dinsdag 18 juli 2023

Kromslootpark

De lelijkheid van Almere Poort, en dan vooral die van de nabije omgeving van station Almere Poort: het zand dat stuift over de verlaten parkeerplaats, de haveloze vlakte vol verdord onkruid, het troosteloze paviljoentje aan de rand van de bebouwing, met het al even troosteloze pleintje met die paar trieste picknickbanken. Nou ja, die wind, daar kon Almere Poort ook niets aan doen, die haveloze vlakte noemen we buiten de stad ongerepte ruigte, goed voor zeldzame plantjes, voor insecten, voor vogels, en dat troosteloze pleintje: wat als de zon schijnt en er zitten mensen aan die tafels, exotisch uitgedost, afkomstig uit verre streken, kinderen spelend tussen hen in? Maar nu was het er lelijk en die lelijkheid moest dan maar gecompenseerd worden door de schoonheid van het Kromslootpark, waarover ik al zulke mooie verhalen heb gehoord. Is dat gelukt?
Ja, dat is geloof ik wel gelukt. Al was vandaag niet helemaal de dag om die schoonheid ten volle te ervaren, met die wind en die telkens overwaaiende duistere luchten.
Het is eigenlijk een soort Maduroflevoland. Het oude, pas drooggevallen en nog niet gecultiveerde Flevoland zoals je dat verderop vindt in de Oostvaardersplassen, maar dan in het klein. Rietvelden, pioniersbosjes, struikgewas dat ronddreef in die zee van riet, sloten en plasjes. Alles ongerept en onaangeraakt, afgezien van de paden en de bruggetjes die erin zijn aangelegd.
Het ging me ook om witoogeend vandaag, die de soort van het weekend moest worden. Maar toen ik die niet kon vinden vanuit de vogelkijkhut waar-ie het laatst gezien was, kreeg ik er een hard hoofd in. Zoveel water, zoveel sloten en plasjes in het gebied, en zoveel hoge rietbossen die je het zicht op die sloten en die plasjes ontnamen. Zo weinig plekken, daardoor, waar je zicht hebt op dat water. Hij zou vast ergens zitten hoor, maar zou hij nou net ergens gaan zitten waar je zicht op hem hebt?
Ik had het hele park rondgelopen. Veel wind, af en toe zon maar weinig vogels en 0 witoogeenden. Terug bij de ingang dacht ik: nog één keer naar de kijkhut. Veel geloof had ik er niet in maar ik moest het proberen. Wat er net niet zat kon er immers nu wel zitten.
En wat denk je? Hij zat er.

16 juli 2023




Vogelmeer

Wat zijn ze hier toch fanatiek aan het snoeien en aan het kappen, zo midden in de zomer, dacht ik verbaasd toen ik in Overveen over de Zeeweg fietste. Een heel stuk fietspad was afgezet en het gedreun van motorzagen overstemde zelfs het lawaai van het langsrijdend autoverkeer. En ineens begon het me te dagen. Het was de storm geweest. De zomerstorm van enkele dagen eerder had hier enorm huisgehouden. Hetzelfde in de duinen. Forse wonden had-ie daar achtergelaten. Bomen waren afgeknapt als luciferhoutjes, gesneuveld hout lag hier en daar kriskras door elkaar, het was indrukwekkend. Gedachten over de grootheid van de natuur en de kleinheid van de mens, wie heeft ze niet op zo’n moment? Alleen dit al maakte mijn tochtje door de Kennemerduinen de moeite waard. Maar het was dus niet daarom, dat ik dat tochtje maakte. Die storm was ik zojuist immers alweer bijna vergeten.
Het was eerlijk gezegd eigenlijk een soort administratieve onderneming, een verplicht nummer: ik wilde graag nog even mijn wereldwijde jaarlijst spekken. Ik wil niet zeggen dat die een obsessie voor me aan het worden is hoor, maar ik wil ook niet zeggen van niet. Een beetje vogelaars is natuurlijk sowieso een beetje geobsedeerd. En het was ook een beetje een tweede keus: ik was liever naar Doetinchem gegaan, voor zwarte ooievaar. En niet eens zozeer vanwege die zwarte ooievaar, waarschijnlijk was Kennemerduinen tactisch een betere keuze want voor zwarte ooievaar komen er nog kansen genoeg. Maar ik had gewoon meer zin in fietsen in de Achterhoek. Helaas reden de treinen naar Doetinchem dit weekend niet dus werd het het Vogelmeer in de Kennemerduinen. Voor kleine topper, een eclips mannetje dat daar aan het overzomeren is.

Ik moet zeggen, het werd meer dan een verplicht nummer. Het werd zelfs een hele leuke twitch, met alles erop en eraan dat twitchen zo leuk kan maken. Het was even zoeken toen ik bij het duinmeer aankwam. Aanvankelijk geen spoor van de vogel maar ik hield vol. Hij moest er zitten, vond ik, het kon niet zo zijn dat-ie juist vandaag vertrokken was. Niet midden in de zomer, niet in zijn toestand. Druk aan de rui immers, niet het moment om terug naar Amerika te vliegen. Maar toch die twijfel, toch een lichte bezorgdheid, tot het moment dat-ie werd teruggevonden en de euforie losbarstte en zich als een tinteling door heel het lijf verspreidde. Nou ja, dat is dus twitchen, onder andere.
Toen ik achterlangs het meertje gelopen was, kreeg ik hem ook nog prachtig te zien, redelijk dichtbij en met de zon fijn achter. In het wat rommelige eclipskleed waren twee cruciale kenmerken herkenbaar: op het al geruide deel van de bovendelen oogde de marmering, de fijne bandering die de rug van een topper er van een afstand grijs doet uitzien, relatief grof ten opzichte van wat we van onze topper gewend zijn. En de zwarte snavelpunt was beperkt tot louter de nagel: niet meer dan een smal, recht zwart streepje op het uiteinde van de snavel. Daarnaast leek de kop wel degelijk een subtiel puntje te hebben op het achterhoofd, ook een goed kenmerk natuurlijk. De wat grijze tinten op de flanken durf ik dan weer niet als kenmerk te gebruiken: door de rui kan elke topper of kuifeend dat nu ook wel hebben. Maar een onmiskenbare, en ook leerzame kleine topper dus. Misschien moest ik de NS maar dankbaar zijn. Die zwarte ooievaar komt nog wel. Of niet, ook goed.

8 juli 2023







vrijdag 7 juli 2023

Jaarlijstrecord

Van de volstrekt onbelangrijke bijzaken (ik schrijf natuurlijk alleen maar over onbelangrijke bijzaken): mijn wereldwijde jaarlijst. Na mijn zeer vogelrijke vogelreisje naar Marokko dacht ik: dan moet ik ook maar mijn wereldwijde jaarlijstrecord gaan verbeteren. Nee, het hoort niet in het rijtje kwijtschelden van de schulden van derde wereldlanden, aardbevingen in het verre oosten en preventie van prostaatkanker (wie dit rijtje herkent verdient mijn eeuwige bewondering, al weet ik niet of veel mensen daarop zitten te wachten), en het stelt ook helemaal niks voor, ik haal nog niet een tiende van wat Arjan Dwarshuis in zijn recordjaar had. Bij lange niet zelfs. En nee, ik hecht er ook niet heel bijzonder aan, maar ik ben wel iemand van getalletjes en nu ik er zo dichtbij ben, wil ik toch wel graag een nieuw getalletje.
Vandaag was witwangstern aan de beurt, neefje van de minder zeldzame zwarte stern met een, de naam zegt het al, witte wangvlek. Zou een relatief gemakkelijke plus voor de lijst moeten zijn. Daarvoor dit keer nou eens niet naar het Zuidlaardermeer en omgeving, maar naar de Onlanden, in Drenthe (maar zo goed als tegen de stad Groningen aan gelegen), in tegenstelling tot het Zuidlaardermeer dat in de provincie Groningen ligt (maar veel verder van de stad vandaan). Helemaal zonder risico was dat niet: in het Zuidlaardermeer is witwangstern in deze tijd zo goed als gegarandeerd en ken ik de plekken. In de Onlanden moest dat nog maar blijken. Misschien niet eens zo’n heel gemakkelijke plus voor de lijst dus.
Maar dat viel nogal mee. De eerste witwangsterns waren gauw gevonden: minstens twee foerageerden er vrij ver boven een watergang en de flankerende rietvelden en eentje kwam prachtig dicht langs me heen gevlogen. Missie volbracht, rust in het hoofd en alle tijd om gewoon een tijdje hier rond te kijken.
‘Natte natuur voor droge voeten’ was te lezen op informatieborden. Het gebied is nog niet zo lang geleden ingericht als nieuwe natuur, niet alleen om nieuwe natuur te ontwikkelen maar ook om in natte tijden overvloedig regenwater uit Groningen naar te kunnen laten afvloeien. Zeeën van rietvelden en kruidenrijke hooilanden zijn het gevolg, waarin hier en daar eilandjes van struikgewas drijven, doorsneden door smalle en soms minder smalle wateren en her en der wat plasdras. Misschien is er daarvan in andere, minder droge tijden wat meer: op diverse plekken zag ik halfkale, grotendeels opgedroogde bodems die in andere tijden best plasdras geweest zouden kunnen zijn. Witwangsterns vond ik terug in een hele andere uithoek van het gebied. Minstens zes foerageerden er boven het gras- en rietland langs de Drentse dijk: minder spits en wat compacter dan de welbekende visdiefjes maar toch rank, toch sierlijk en met een donker leigrijze buik. Er zaten daar ook paapjes, iets minder exclusief maar toch ook geen alledaagse soort in de broedtijd. Ik zag onder andere een moeder met kind dus gebroed is hier zeker. Verderop de fraaie, bijna futuristische uitkijktoren van Natuurmonumenten. Een architectonisch monument zoals natuurmonumenten ze graag heeft maar, misschien lag het aan mij, ik kon met geen mogelijkheid ontdekken hoe je er komen kunt. Best vreemd eigenlijk. Ik zag dan ook niemand op de toren.
Verder de ‘usual suspects’: een paar bruine kiekendieven, af en toe grote zilverreiger, geoorde fuut, lepelaar, een langs vliegende koekoek en de koek was op.

2 juli 2023

Veenhooibeestje

Een prachtige zomerdag met temperaturen tot 28 graden Celsius en weinig wind: het was hoog tijd voor mijn expeditie veenhooibeestje. Een weinig spectaculair vlindertje eerlijk gezegd maar nog nooit gezien en dat is een groot gemis, terwijl ik eigenlijk best weet waar ik die zoeken moet, al worden ze streng geheim gehouden. Dus met de trein naar de grote stad in het noordoosten des lands en op de fiets naar het veen. Aldaar was het nog aan de vroege kant voor vliegende vlinders en bovendien zat ik aan de verkeerde kant van het gebied, wat de veenhooibeestjes betreft. Dus eerst nog even tijd voor iets anders. Voor zingende geelgorzen bijvoorbeeld, veel zingende geelgorzen. En voor twee mooie mannen grauwe klauwier. Ze zaten slechts enkele honderden meters, hooguit een krappe kilometer van elkaar maar zeker gezien het stuk bos ertussen vond ik het toch wat veel voor één territorium. Zingende fluiter, een lepelaar in een plasje en zo bereikte ik het grote veen waar ik wezen moest.
Naast veenhooibeestje had ik nog twee doelsoorten vandaag: slangenarend (daarvan zijn er tegenwoordig zo veel dat ik daarmee de locatie niet prijsgeef) en paapje, want die moet ik nog dit jaar. En ik was nog maar amper op het veen of ik kon één van mijn doelsoorten al wegstrepen: twee fraaie slangenarenden cirkelden boven het veen. Geregeld stonden ze te bidden en zo speurden ze de grond onder zich af op zoek naar een lekker hapje. Slangen konden zich maar beter gedeisd houden. Nadat ze beiden in tegenovergestelde richting huns weegs gegaan waren, vloog er even verderop opnieuw een slangenarend op uit het veld. Een van beide? Of een derde? Het was wel het laatste wat ik vandaag aan slangenarenden zag. Zo gemakkelijk als het even geleken had, is het blijkbaar nog steeds niet.
Verderop zat een paapje te zingen in het veen: mijn tweede doelsoort binnen. Kon ik me verder volledig en ongestoord wijden aan de hooibeestjes. En uiteindelijk waren ook die zo moeilijk niet. Na enig zoeken zag ik er twee vliegen die duidelijk de benodigde kenmerken toonden: een opvallende witte, golvende baan over de vleugels en een rijtje oogjes langs de vleugelrand. Verder is het een vrij onopvallend beestje maar ja, zeer zeldzaam! En een lifer. Verderop zag ik er meer en een paar keer zag ik er eentje mooi dichtbij in de vegetatie hangen. Drie uit drie dus vandaag. Vaak moet je het met minder doen.