dinsdag 28 september 2021

Traumatische dip

Ik was zaterdagmiddag net in het al herfstige Asserbos op weg naar het crematorium aan de Boskamp, toen de melding kwam: goudlijster op Texel. Au! Traumatische dip in de maak, maar dat was nu bijzaak. Hoewel ik moet toegeven dat ik er aanvankelijk wel enige moeite mee had, begreep ik natuurlijk ook wel dat ik mijn kleine ongemak niet mocht vergelijken met het leed dat Ronald had achtergelaten. Men zou het misschien niet denken maar er zijn soms dingen belangrijker dan vogels. Geen Texel dus voor mij vandaag.
Die traumatische dip, die kwam er, want de volgende ochtend was er van goudlijster geen spoor meer. Tijdens de hele autorit naar Den Helder, tijdens de overtocht, in de auto op het eiland, geen enkele melding. We zijn niet eens meer wezen kijken. Eigenlijk hadden we dat ook wel een beetje zien aankomen: als-ie niet was vertrokken, zou-ie wel ergens dood onder een struikje liggen want gistermiddag was de vogel ook al niet erg levendig meer geweest. Hoewel altijd nog levendiger dan de meeste van de ruim twintig eerdere gevallen in Nederland, want die waren dood gevonden.
Waar onderweg wel meldingen van binnenkwamen, was van amerikaanse goudplevier. Eerst ter plaatse, daarna opgevlogen en vervolgens ietsje verderop weer ter plaatse. Toen we ter plaatse aankwamen, liep-ie samen met een goudplevier rustig op een kale akker achter Sluftervallei, het vakantiepark van Landal. Prachtig te zien, prachtig te vergelijken ook: de tinten grijzer, het koppatroon krachtiger, met duidelijke wenkbrauwstreep en donker petje, en de bouw wat slanker, wat hoger op de poten. Het is weliswaar lang geen goudlijster maar wel een fijne goedmaker want mijn vorige was alweer aardig wat jaartjes geleden.
Daarna op zoek naar bonapartes strandloper. Hij was nog niet gemeld maar zou er vast nog wel zitten want hij zit er al weken. Gisteren was-ie gezien langs de Waddendijk ter hoogte van Het Noorden. Daar konden we hem niet vinden. Hoog water dus weinig plek. Misschien overtijend in Utopia? Inderdaad vonden we hem daar terug. Een klein, grijs strandlopertje dat meest zat te slapen met de kop in de veren, maar om de zoveel tijd kort de kop omhoog stak en heel af en toe zelfs even aan de wandel ging. De kunst was om op die momenten te kijken. Dan zag je die kenmerkende, enigszins strenge koptekening, soms de ver uitstekende vleugelpunten en uiteindelijk ook de streepjes langs de flank. Alweer een fijne goedmaker dus. Compensatie voor gedipte goudlijster was optimaal.
Waarna we in de Prins Hendrikpolder de kleine rietganzen niet konden vinden, op het Grote Vlak de zwarte ibis niet en op het westelijke Horsmeertje de grauwe franjepoten niet. En we dus met drie dips op rij het eiland verlieten. Ik wist zo gauw even niet wat ik daarvan moest vinden. Maar amerikaanse goudplevier en bonapartes strandloper: ik ken mensen voor wie ze allebei nieuw zouden zijn geweest en iedere andere dag zou je er meer dan tevreden mee naar huis gaan. Dus waarom vandaag niet?

26 september 2021


Meer dips: Gevreesde woorden

donderdag 23 september 2021

DT 1

In de bosjes van de Ruige Plak, even ten oosten van Oost-Vlieland, wemelde het van de meesjes. Koolmezen, pimpelmezen, paar tjiffen erbij. Een paar keer vlakbij een prachtige fluiter. Man gekraagde roodstaart. Ik keek mijn ogen uit. En toen, na een kwartiertje of zo, was het stil. Weg waren ze, opgelost, doorgetrokken. Dit was nou een echte flock geweest, een plotseling door de bosjes passerende zwerm van trekvogels. Het was vrijdagmiddag, ik was net op het eiland aangekomen en het was misschien wel mijn hoogtepunt van DT 1, het eerste Deception Tours-weekend van 2021. En hoewel het een mooi moment was, zegt dat ook wel iets over dat DT-weekend. Het was een tam weekend, zonder echte uitschieters, zonder grote hoogtepunten, in elk geval voor zover twitchbaar. Soort van het weekend was misschien wel het blauw weeskind, zeer zeldzaam, op een WC-deur op Lange Paal. Die heb ik aan me voorbij laten gaan, een nachtvlinder twitchen, dat gaat me nog net te ver. Wel heb ik twee keer een uur of zo staan zoeken naar en wachten op een sperwergrasmus. Op vrijdagmiddag in de noordoosthoek en op zaterdagmiddag in het zonnetje in de duinen bij de Oude Eendenkooi. Beide keren vergeefs, al zag ik de tweede keer wel heel kort een spannend dingetje in een struikje verdwijnen dat we nooit meer terugzagen. Op zich een aardig soortkenmerk maar je hebt er niks aan. Voor overvliegende ortolaan stond ik elke keer op de verkeerde plek, wat niet zo gek is want dan is het kleine Vlieland nog best groot. Poelsnip was sowieso een kansloos verhaal, rosse franjepoot in de Kroon’s polders was alweer vertrokken toen ik arriveerde en morinel was me te ver, gezien ook de vogel van Soesterberg onlangs. De meesten moesten het doen met de ijseend langs de waddenzeedijk aan het eind van het Westerse veld, hoewel die ook niet altijd zo gemakkelijk was. Een leuke soort maar niet een waar je van droomt als je naar DT 1 op Vlieland gaat.
Was er na die fluiter dan helemaal niets om met plezier aan terug te denken? Natuurlijk wel. Dat ik alle keren dat ik een tijdje aan zee stond wel een of twee jagers zag vond ik, gezien de overwegend zuidoostelijke en dus aflandige wind, best bijzonder. Dat begon al op vrijdagmiddag met die grote jager over de veerboot, maar die was eigenlijk al gepasseerd toen ik hem ontdekte. Mooier was de grote jager die op zaterdagochtend op korte afstand langs vloog vanaf het strand aan de oostpunt van het eiland. Maar mijn mooiste grote jager zag ik zaterdagmiddag vanaf de zeereep bij paal 20. Deze vloog rustig beneden me vlak achter de branding, liet zich perfect bekijken en joeg ook nog even fel achter een meeuw aan. De jager van het weekend was voor mij waarschijnlijk de vogel die op zondagochtend langs vloog bij het strandhotel. Een slank ding met smalle vleugels; een donkere vogel zonder een spoor van de witte flashes op de vleugels die de meeste jagers kenmerken. Ik kon hem prachtig volgen en ik keek goed, maar ik zag echt niet meer dan hooguit een smal en nauwelijks zichtbaar wit streepje langs de vleugelboeg. Totdat iemand mij overtuigend kan aantonen dat dat ook bij kleine kan, houd ik het op een kleinste jager. Ter illustratie zag ik die middag ook nog een kleine jager boven zee aan het begin van de Vliehors. Deze zag ik veel minder goed dan de vogel van die ochtend, slechts af en toe had ik goed zicht op de bovenvleugels maar telkens knalden de witte flashes eruit.

En verder? Verder was het gewoon genieten, waarbij ik de oude oosterse wijsheid in gedachten hield: de weg naar je doel is belangrijker dan het doel zelf. Het hele weekend op zoek zijn naar een zeldzame vogel op Vlieland. Struinen door de Noordoosthoek, stilstaand bij elk bosje. Speuren over het Posthuiswad en over de Kroon’s polders. Wandelen dwars door de cranberryvlakte naar het hoge duin aan de horizon, waar het is alsof je in de bergen bent. De bergen van Vlieland. Fietsen langs het wad naar het verre westen, en langs de zeereep terug, het hele eiland doorsteken, telkens opnieuw. En daarbij de ontmoetingen. Met een groepje van zeven rosse grutto’s en een kanoet bijvoorbeeld, op het wad bij Dodemansbol. Ik zag wel meer rosse grutto’s en kanoeten, maar deze zaten wel erg mooi dichtbij. Of met de drieteenstrandlopers langs de branding, in dat prachtige juveniele kleed dat velen daarvan momenteel dragen. Of met de tapuiten: die kon je overal wel tegenkomen maar in de Oostervallei in het noordoosten zag ik er elke avond minstens 15. Heerlijk was het. Dat het allemaal niet die gewenste zeldzame soort opleverde, ach, daar valt mee te leven. Volgende keer beter. Over twee weken al.

20 september 2021


Meer Deception tours: DT 2










woensdag 22 september 2021

Wijnhoeve de Heikant, Groesbeek

De klimaatrapporten worden steeds alarmerender en ook in de werkelijkheid is de aankomende klimaatcrisis al steeds beter zichtbaar. Behalve voor een kleine groep gekkies die het nog steeds niet willen geloven, moet het langzamerhand voor iedereen toch wel duidelijk zijn dat er echt iets moet veranderen, willen we een leefbare aarde achterlaten. ‘Het klimaat, daar ben ik nu wel klaar mee’, je kunt het tien keer herhalen maar het klimaat is nog niet klaar met ons. We moeten ons aanpassen. Het is geen gemakkelijke boodschap maar we moeten in de toekomst echt met minder genoegen gaan nemen. Minder ver reizen bijvoorbeeld, minder verre vliegreizen. Een goede aanleiding om het eens wat dichterbij te zoeken. Af en toe eens genoegen te nemen met wat minder spektakel, met wat minder hoge bergen en wat minder diepe dalen, en te ontdekken hoe heerlijk het kan zijn op vakantie in eigen land. Met wat meer rust en wat minder verplichtingen opgelegd door je vakantielocatie. Gewoon je tijdelijke omgeving aanvaarden zoals die zich aan je voordoet en stukje bij beetje en stap voor stap de geheimen en de geheimpjes ontdekken die die omgeving herbergt. Ook in Nederland. Bijvoorbeeld in Groesbeek.



We zaten in een vakantieappartement op Wijnhoeve de Heikant. Vanaf ons overdekte terrasje keken we uit op een altijd kortgeschoren en soms druk gebruikte speelweide (we hadden niet gedacht dat er nog iets vanaf kon maar diverse keren kwam de beheerder op zijn grasmaaimachine het hele veld nog korter maaien. Een andere keer schoten op een avond ineens de sproeiers aan waarvan we niet wisten dat die er waren; pas diep in de nacht gingen ze weer uit. Maar dit terzijde …) en op een boomsingel daarachter, maar als we even de hoek om liepen, keken we over de licht glooiende weidsheid rondom heen uit op de milde hoogtes in de verte. Vlak langs de hoeve liep de oude spoorbaan van Nijmegen naar Kleve, nu in gebruik als recreatieve fietslorriebaan. Het fietspad dat erlangs was aangelegd, de ‘Europa Radbahn’ aldus Google maps, bood over bultige velden en maïsakkers heen zicht op verre bosruggen tot in Duitsland. Echt hoog en spectaculair is het hier niet maar er gaat wel iets rustgevends, iets uitnodigends vanuit.
Elke avond vlogen aan de andere kant van de Europa Radbahn de vleermuizen rond. Grote en kleine. Ik ging niet iedere avond kijken maar altijd als ik ging kijken, vlogen ze er rond. De kleine waren natuurlijk gewoon dwergvleermuizen. Inmiddels hebben we vernomen dat de grote laatvliegers waren. Leuk om te weten, al zag ik het er niet aan af. Behalve dan dat ze fors groter waren dan de dwergjes.
Leukste vogelsoort hier was de patrijs. Op een ochtend zaten er ineens twee mooi dichtbij in het veld langs het spoorlijntje.






Je had hier velden en maïsakkers, ruige hoekjes, boomsingels en houtkades, bosjes en beekjes en onverharde wandelpaden die zo heerlijk door de velden en langs de maïsakkers en de ruige hoekjes voerden. Je had overstapjes die je plotseling in snippertjes natuur brachten, kleine paradijsjes met wilde vegetatie en een rietomzoomd plasje met keizerlibel en oranje zandoogje. Je had ruimte om je heen en eindeloze vergezichten tot aan de heuvels in Duitsland. En je had natuurlijk de Bruuk, waar ik diverse keren vergeefs op zoek ben geweest naar zilveren maan en grote weerschijnvlinder maar waar het desondanks erg mooi was.
De Bruuk was ons lokale natuurgebiedje, zoiets als de Gagelpolder thuis, maar dan met iets meer landelijke allure. Hemelsbreed amper twee kilometer hiervandaan: moerasbossen, venige hooilanden, orchideeën en zeldzame vlinders en libellen. Al hebben we van die zeldzame vlinders en libellen dus helaas weinig meegekregen. ‘Het gebied is een van de beste voorbeelden in Nederland van een maden- of medenlandschap: kleinschalige afwisseling van natte graslanden, struwelen, houtwallen en broekbossen’, aldus de provincie Gelderland. ‘Om de bijzondere natuur te behouden en versterken, is De Bruuk aangewezen als Natura 2000-gebied’.






Zondag 25 juli: de Grote Mislukking in de Bruuk. Ondanks uren zoeken geen zilveren manen, geen grote weerschijnvlinder en geen zuidelijke oeverlibel kunnen vinden. Terwijl ik toch gedacht had dat dat inkoppertjes zouden zijn. Wat doe ik fout? En intussen loopt het in Tokyo ook niet helemaal op rolletjes, nu weer met onze wielrensters. Wat een sofdag.

Maandag 26 juli: aan het begin van de avond een hevige bui met ver onweergerommel. En aan het eind van de avond, tijdens een ommetje langs het oude spoorlijntje, een zwaar buiencomplex dat ver weg langs drijft, waarvan de kern telkens fel oplicht en waar diep van binnen af en toe spectaculaire bliksems zichtbaar zijn. Overdag schijnt gelukkig ook regelmatig de zon.

Dinsdag 27 juli: vanmorgen over de Europa Radbahn naar Duitsland en onder een soort ereboog door Duitsland in gelopen. Dat kan zomaar, in deze coronatijden. Is ook maar amper twintig minuten lopen. Tegen de grens aan ineens zingende geelgorzen. Grensvogel. Verder is het hier in Duitsland niet veel anders dan aan de andere kant van de grens.

Woensdag 28 juli: dagje Nijmegen. ’s Morgens op bezoek bij Julian. Het voelt als een kijkje in mijn eigen verleden, al was alles bij mij net even anders toen. Julian woont in een klassiek studentenhuis: van buiten een mooi historisch pand en van binnen een stukje hedendaagse studentengeschiedenis. Met een kelder als een rookhol met de restanten van alcoholische geneugten van de vorige avond (of eerder) nog op tafel, met hokjes en hoekjes en kamertjes en statige trappen, een keukentje met ingepotte bonen van enkele generaties studenten terug die niemand nog durft aan te raken en tot museumstukken zijn geworden, een statige bibliotheek en Julians kamer op de bovenste verdieping. In Nijmegen lunchen we op een terrasje op het marktplein en dwalen we door een stuk ruige uiterwaard langs de Waal tegen Nijmegen aan. Het water staat er nog altijd hoog.
’s Avonds een fijne wandeling aan de hoge kant van de Europa Radbahn. Een smal onverhard wandelpad en een smal fietspad door open velden. Verre zichten op verre glooiingen onder mooie verre luchten. Af en toe bosranden, af en toe boomlanen en houtsingels, stukjes landschap temidden van de leegte. Vlak langs Duitsland. Schemer. Weldadige rust, weldadige ruimte, weldadige verten.

De landschappen, de gebieden in onze omgeving, ze waren als de verschillende ingrediënten die samen een heerlijke maaltijd vormen. Een van die ingrediënten was de Duivelsberg. De Duivelsberg bleek meer te zijn dan één berg, eerder een complex van hellingen en kloven rond het hoogste punt dat wellicht de grootste rechten heeft op de naam Duivelsberg. De plek die ik kende als de Duivelsberg konden we toen niet vinden maar het was er erg mooi. Steile hellingen en diepe kloven, stille veldjes in de laagtes, verre zichten en pannenkoek toe.



Voorbij de Duivelsberg daal je af naar de Ooypolder. De Ooypolder is een verplicht nummer als je twee weken in Groesbeek bent. Ik heb er zo’n beetje alle bekende plekken bezocht: Oude Waal, Groenlanden, Kaliwaal en Kekerdomse waard, om te eindigen in de Millingerwaard, en overal waren de naweeën van het recente hoogwater zichtbaar. Overal zag je struwelen die tot pakweg een halve meter vies grijsbruin waren, bedekt met een dun laagje modder. Je rook dat ook. Daarboven waren ze helder groen. Zo hoog heeft het water hier dus gestaan.
Verder een mooie tocht met veel zon. Hoogtepunten waren de zwarte sterns in de Oude Waal en in de Millingerwaard mooie zuidelijke keizerlibellen en man + vrouw grauwe klauwier. Er waren ook jongen, af en toe zag ik iets bewegen maar echt lekker in beeld kreeg ik die niet. Tot slot nog even naar de oude, mij wel bekende plek op de Duivelsberg. Ook daar (nog steeds) mooi.

Zaterdag 31 juli: halverwege alweer. Het is alsof de tijd een spelletje met ons speelt. Die gaat maar door. Terwijl je zou willen dat-ie eens stopte. Niet dat het hier zo spectaculair is. Het is hier helemaal niet spectaculair. Het is hier zeer gematigd, een soort van alledaags, zeker voor wie hier woont en twee weken lang wonen wij hier, min of meer. Maar dat is misschien juist het fijne van zo’n niet al te spectaculaire vakantielocatie: dat je stap voor stap je tijdelijke omgeving alledaags maakt. Vandaag was het fris, winderig en buiig. Eerder herfstig dan zomers. Erg zomers is het hier tot nu toe sowieso niet maar dat zal in de rest van het land niet anders zijn dus ik vertel niks nieuws. Af en toe schijnt de zon en is het warm, en af en toe is het buiig en koel. We doen het ermee. Vandaag een beetje een luie dag. Vanmorgen met Harriët naar de Bruuk en vanmiddag met z’n allen naar het Groesbeekse bos voor een mooie boswandeling aan beide zijden van het oude spoorlijntje dat daar in een soort kloof tussen steile hellingen loopt. Flinke buien en zon en een terrasje toe.

Dinsdag 3 augustus: met zijn allen naar de Millinger theetuin. Een mooie plek, met kunst tussen de weelderige en af en toe exotische plantengroei: cultuur en natuur verenigd. We nemen ook een kijkje aan de Waal. Stoere oude bomen en boomrestanten en twee pontische meeuwen op de rivier, een van de betere soorten deze vakantie. En ’s avonds in late schemer en vroege nacht op uilenspeurtocht. Die brengt me tot in de uithoeken van ons achterland. Achter Horst, paar meter Duitsland in, achter de Bruuk langs: hoekjes en gaatjes waar ik ook bij daglicht nog niet geweest ben. Van uilen echter taal noch teken. Maar terug op onze hoeve: roepende kerkuil! Had daarvan tot nu toe hier gedurende anderhalve week nog nooit iets vernomen. Daarvoor had ik dus geen nachtelijke speurtocht hoeven houden. Zoektocht over de nachtelijke hoeve levert niets op.

Als je voorbij Groesbeek het fietspad langs de oude spoorlijn af fietste richting Nijmegen, kwam je op zeker moment terecht op Heumensoord. Je had daar het zweefvliegveld Malden, een mooi stukje hei, een prachtig stuk met hooilandjes en verspreidde bosjes en toen ik er was onder andere een paar verre wespendieven, een boomvalk en een stel kruisbekken over. Je had daar ook ergens de trektelpost Maldens Vlak, een naam in het vogelaarswereldje. Ze hebben daar weleens mooie soorten gehad en ik heb me toen afgevraagd hoe het daar zou zijn en hoe er te komen. Zo zie je maar: uiteindelijk worden al je vragen beantwoord. Bij de volgende goeie soort daar ben ik van de partij.



Een stukje terug richting Groesbeek was iets dat het sprinkhaanreservaat werd genoemd. Ook daar mooie, glooiende heidevelden, ze lijken allemaal op elkaar, in woorden zijn de verschillen nauwelijks uit te drukken maar op subtiele wijze waren ze toch telkens net even anders. Zoals je gezichten kunt herkennen, vaak zonder te kunnen aangeven waaraan, zo kun je ook gelijksoortige stukken natuur herkennen aan onbenoembare structuren en bijna vergeten details. Zo raakte ik vanuit dit sprinkhaanreservaat ineens verzeild op de heidevelden rond de Heumense schans bij Molenhoek, ja, die kende ik wel, en was ik ineens in de regio Mook aangeland, Limburg inmiddels. Ja, Nederland is klein.
Limburg was dan ook vlakbij. Als je richting Mook fietste, was je er zo. Het zal daar wel niet aan gelegen hebben want ook rond Groesbeek kon het al erg Limburgs ogen, maar het was er behoorlijk geaccidenteerd. Diepe kloven, steile hellingbossen, verre zichten. De Mookerhei bijvoorbeeld: een mooi, woest golvend landschap van heidevelden, zandverstuivingen, schrale graslanden en verre zichten. Het prachtige Zevendal, een met het geel van jacobskruiskruid geplaveide plooi tussen het Mookerhei-complex en het Sint Jansbos aan de overkant, waar de geelgorzen zongen. In het Sint Jansbos maakten we een prachtige wandeling, langs een soort van reconstructie van een oude Romeinse villa, langs de oude watermolen maar vooral door een grillig, bijna sprookjesachtig bos. Met oeroude bomen, met diepe kloven en geheimzinnige beeklopen, een romantische waterpartij, bloemrijke graslanden en verre uitzichten. In de laagste delen groeide reuzenpaardenstaart, bijna een stukje préhistorie.
Voorbij de stuwwal van Mook was het Maasdal: Plasmolen, Middelaar, de Maasplassen. En een ondergelopen weiland met duizenden kokmeeuwen en tientallen kieviten die om onnaspeurbare redenen massaal de lucht in gingen, ik heb nog hard gezocht naar zeearend of erger maar niets gevonden.









Donderdag 5 augustus: die hoekjes en gaatjes waar ik ook bij daglicht nog niet geweest was, daar moest nog even iets aan worden gedaan. Daarom met Harriët naar de Leigraaf, prachtige beek die zich achter Horst door het laagland slingert. De Leigraaf is een paradijsje. Water dat langs weelderige oevers stroomt. Velden watergentiaan, weidebeekjuffers en op het eind twee fraaie wespendieven boven de naastgelegen Bruuk. Het is zonnig en warm, dat draagt natuurlijk aanzienlijk bij aan het paradijselijke karakter van deze plek.

Vrijdag 6 augustus: naar Orientalis, het oude openlucht-bijbelmuseum dat men geprobeerd heeft een meer hedendaags jasje aan te meten. Dat is eerlijk gezegd niet helemaal gelukt. Het is nog steeds een wat oubollig museumpark, al is het wel multicultureel gemaakt. Er is ook aandacht voor de Islamitische cultuur waarin de bijbel zich voor een groot deel afspeelt. Vandaar ook de naamsverandering. Hoe dan ook vermaken we ons prima met de nagebouwde Joodse en Islamitische dorpjes en de Romeinse nederzetting, alles in een fraaie maar niet erg passende context van weelderig hellingbos dat weliswaar het Rijk van Nijmegen kenmerkt maar veel minder de Oriëntaal. We sluiten af met een bij het museum horende oude kerk buiten het museumterrein die ons al bij de kassa is aanbevolen, en belanden in de grote kerk tegenover de bushalte. De hoofdpoort is gesloten maar via een leveranciersingang en een stille corridor bereiken we de schemerige en verlaten kerkzaal. Die is momenteel duidelijk niet geopend voor publiek en we voelen ons er lichtelijk illegaal. Het is er mooi ontoeristisch maar het begint ons te dagen dat dit niet de kerk is die men bedoeld had. We verlaten de kerk maar weer en gaan alsnog op zoek naar de juiste. Die is ook mooi en hier zijn we als toerist wel welkom. Het mooist is nog de achter de kerk gelegen oeroude en monumentale begraafplaats, met oude en vervallen graven en on-Nederlandse rotspartijen met rotsgraven erin. Het lijkt erg op een openluchtmuseum maar dit schijnt authentiek te zijn.

Om het af te ronden namen we op het overdekte terrasje van onze wijnhoeve, onder het genot van een wijntje en om ons heen hevige buien met onweer, afscheid van onze vakantie die vanaf morgen weer voltooid verleden tijd zou zijn. En toen ik met aanstaande weemoed uitkeek, over de nauwelijks zichtbare glooiingen rond ons vakantieverblijf heen, naar de bosruggen in de verte, de hoogste al in Duitsland, met spijt in het hart dat het morgen alweer voorbij zou zijn, toen wist ik dat het goed was geweest, dat het een fijne vakantie was geweest, ondanks het ontbreken van het soort spectaculaire, in foto’s gegoten herinneringen waarmee je indruk maakt bij en likes verzamelt van je facebookvriendjes. Ondanks het ontbreken van topsoorten en ondanks de nagenoeg vergeefse zoektochten naar zilveren maan en grote weerschijnvlinder in de Bruuk. Toen wist ik eens temeer dat het inderdaad heerlijk kan zijn, op vakantie in eigen land. Maar dat wist ik natuurlijk al lang.

8 augustus 2021

dinsdag 7 september 2021

Half scheepsrecht

De een had ik in maart al gezien en de ander wordt officieel als een ordinaire exoot beschouwd, hield ik mezelf voor, allebei de keren dat ik afgelopen tijd vergeefs op Planken Wambuis stond. Dus zo belangrijk was het allemaal nou ook weer niet. Maar ja, ik had daar natuurlijk niet voor niks gestaan. Ik vond ze blijkbaar minder onbelangrijk dan ik mezelf wilde wijsmaken.
De eerste keer was half juli, toen ik schaduw en koelte zocht onder een monumentale parasolbeuk midden op de hei. De tweede keer was vorige week nog maar, toen ik onder diezelfde parasolbeuk geregeld schuilde voor de regen. Totaal verschillende omstandigheden, maar dezelfde brilstand als resultaat. 0 - 0: nul steenarenden en nul lammergieren. Ik was eigenlijk helemaal niet van plan het een derde keer te proberen, de een had ik immers in maart al gezien en de ander was een ordinaire exoot, maar omdat het weer zo mooi was, omdat ze allebei de afgelopen dagen dagelijks gezien waren en omdat Harriët wel mee wilde naar de hei, toch vandaag nog maar een keer de 13,5 kilometer van Ede naar Planken Wambuis gefietst.
Precies bij het begin van het fietspad de hei op kwam de melding: ‘steenarend vloog net fraai over bij het uitkijkpunt’. Het viel te vrezen dat ik daarvoor net te laat was. Nou ja, die had ik toch in maart al gezien.

Steenarend, even voor wie nog niet op de hoogte is, dook eind februari voor het eerst in Nederland op, het 21e geval alweer maar pas de eerste twitchbare sinds 2002. Had destijds dan ook veel opwinding en een massatwitch teweeg gebracht. Na vele omzwervingen had hij op de Veluwe zijn kamp opgeslagen. Inmiddels ruim een half jaar later is de vogel nog steeds in ons land. De urgentie van destijds is dus met terugwerkende kracht wel enigszins achterhaald.
Lammergier is hier alweer sinds mei. Het is een vogel uit een herintroductieproject in de Alpen. De CDNA oordeelt dat die populatie zich nog niet zelfstandig in stand houdt en beschouwt vogels uit dat project daarom als exoot. Neemt niet weg dat deze dame, die gekenmerkt wordt door enkele gebleekte handpennen en de naam Eglazine heeft gekregen, geheel zelfstandig en uit vrije wil vanuit de Alpen naar Nederland is gereisd en tussendoor ook nog een uitstapje naar Polen heeft gemaakt voor ze op de Veluwe neerstreek. Een wereldreizigster dus.

Samen met tientallen belangstellenden stonden we op het uitkijkpunt Oud Reemst op Planken Wambuis de lucht af te speuren. Buizerd, nog een buizerd, havik, zwermen zwaluwen in de buurt, gele kwikstaarten. ‘Lammergier’, liet iemand achter mij zich achteloos ontvallen, zonder enige opwinding in zijn stem. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Het was even zoeken maar daar was-ie dan, ver weg maar door de scoop des te indrukwekkender. Het was een slagschip dat daar in de verte door het luchtruim cirkelde. Een reuzenplaneet, begeleid door enkele minuscule satellieten die om hem heen draaiden. Raven. Exoot? Mij een biet. Geweldig was-ie! Langzaam verplaatste het stel zich in westelijke richting om uiteindelijk ver achter de bosrand te verdwijnen.
Nou, dat was het dan. Steenarend liet zich helaas de verder middag niet meer zien. In elk geval niet waar ik bij was. Drie keer was slechts half scheepsrecht dus. Was ik tevreden? Welke van beide vond ik het belangrijkst? En welke van beide had ik wel willen missen als ik had mogen kiezen? Ik had natuurlijk niets te kiezen gehad maar ik had hier wel vrede mee. Steenarend had ik immers in maart al gezien (oh, dat had ik al gezegd?) en dit was toch maar pas mijn tweede lammergier ooit, exoot of niet.
Ja, enig opportunisme op zijn tijd is goed voor een mens.

5 september 2021


En dan nog deze: Surreal, but nice





zaterdag 4 september 2021

Grijze wouw

De ene dag is de andere niet. Dat is natuurlijk geen opzienbarend inzicht en iedereen zal dat kunnen beamen, maar ik wil het toch even gezegd hebben. Gisteren bijvoorbeeld was ik voor de zoveelste keer dit jaar vergeefs op zoek geweest naar een duinpieper. De soort blijft me dit jaar hardnekkig vermijden. Niet voor het eerst was ik ervoor naar de voormalige luchtmachtbasis van Soesterberg geweest. Was ik een vorige keer dat ik naar de soort op zoek was, nog gewoon een dag te laat, gisteren scheelde het slechts een goed uur. Ik kom steeds dichterbij, maar het resultaat was natuurlijk hetzelfde.
Hoe anders was het vandaag. Ik stond op het punt om naar het werk te vertrekken toen de melding binnenkwam: grijze wouw op Soesterberg! En ik besloot dat ik het werk ook vanmiddag wel kon doen. Telescoop opgeladen en opnieuw naar Soesterberg, in gespannen afwachting van de meest gevreesde aller meldingen: ‘vogel hoog naar noord’ of woorden van vergelijkbare strekking. ‘Kwijt in de wolken’. Die melding kwam niet en een uurtje later stond ik op Soesterberg naar een grijze wouw te kijken. Niet meer zo’n unicum als vroeger maar het blijft een geweldige soort, zeker in de eigen regio. Hij zat prachtig hoog in de bosrand, ging een stukje vliegen, stond te bidden boven het veld, dook omlaag en zat korte tijd later weer prachtig hoog in de bosrand, dit keer met een muis tussen zijn klauwen.
Na nog wat kortstondige omzwervingen waarna hij telkens hoog in zijn bosrand terugkeerde, vloog-ie rond 11 uur op, verdween over de bosrand heen hoog naar noord en werd nooit meer teruggezien. Niet heel veel mensen waren op tijd ter plaatse geweest en dit keer was ík eens een van de gelukkigen. Voelt best fijn voor een keertje. Het was zo'n gebeurtenis waar je nog wel een paar dagen met plezier aan kunt terugdenken.

3 september 2021


Meer uit het Utrechtse: 35