaal als één soort beschouwd, maar wij moeten dus, om hem tot op soortniveau te determineren, de diverse alternatieve taxa uitsluiten. Meestal is daarvoor DNA vereist maar hopelijk kan ook het opgenomen roepje behulpzaam zijn. Nou ja, later zorg. Dat de vogel uit het hele hele verre oosten afkomstig is, daar twijfelt niemand aan en daarmee was-ie de hoofdprijs van de dag en die was in elk geval binnen. Dat gaf ons rust.
Rust was er toch in overvloed, de verdere dag. Het weer was prachtig, de zon scheen volop, de temperatuur was bijna lenteachtig maar de vogels hielden zich gedeisd. We deden ons best, wandelden helemaal om het Renvogelveldje en de Robbenjager heen en bezochten daarna diverse plasdrasjes langs de Waddendijk, maar kwamen niet verder dan honderden spreeuwen, een kleine zilverreiger in Utopia, een groepje sneeuwgorzen in het Wagejot en hier en daar wat mooie zilverplevieren, een groepje kluten en een paar honderd rotganzen. Maar goed, die zijn ook leuk en bij ons thuis hebben we die niet of hooguit zelden.

Dat was voor ons het Dutch Birding Texelweekend. Wat op de terugweg nog volgde, viel daarbuiten. Maar was wel erg leuk. Bij Petten zagen we op de parallelweg naast de autoweg een paar vogelaars staan, gebogen achter hun telescopen. En we herinnerden ons weer de melding van een gestreepte strandloper hier in de buurt. Toen we verderop eindelijk de autoweg af konden en over de parallelweg waren teruggereden, bleek 1 + 1 inderdaad 2: op een ondergelopen bollenveldje zat een mooie groep steltjes. Tientallen bonte strandlopers, tientallen kleine strandlopers, wat kieviten, een paar kemphanen en daartussen een stuk of twee juveniele krombekstrandlopers en een mooie gestreepte strandloper. Maar de bijzonderste soort hier was misschien nog wel die paarse strandloper. Zelf zag ik die nooit eerder verder dan pakweg 10 meter van zee vandaan.

16 oktober 2022


Meer lezen? Texel met Dutchbirding

woensdag 12 oktober 2022

Hoe overleef ik DT2?

Het is weer prima gelukt, dank u. Naar de maatstaven die men daartoe graag hanteert, voldeed ook DT2, het tweede Deception Tours-weekend, ook dit jaar weer niet helemaal aan de verwachtingen, maar aan die verwachtingen voldoen feitelijk de meeste DT-weekends niet. We hopen allemaal elke keer weer (behalve als ik er niet bij ben natuurlijk) dat dit keer die kolossale Mega valt, dat glorieuze lot uit de loterij van het vogelaarswalhalla, maar vrijwel altijd moeten we met (veel) minder genoegen nemen. En denken we weer eens een hele grote soort gescoord te hebben, dan blijkt die vaak een paar jaar later heel wat minder waard. Zie blauwstaart, zie raddes boszanger, allebei overigens dit weekend niet van de partij, en zie bijvoorbeeld grote kruisbek, die er wel was: soorten die tegenwoordig lang niet meer zijn wat ze pakweg tien of twintig jaar geleden waren.
Wat betreft grote kruisbek: meldingen kwamen vanuit Bomenland in het westen en toevallig was ik net naar die kant op weg. Al was dat ook weer niet zo heel toevallig want veel keus heb je op Vlieland niet: je bent ofwel op weg naar het oosten, ofwel naar het westen en ben je toevallig naar de verkeerde kant onderweg, dan kun je altijd nog omkeren. In Bomenland, dat me in bijna alles doet denken aan een elfenwoud uit Lord of the Rings en aanverwanten maar ik zal dan wel fan zijn, in Bomenland dus een tijdje staan wachten op een mooie, venige open plek waar een fraaie grote gele kwikstaart het wachten aanzienlijk veraangenaamde. Uiteindelijk verschenen de kruisbekken, moeder en jong, waarbij moeder fier haar klassieke, kolossale snavel droeg maar jong met een aanzienlijk bescheidener geval genoegen moest nemen, wat de vraag opriep: is dat er wel eentje? Hij was echter overduidelijk gekoppeld aan moeder. Kan het zijn, vroegen we ons af, dat bij (sommige) jonge vogels de snavel nog moet groeien?

Zelf was ik dit weekend vooral erg tevreden met bladkoning, een klassieke DT-soort die inmiddels op de nominatie staat om te degraderen naar de klasse ‘vrij algemeen’, maar vorig jaar nagenoeg afwezig was. En DT1 had ik dit jaar overgeslagen dus ik moest hem nog. Nou, dat is prima gelukt: eindelijk weer eens mooie blako's. Vooral zaterdagochtend in het oostelijk bos (Klaas Douwes heette het daar) waar er eentje fraai hoewel zwijgzaam foerageerde, en die middag bij het voetbalveld, waar er eentje riep in een flokje en enige keren kort mooi zichtbaar was.
Heel erg tevreden zelfs was ik met mijn pijlstormvogels op zaterdag. ’s Ochtends na mijn eerste bladkoning een tijdje aan het eind van de Badweg over zee staan kijken. Van de eerste grauwe pijl die toen ik daar stond werd omgeroepen, kon ik ternauwernood nog een glimp opvangen voor die voorgoed achter de horizon verdwenen was. Toen tien minuten later de tweede voorbijkwam, was ik er wel op tijd bij. Daarna ging het los: enkele minuten later gingen er liefst vijf tegelijk naar zuid, fraai keilend in sierlijke bogen af en toe hoog boven de horizon. Op zeker moment waren ze alle vijf tegelijk zichtbaar. En ze waren nog niet eens voorbij toen er weer twee passeerden. Deze vlogen echter veel dichterbij zodat behalve de klassieke vliegwijze en het klassieke, wat gekromde vliegbeeld, ook iets van de kleedkenmerken zichtbaar was. Maar het was toch vooral dat gevoel dat ze opriepen, dat oerbeeld dat al eeuwen lang over de oceanen zwerft en van tijd tot tijd verre horizons siert, dat beklijft.
Het enige dat nog ontbrak, vond ik, was noordse pijlstormvogel. Want die was die ochtend ook gezien, alleen stond ik er toen helaas nog niet. Maar nog diezelfde middag, na een hoewel vruchteloos niet oncomfortabele uurtje in een lui zonnetje te Langepaal waar mogelijk iets heel bijzonders was gezien maar niet meer was teruggevonden, nam ik nog even plaats op de zeereep ergens bij dam 20, volgens de ANWB-paddenstoel, en daar vloog na een tijdje toch die noordse pijl langs. Een schitterende noordse pijl, kort achter de branding en laag over de golven naar west.
Natuurlijk was er ook nog sprake van vaal stormvogeltje, zelfs de veel zeldzamere vale pijl werd gemeld en daar kun je natuurlijk lichtelijk gedeprimeerd van raken, het gevoel van krijgen dat wat jij ziet eigenlijk de moeite niet waard is maar ach, je mist altijd meer dan je ziet, een waarheid die elke dag weer bevestigd wordt en die je het best maar kunt negeren. En als ik dan toch een beetje filosofisch bezig ben: het ware vogelen zit ‘m natuurlijk niet in de eerste plaats in het resultaat, het zien van mooie vogels, maar in het zoeken naar dat resultaat, in het ‘lekker bezig zijn’. Iets met Zen of zo? Struinen langs het strand waar je de drieteenstrandlopertjes, sommige in hun prachtige juveniele kleed, langs de branding kunt zien hollen. Ook een resultaat natuurlijk. En langs de Waddendijk, waar je op het wad duizenden bontjes kunt zien en mooie kanoeten, rosse grutto’s en zilverplevieren.
Zondag was het vooral de landtrek die indruk maakte. Een constante stroom van graspiepers, mooie groepen koperwieken, mooie groepen vinken ook, met kepen ertussen, zanglijsters, het was een komen en gaan. Of vooral een gaan eigenlijk. Tenslotte was ik nog bij de Kroon’s polders en achterliggende kwelders. Veel vogels leverde dat niet op, maar dat gaf niet, ik was lekker op zoek. En het landschap was er niet minder indrukwekkend om. De weidse vlakte, het reflecterende zonlicht, de duinruggetjes in de verte, aan de horizon de vuurtoren van Texel: het was spectaculair. En intussen nog altijd geen mega’s van buiten Vlieland. Zo overleef je DT2 wel. Maar dat is natuurlijk niet zo filosofisch.

10 oktober 2022


Meer Deception tours: Hoe overleef ik een half DT3









woensdag 5 oktober 2022

Steppearend

De gebeurtenissen van vandaag hadden iets onvermijdelijks. Ik moest wel, ik kon niet anders. Ik was, zeg maar, voorbestemd. Want twee jaar geleden deed kort na elkaar twee keer een steppearend Nederland aan, terwijl eentje al zeer zeldzaam is. Alleen: allebei gemist. Ik herinner me nog dat ik net op station Den Bosch was toen het bericht doorkwam dat de vogel bij Goes hoog was opgevlogen en vertrokken. Ik ging toen maar wat anders doen. Dus toen bleek dat de steppearend die vrijdag was gefotografeerd in de Groote Peel, daar gisteren nog steeds aanwezig was, kon ik niet anders dan vandaag de trein nemen naar Deurne en van daar met de vouwfiets naar het veen fietsen. Als ik vroeg genoeg was, zou-ie er hopelijk nog wel zitten. Moest het natuurlijk niet al te mooi helder en zonnig zijn, want dat zou hem ertoe kunnen verleiden toch voortijdig een hoge vlucht naar verre streken te nemen. Ik was dus wel blij met het miezerige weer en de regen onderweg. Maar ik was ook blij met de eerste voorzichtige opklaringen toen ik zo’n beetje het veen had bereikt, de vaalblauwe plekken in de lucht en de plotselinge schim van de zon die al het druipende kreupelhout deed glinsteren en de kale takkenbossen en de vergeelde veenvlakte zwakjes deed oplichten. Dit moest haast wel goedkomen, toch?
Eenmaal in de Peel begon het lange wachten en het grote zoeken. In een ambiance van uitgestrekte vaalgele steppes waarin een creatieve geest verspreide bosjes en verre boomrijen en bosranden had aangebracht, speurden we de horizon af. Vooralsnog vlogen er slechts vinken en zwaluwen, een paar boomleeuweriken en af en toe een buizerd. Enkele kilometers achter ons zagen we soms de uitkijktoren waarop in dichte drommen de vogelaars stonden, alsof ze er de natuurlijke vegetatie van vormden. Ook van hen geen nieuws. Maar uiteindelijk sijpelden er toch goede berichten binnen. Iemand had de vogel ergens in het veen gefotografeerd en iemand had hem in de verte kort zien vliegen, dus we wisten ongeveer waar we moesten zoeken. En gingen dieper het veen in. We stonden al een tijdje met een man of tien te turen op de plek waar de vogel zich bij benadering zou moeten ophouden, toen iemand riep ‘daar vliegt-ie’. Op zo’n moment gaat er een bliksemschicht door je lijf maar het was te kort. Toen ik de verrekijker gericht had, was-ie alweer naar de grond verdwenen. De ontgoocheling duurde echter maar kort want even later was het wel raak: korte tijd was-ie fraai zichtbaar boven een verre boomrij. Eindeloos lange vleugels met diep ingesneden vingers en opvallende witte markeringen: steppearend in de pocket! De euforie op dat moment: onbeschrijfelijk.
Een volgende bericht: ‘vanaf hier zichtbaar op zo’n 25 meter!’ Het is zo te zien een klein half uur lopen. Ter plaatse inderdaad: schitterend zicht op een machtige vogel. Zowel aan de grond als in vlucht, laag over ons heen. Een onvergetelijke ervaring.
Alleen: hij heeft een ring om een poot! Het is de moeder aller dompers. Al gauw weet men te vertellen dat dit type ring niet wordt gebruikt door de ringcentrales. Een kwekersring dus, en dus een escape. En dan mag het nog steeds een geweldige vogel zijn, het gevoel erbij is heel anders. Afkomstig uit de steppes in midden Afrika of uit een vogelkooi wie weet waar: het is een wereld van verschil. Maar er is ook een Engelsman die de indruk wekt verstand van zaken te hebben en die stellig en volkomen overtuigd beweert dat dit soort ringen gebruikt worden bij ringprojecten in Afrika. Toch een wilde vogel dus, volgens hem, toch afkomstig van steppes duizenden kilometers hier vandaan. En ja, ik heb er natuurlijk geen verstand van maar ik kan me goed voorstellen dat ringers in Afrika zich niet houden aan de voorgeschreven maten en gewichten die wij in Europa hanteren. Waarom zouden ze ook? En ook kan ik me voorstellen dat Nederlandse deskundigen om die reden zo’n ring niet herkennen als wetenschappelijke ring. Ik ben niet naïef hoor, ik geloof zo’n man heus niet meteen op zijn woord, maar ik hoop wel dat iemand bij de CDNA zijn claim nog even serieus onderzoekt. Want het zou zonde zijn als we zo’n geval verloren laten gaan, alleen maar doordat wij hier de Afrikaanse ringers niet kennen.

2 oktober 2022


Meer: Geelbrauwgors






maandag 26 september 2022

Hoe overleef ik DT1?

Dat was de cruciale vraag van vandaag: hoe het eerste Deception Toursweekend op Vlieland te overleven? Waarbij gezegd moet worden dat ik zelf niet op Vlieland was. Het zou dus voor een belangrijk deel afhangen van Vlieland zelf en wat het eiland in de aanbieding had. Wat dat betreft mocht ik niet klagen: leuke soorten genoeg, maar zo te zien niets wereldschokkends, niets dat ik niet missen kon en trouwens schijnbaar ook weinig dat gemakkelijk twitchbaar was. Dus nooit dat schrijnende gevoel: ik had daar moeten zijn in plaats van hier. Maar wat belangrijker was: de leukste soort van het weekend viel wat mij betreft buiten Vlieland. In de duinen van Noord-Holland, een uurtje met de trein en twintig minuten met de fiets.
Het was alweer jaren geleden dat ik nog blauwstaart had. Na een paar vergeefse pogingen de laatste paar jaar, in Berkheide en bij Beverwijk onder meer, was vandaag de dag, vond ik: blauwstaart bij Egmond. Moest die wel nog een nachtje willen blijven.
Al in de trein de bevestiging: hij zat er nog. Met de fiets vanuit Heiloo naar het woeste duinland, de wilde zee van duinruggetjes en duinlaagtes, van struikformaties en duinweiden tussen Egmond Binnen en Egmond aan Zee. Eenmaal ter plaatse wist men mij te vertellen dat de vogel een half uur geleden nog gezien was. Dat was dus een kwestie van tijd, van geduld, leek me. Intussen de eerste koperwieken van het seizoen over, wat zanglijsters en sijzen en een paar vroege kepen. Een paar keer knalde een sperwer langs, ja, de herfst was echt goed begonnen en toen: blauwstaart! De eerste keer zat-ie er nog wat onhandig bij, met de zon pal tegen want ja, de zon scheen weer eens vandaag, zodat er weinig aan hem te zien was, de fotografen klaagden steen en been maar een half uurtje later verscheen-ie enige tijd prachtig en tot ieders tevredenheid vrij in een nabij struikje, met de zon nu van opzij of zelfs ietsje van achter. De oranje flanken en het witte keeltje waren duidelijk genoeg en ook verder ademde de vogel in alles blauwstaart, alleen de staart oogde betrekkelijk weinig blauw maar dat mocht de pret niet drukken. Ik had DT1 overleefd! DT2 zal ik dan weer op Vlieland proberen te overleven. Dat is weer een heel ander verhaal.
Toen-ie zich nog een derde keer had laten zien en net zo mooi als de tweede keer, was ik klaar met ‘m. Nog effe wat door de duinen gedwaald, nog effe aan zee gestaan, wat niets opzienbarend opleverde maar dat was gezien de matige wind niet verrassend, en weer naar huis.

25 september 2022


Meer Deception tours: Hoe overleef ik DT2




woensdag 21 september 2022

Met Vogelwacht Utrecht naar de kop van Noord Holland

Ik geloof niet dat het vandaag langer dan een minuut aaneen droog is geweest. De hevige noordwester blies de ene bui na de andere over ons heen en tussendoor regende het zachtjes. Toch hadden de vele thuisblijvers meer dan ooit ongelijk. Dat ongelijk tekende zich al af toen we nog maar net op de nieuwe zeewering bij Camperduin stonden. Nog voor de eerste bui, die zich aan de horizon al aankondigde, vloog vlak onder ons langs de eerste jager van de dag. Het was een donker ding met nauwelijks zichtbare witte flashes op de vleugels. Dat wijst op kleinste maar bij nader inzien blijkt een donkere juveniele kleine nog niet helemaal uitgesloten.
De bui wachtten we af onder de fundamenten van de strandtent die hier in de zomer beneden de zeewering staat. En terug op onze uitkijkplek vloog een grauwe pijlstormvogel naar noord. Weliswaar vrij ver maar toch onmiskenbaar, keilend met grote bogen af en toe hoog boven de horizon, in dat uit steen gehouwen vliegbeeld dat van hier tot diep op het zuidelijk halfrond de oceanen siert. Na weer een bui vloog de tweede jager van de dag langs, opnieuw dicht onderlangs en opnieuw zo’n donker ding vrijwel zonder wit op de bovenvleugel. Bij deze zag ik ook wat wit aan de staartbasis. Bovendien was-ie slank, bijna tenger, met smalle, lange vleugels. Toen-ie even een grote stern najoeg was-ie nauwelijks forser. Dit leek ons echt een kleinste jager. Toen even later een zekere kleine jager passeerde, zagen we het verschil: opvallende, grote witte flashes sierden de vleugels.

Maar het was dus woest en ruig vandaag. En nat. Daar mogen we na maandenlange droogte natuurlijk niet over klagen en ergens is het ook wel lekker zo. Eindelijk herfst. Maar des te lekkerder was het, dat we in de buurt van Petten in de regen vanuit de auto zicht hadden op een heerlijk groepje stelten op een ondergelopen bollenveldje vlak langs de weg, dat telkens steeds dichterbij kwam en dan ineens opvloog en een stukje naar achteren weer ging zitten, om daarna langzaam maar zeker weer steeds dichter naar de weg toe te bewegen. Liefst drie grauwe franjepoten waren erbij, één mooie juveniele krombekstrandloper en vier kleine strandlopers. En een veldje verderop nog één solitaire grauwe franjepoot.
In de duinen bij Petten waren we vergeefs op zoek naar spannende zangertjes en in de Waterberging van Twisk naar steppevorkstaartplevier, die daar overigens al twee dagen niet meer gezien was dus dat verraste ons niet. We sloten af met een inkoppertje, al kostte dat inkoppen me wel veel geglibber en een glijpartij in de modder maar uiteindelijk stonden we vanaf de Uitdammerdijk te kijken naar liefst zeven fraaie reuzensterns tussen meeuwen en lepelaars in de Kinselbaai bij Durgerdam. Daarmee was de koek op en keerden we tevreden huiswaarts.

18 september 2022

maandag 19 september 2022

Hoe meer je weet, hoe meer je ziet

Het was niet meer dan een barstje in de hemelkoepel, even zichtbaar boven de horizon. Een barstje dat zich losmaakte van de horizon en met een boogje weer terug in de horizon verdween. Het vergt enige kennis, enige ervaring om daar een grauwe pijlstormvogel in te herkennen maar toch was dat beeld onmiskenbaar. Zonder die kennis en die ervaring niets meer dan een onbeduidend barstje in de hemelkoepel, maar met een onvergetelijk moment. Want daar schoot zomaar een van de mythes van de wereldzeeën door het telescoopbeeld. Iets wilds en ontembaars, iets dat vrij is en onafhankelijk en zich niet in een kooitje of een rijtjeshuis laat stoppen. Want grauwe pijlstormvogels zijn afkomstig uit de zuidelijkste delen van de oceanen, diep op het zuidelijk halfrond en het is eigenlijk een wonder dat zoiets langs de Nederlandse kust verzeild raakt. Toch gebeurt dat ieder jaar, en bij goede wind zelfs in aanzienlijke aantallen.
Je moet het weten om het te zien. Was het niet ene Johan Cruijff die dat zei, of woorden van gelijke strekking? Hoe meer je weet, hoe meer je ziet.
Het leek een perfecte dag voor zeetrek: alweer ruim half september en een forse noordwestenwind. Windkracht 5 a 6. De vele buien die vanuit zee kwamen aandrijven, namen we dan maar op de koop toe. Al op mijn wandeling van de bushalte naar de zeetrektelpost zag ik mijn eerste kleine jager, over de branding naar zuid. Dat leek een goed voorteken. Helaas bleek dat achteraf mijn enige jager van de ochtend te zijn. Want hoe gunstig de wind ook was, er vloog eigenlijk maar weinig. Of we moeten er allemaal overheen gekeken hebben. Dat was wel een beetje teleurstellend. Maar die grauwe pijl aan het eind maakte natuurlijk veel goed.
Wat ook veel goed maakte, was de rosse franjepoot die zowat de hele ochtend een paar honderd meter verderop in de branding foerageerde. Van tijd tot tijd stonden er een paar mensen op en liepen die kant uit om hem even van dichtbij te bekijken. En te fotograferen natuurlijk, dat hoort er tegenwoordig ook bij. En hij was een gewillig object. Vloog af en toe een stukje maar kwam steeds weer terug en foerageerde geregeld vlak achter de eerste branding. Rosse franjepoot is een broedvogel uit het hoge noorden die in de herfst en de winter in klein aantal langs de Nederlandse kust verschijnt. Als je niet goed kijkt misschien een onooglijk grijs beestje, maar ook voor deze geldt: hoe meer je weet, hoe meer je ziet.

17 september 2022


Meer aan zee: Pelagisch

dinsdag 13 september 2022

Een perfecte dag

Soms heb je van die dagen dat alles meezit, dat alles lukt. Prettig tegengif tegen alle rottigheid … nou ja, is bekend. Vandaag was zo’n dag. Nou ja, even afgezien van de treinreis. Werkzaamheden bij Deventer brachten me ertoe om via Zwolle naar Hengelo te reizen maar dat beviel maar matig: ik kwam in een overvolle trein terecht waar ik met mijn vouwfietsje nog maar ternauwernood in paste. Wat volgde was zowat een uur lang staan en hangen tegen mijn reisgenoten aan. Want niet alleen de mensen die vanuit Utrecht naar Zwolle reisden, zaten in deze trein, maar vanwege de weken durende stremming tussen Lelystad en Dronten ook degenen die vanuit de regio Amsterdam of daarachter naar Zwolle reisden, plus degenen die zoals ik richting Enschede gingen en geen zin hadden in de bus en de bijgaande vertraging rondom Deventer. Dat moest op de terugweg anders. Dus terug via Hengelo, Zutphen en Arnhem, drie keer overstappen, om in Arnhem geconfronteerd te worden met een overladen perron en daarna een overvolle trein, omdat er een ICE was uitgevallen en al diegenen die vanuit Duitsland met die ICE op weg waren naar Amsterdam, nu ook met deze trein mee moesten.
Ach, het leed was allang vergeten (of had nog niet eens plaatsgevonden), toen ik na een vlotte fietstocht vanuit Hengelo naar Kristalbad (ik kende het nog van een vergeefse zoektocht naar dwergaalscholver anderhalf jaar geleden die door de geschiedenis die daarop volgde volkomen irrelevant is geworden) stond te kijken naar een juveniel klein waterhoen dat af en toe prachtig vrij zichtbaar over een slikje tussen twee slootkanten heen en weer wandelde. Vlak bij een petfles die figureert op vrijwel elke foto die van de vogel is gemaakt. Mooi beeld: zeldzame vogel, veelvuldig getwitcht en gefotografeerd bij een stuk zwerfafval. Wat de diepere betekenis daarvan is, mag ieder voor zichzelf uitmaken.
Het was alweer heel wat jaren geleden dat ik nog klein waterhoen had en nog een paar meer dat ik er een gezien had dus het was een hele welkome soort. Maar toen-ie na een half uurtje voor de zoveelste keer in een der rietranden verdween, was ik er weer klaar mee. Nog bonussen in de aanbieding? Ja zeker! De steppekiekendief en roodpootvalk die vanmorgen gemeld waren op vliegveld Twente, bleken daar nog steeds aanwezig en bovendien: hemelsbreed amper zes kilometer hier vandaan. Met de fiets werden dat er weliswaar een stuk of negen maar dat was nog altijd een ruimschoots overbrugbare afstand. Eenmaal bij het vliegveld leek er nog even een kink in de kabel: doodlopende weggetjes, bordjes met verboden toegang, dat werd nog lastig maar uiteindelijk vond ik de openbare fietsroute over die delen van het vliegveld (de grootste) die niet meer in gebruik waren en waren overgeleverd aan natuurontwikkeling. Ruige steppes, wuivende grasvlaktes, stukjes hei en struwelen: een eindeloosheid die reikte tot aan het hekwerk langs de niet toegankelijke delen, waarop je elk moment een roodpootvalk of steppekiekendief zou verwachten. We kennen het zo’n beetje van Soesterberg (maar dan zonder roodpootvalk of steppekiekendief). Ook hier paapje en veldleeuwerik. Aanvankelijk was het wat regenachtig maar later scheen de zon voluit en kon het zweten waaraan we de afgelopen weken zo gewend zijn geraakt, weer beginnen.
Vanaf een soort uitkijkbunker keek ik uit over de vlakte, met ver weg achter hekwerk een startbaan en een paar vliegtuigen, toen ik laag over de vegetatie een kiekendief zag vliegen. Een ringtail, dat was meteen duidelijk, en toen-ie dichterbij kwam, zelfs veel dichterbij, een overduidelijke steppekiek: een slanke vogel met hooguit vier vingers aan zijn vleugels, ongestreepte rossig bruine buik en duidelijke halsring achter de kop. Die was binnen. En al gauw ontdekte ik ook roodpootvalk, op en rond het hekwerk rond een vierkant stukje grasland in het veld. Verderop kwam ik die even later nog veel dichterbij tegen, rustend op en jagend vanaf het hekwerk langs de hier dicht onderlangs lopende startbaan. Prachtig!
Op weg naar de uitgang speurde ik nog alle hekjes en struikjes en kale terreintjes af naar draaihals want zo gaat dat nou eenmaal, wij willen altijd meer, maar vergeefs. Het was ook wel weer mooi geweest.

10 september 2022

dinsdag 6 september 2022

Texel rerererererevisited

Met kans op gestreepte strandlopers en op roodpootvalken bood Texel veruit de beste combi van mogelijke leuke soorten dit weekend. En aangezien een dagje Texel sowieso nooit een straf is, bevond ik mij deze zondagochtend weer eens, niet voor het eerst en zeker niet voor het laatst, op de Texelstroom die de reiziger sinds 2016 vanuit Den Helder over het Marsdiep naar de haven van ’t Horntje brengt. Van daar naar Den Hoorn gefietst en het Hoornderslag genomen, en om half 11 keek ik uit op het Grote Vlak noord, waar in het laatste beetje water dat er nog restte temidden van tientallen watersnippen een mooie grauwe franjepoot zijn rondjes draaide. Leuke soort, maar niet waar ik voor kwam. Niet dat ik zo’n verwende vogelaar ben hoor, maar een week geleden nog prachtig gezien in de Flevo.
Voor gestreepte strandloper moest ik nog anderhalve kilometer lopen. Langs het Grote Vlak zuid: rietbossen, nog een restje water, drooggevallen slikjes met opnieuw tientallen watersnippen en aan de andere kant droog en golvend duinland met een stekelige deken van duinroosjes. Verderop heette het water dat glinsterde tussen de duinruggetjes het Pompevlak en daar moesten zich de twee gestreepte strandlopers ophouden die me naar deze uithoek van Texel hadden gelokt. Of ze er inderdaad vandaag nog zaten, moest natuurlijk nog maar blijken, zoals altijd, maar ze zaten er nog. Eerst vond ik er eentje aan de overkant, bij een groepje meeuwen en eenden. Leuk zichtbaar en goed herkenbaar, halflang iets gekromd snaveltje en strakke grens tussen gestreepte borst en witte buik, prima zo. Maar toen vond ik, veel dichterbij op het nabije slikje aan deze kant van de plas, de tweede. En die was echt geweldig. In de telescoop was ieder detail zichtbaar. Met onder andere ook nog een juveniele zwarte ruiter, een idem kemphaan en even verderop een goudplevier op minder dan tien meter, was het een hele fijne plek, diep verscholen in het Texelse duinland, om mijn lunchpauze door te brengen.
Een opvallend roepje richtte mijn aandacht nog even op een halfhoog overvliegend steltje. Een klein dingetje met relatief kort snaveltje. Iets in de buurt van kleine strandloper. Het roepje, een heel apart trillertje, blijkt kenmerkend voor temmincks strandloper. Ik herinner me niet dat ooit eerder gehoord te hebben.

Berichten omtrent de roodpootvalken voerden me noordwaarts. Naar De Koog en verder, langs de Zanddijk zuid ter hoogte van de Muij. Ik had me al voorbereid op een flinke wandeling door de duinen en was bang dat het ook nog wel eens hard zoeken zou kunnen worden, maar dat bleek allemaal niet nodig. Een valkje stond te bidden boven de zanddijk en een fotograaf richtte zijn telelens: hier was roodpootvalk al! Een juveniele vogel liet zich uitgebreid en prachtig bekijken, biddend, zwenkend, fladderend, neerdalend en weer opstijgend en weer biddend, mooier kun je ze niet krijgen. En in de buurt ook nog een tweede.
Zo’n biddend valkje kan natuurlijk tot verwarring met torenvalk leiden, maar deze ziet er toch subtiel anders uit. De verhoudingen zijn net even anders en met goed zicht op het verenkleed, op die wat bleke kop met donker oogmasker en donkerbruine bovendelen, is er natuurlijk helemaal geen twijfel meer.

Twee zulke fijne soorten op een dag: een feestje waard. In de duinen, waar ik dus ook niet meer perse een flinke wandeling hoefde te maken, zitten nagenieten en bijkomen van de warmte, van de inspanning en van het zweet op mijn rug. Zicht op de duinweide tussen de Muij en de Slufter. Zicht op struikgewas vol beladen met diep zwarte en zo te zien overheerlijke maar even onbereikbare bramen en met ook nog twee paapjes. En zicht op duincontouren aan de horizon.
Op de terugweg ook nog in het nieuwe bezoekerscentrum De Marel geweest in de Waal en Burg, waar men mij thee met taart serveerde en in de naastgelegen slikjes naast weer wat watersnippen ook een bosruiter en een groenpootruiter foerageerden. Ach, gewone soorten natuurlijk, in vergelijking met gestreepte strandloper en roodpootvalk, maar als die je als vogelaar niet meer kunnen bekoren, ben je wel een beetje uitgevogeld.

4 september 2022






woensdag 24 augustus 2022

Biesbosch

Vandaag het nieuwe excursieseizoen van vogelwacht Utrecht geopend met een dagje Biesbosch. Met acht mensen op pad en in een context van wijde wateren, ondoorgrondelijke moerasbossen en gouden rietoevers op zoek naar de lokale specialiteiten en wie weet wat leuke extra's. Het was een prachtige zomerdag, bijna te mooi: volop zon, na een frisse start weer behoorlijk warm en uiteraard geen druppel regen.
Wat betreft de lokale specialiteiten: al in de muggenwaard, ondergelopen polderland teruggegeven aan de natuur, vloog een visarend over. Eigenlijk waren we op zoek naar leuke steltjes. Die waren er nauwelijks maar deze arend maakte veel goed, zeker toen hij ook nog eens een tijdje ging staan bidden. En toen poelruiter werd terug gemeld, gisteren gevonden langs ‘Pannenkoek’ aan de rand van polder Hardenhoek, leek ook de eerste leuke extra in de maak en begonnen zich al de contouren te vormen van een uiterst succesvolle herstart van het excursieseizoen.
Te Pannenkoek was poelruiter eigenlijk betrekkelijk vlot gevonden, al was-ie door de vegetatie tussen het voetpad en het slikkige watertje waar de vogel zich bevond, lang niet altijd gemakkelijk te zien. Maar was-ie dat wel, dan was-ie prachtig: een mooi, klein en rank ruitertje tussen de veel grotere en grover gebouwde groenpootruiters. Lange poten, een overwegend wit gezichtje, een fijn, recht snaveltje en de determinatie was rond.
De volgende fijne soort die zich aanbood was koereiger. Eerst probeerden we die langs de Deeneplaatweg, maar daar zagen we er alleen eentje overvliegen. Vooral voor diegenen onder ons die nog nooit een koereiger hadden gezien, maar eigenlijk voor ons allemaal was dat ontoereikend. Dus gingen we met het pondje naar de Kop van ’t Land, aan de overkant van de Nieuwe Merwede. Daar waren er vanmorgen liefst 22 gemeld. Die zaten er lang niet allemaal meer maar de zes die er nog wel zaten, foeragerend tussen een stel koeien, die waren prachtig. Sommige waren zelfs nog in broedkleed, met fraaie rossige tinten.
We sloten af met Hania’s Polder in de Nieuwe Dordtse Biesbosch. Langs de rietrand foerageerden daar enkele leuke ralletjes. Vanaf een metalen loopbrug hadden we er prachtig zicht op. Minstens twee waterrallen lieten zich af en toe mooi vrij zien en op slikrandjes zaten een of twee blauwborsten, maar hoogtepunt was wel het porseleinhoen dat zich op zeker moment zelfs op amper tien meter afstand liet bekijken. Helemaal vrij en vol in de telescoop: ik kan me niet heugen deze meestal toch schuwe soort ooit eerder zo fraai gezien te hebben. Het was een prachtig begin van het nieuwe excursieseizoen van vogelwacht Utrecht.

21 augustus 2022

Leuke soorten

Als vogelaar wil je ook af en toe een leuke soort opstrijken. Dat geldt althans voor veel van ons. Mij lukte dat de laatste tijd even niet zo goed. Zo was ik gisteren naar Soesterberg, de voormalige luchtmachtbasis, voor duinpiepers die daar de vorige dag gezien waren. Helaas, geen duinpiepers meer. Wel een mooie zomerdag en wat veldjes bloeiende hei die paars opblonken temidden van de vergeelde steppe, en wel het altijd wat absurdistische maar wat mij betreft ook bezienswaardige decor van bunkers, hangars en stroken asfalt die hun oorspronkelijke functie hebben verloren en nu nog slechts dienst doen om ons aan de oorspronkelijke functie van dit landschap en de daaraan onlosmakelijk verbonden historische context te herinneren. Wel alweer diverse tapuiten en paapjes en op het hek langs de basis een vrouwtje gekraagde roodstaart: de vogeltrek is alweer in volle gang. Wel twee juveniele grauwe klauwieren en wel een prachtige wespendief eerst hoog maar later minder hoog boven ons. En volop vlinderend: gaver dan zo'n duinpieper, zeg je dan tegen elkaar, natuurlijk nadat je zo'n duinpieper gedipt hebt.
Maar dus niet de beoogde leuke soort. Die moest vandaag dan maar. Daarom toen daar de lachsterns weer gemeld waren, na het trektellen (paapjes en grauwe vliegenvangers onder andere) met de trein naar Zoetermeer en van daar naar de Nieuwe Driemanspolder gefietst. Dat leek me wel een zekerheidje: zitten er al meer dan een week en worden elke dag gezien. Maar daar aangekomen: lachsterns al enkele uren uit beeld. Leken vertrokken. Tsja, soms moet je daar even doorheen, op een keer komt alles weer goed. Dat geldt voor bijna alles in het leven, niet waar? (Althans, voor een welgestelde westerling, blank en man bovendien en van goede gezondheid voor zover ik weet.) Ik troostte me dan maar met een fraaie bosruiter, een kleine zilverreiger als een engeltje zo mooi, een paar bonte strandlopers, een kemphaan en twee geoorde futen. Onder andere. We waren alweer een dik uur verder en ik was al begonnen met me af te vragen al hoe lang ik hier nog ging blijven, toen ze daar ineens toch weer waren: twee lachsterns. Moeder (nou ja, dat nemen we maar even aan) en kind. En die gaven vervolgens een geweldige show weg. Het jonge beest zat meest vrij dichtbij op een soort grindbank te bedelen en te wachten tot moeder weer een hapje kwam brengen. En moeder was in de buurt op jacht, soms vlak voor of achter ons, en kwam af en toe haar kind een hapje brengen. Het was een onvergetelijke belevenis. En dus is het inderdaad weer helemaal goed gekomen.

20 augustus 2022

woensdag 10 augustus 2022

Müllerthal

Tot besluit een spektakeltocht naar de regio Müllerthal. Met bus na bus, uren onderweg, vertragingen en onvolledige informatie op de OV app waardoor ons op het eind in Echternach nog slechts anderhalf uur restte, wat weinig is voor een stadje als Echternach. Ons enthousiasme over het openbaar vervoer in Luxemburg heeft er wel een klein knauwtje van gekregen.
Maar eerste Müllerthal zelf, en omgeving. En dan met name de vermaarde waterval met de wat bizarre naam Schiessentümpel, naar verluidt de mooiste van Luxemburg. Die was eerlijk gezegd niet helemaal zo spectaculair als ik me had voorgesteld. Het zal wel met de zomerse droogte te maken hebben dat we ons tevreden moesten stellen met een paar pisstraaltjes die over een paar meter rots omlaag druppelden. Maar de omgeving was prachtig. Steile hellingbossen, spectaculaire rotspartijen, griezelige klimpaadjes en grazige bergweiden. Het gebied wordt niet voor niets Luxemburgs Klein Zwitserland genoemd.
En die anderhalve uur Echternach, de oudste stad van Luxemburg, waren wel besteed. Vooral in het buurtje rond het oude klooster / de Willibrorduskathedraal geweest en het is imposant daar. Een machtig kerkgebouw met vier stoere torens, een fraai neoklassiek front aan een sjiek plein, schattige pleintjes in zoete pasteltinten, de toeristenindustrie weet daar wel raad mee.
De wouwen waren weer goed geregeld vandaag: paar rode op de heenweg en twee zwarte terug. Allemaal vanuit de bus dus, zoals eigenlijk de meeste (zeker als we de trein mogen meetellen). Ter plaatse in Müllerthal vooral kortsnavelboomkruiper: veel gehoord en vluchtig gezien. Iepenpage en keizersmantel en in Echternach eindelijk turkse tortel.

Vrijdag 8 juli 2022


Terug: Een niet zo voorspoedige reis