vrijdag 28 maart 2014

Bosuilen in Overvecht

Al enkele weken verblijft een familie bosuilen in het parkje langs de Vecht in Overvecht, Utrecht, vlakbij de oude kruidentuin aldaar. Een mooie plek, als we even de hoogbouw van het bejaardentehuis door de vingers zien, en een heel mooi stel. Men krijgt niet zo erg vaak de kans om zo fraai en zo uitvoerig een familie bosuilen te bezichtigen en de vogels trokken dan ook veel bekijks. Het leuke daarvan was, dat allerlei buurtbewoners, doodgewone Utrechters van het type dat op andere dagen van de vogels alleen de kaalgeplukte kip bij de slager kent en wellicht de soepeend in het park, ineens zeer geïnteresseerd waren in dit stukje puur natuur. Het was een komen en gaan van oudjes met rollator uit het bejaardentehuis, jonge vaders met kind op papadag en hooggehakte dames met gespierde kerels type sportschool. Allemaal mensen voor wie natuur in het dagelijks leven ver weg is maar die nu geïnteresseerd stonden toe te kijken hoe de vier verenbolletjes nieuwsgierig omlaag tuurden terwijl moeder, namen we maar aan, een boom verder zich van alle drukte helemaal niets aantrok, het was immers nog lang niet donker, zij sliep uit. Zoiets, daar kan geen duur betaald natuureducatieprogramma tegenop.
Inmiddels zijn de jongen fors en al behoorlijk vliegvlug, en is het stel wat aan het zwerven geslagen. Met als gevolg dat ze niet meer zo makkelijk zijn terug te vinden als een week geleden. ’s Avonds vanaf de schemer echter is steevast vanuit het geboomte langs de Klopvaart of rond fort De Klop hun aanhoudend gebedel te horen. Ze zijn er nog.

Rekenen we even terug: de al behoorlijk forse jongen werden voor het eerst gezien rond 1 maart. Ze moeten toen naar schatting al een week of drie oud zijn geweest. Eerste helft februari uit het ei gekropen dus. Ik heb er even Wikipedia op nageslagen: de eieren komen na ongeveer een maand broeden uit. Dat betekent dat moeder bosuil half januari al ruimschoots op de eieren zat. Dat ‘de daad’ al heel vroeg in januari moet hebben plaatsgevonden. Dat het paar al eind december bezig moet zijn geweest met alle noodzakelijke voorbereidingen. Zo vroeg dus gaan bosuilen al aan de slag.

25 maart 2014


Meer urban birding: Tortel

maandag 10 maart 2014

Kranen

Met duizenden waren ze gisteren in de loop van de middag over Limburg getrokken: er zat weer een klassieke kraanvogel-trekdag aan te komen. Er zijn altijd een paar dagen vroeg in het voorjaar dat de kraanvogels massaal van hun overwinteringsgebieden in Zuid-Europa naar het noorden trekken, en met een beetje geluk komt een deel daarvan net over oostelijk Nederland. Meestal zijn dat dagen dat je als inwoner van het midden van het land thuis knarsetandend voor de computer zit toe te zien hoe steeds meer waarnemingen van trekkende kraanvogels websites als waarneming.nl of trektellen.nl overspoelen. Honderden mensen en vele duizenden kraanvogels terwijl jij met nul genoegen moet nemen want je bent afhankelijk van die paar kraanvogels die zich naar het westen hebben laten afdrijven en die heb ik altijd nog gemist.
Maar dit keer zou het anders zijn want dit keer viel die dag op zondag en kon ik naar het oosten.
Ik koos voor Roermond. Stad uit en de ommelanden in, langs licht glooiende kale velden die heel in de verte al aan Limburgs heuvelland herinnerden, met bosranden die net van achter de kromming van het veld tevoorschijn kwamen. Het was nog fris maar er scheen een aangenaam, pril lentezonnetje. Melick in, Melick weer uit en daar verschenen de eerste boven de horizon: een breed uitwaaierende groep van statige vogels die al gauw tot kraanvogels gepromoveerd konden worden. 37stuks. Hoewel ik ze verwachtte, wisten ze me toch te verrassen. Ze waren zwijgzaam, dat was wel een beetje jammer, maar het was mooi hoe ze op korte afstand langs vlogen naar noord.
Wat volgde was een prachtige lentedag. Herkenbosch, en na Herkenbosch het bos in en de Meinweg op. Op de hei kon definitief de winterjas uit: de 20 graden was bereikt en het zweet stond op mijn rug. Roffelende kleine bonte specht, zingende geelgors, zingende boomleeuweriken, een havik, kruisbekken over, zingende roodborsttapuit en een sijs die onvermeld had kunnen blijven als-ie niet zo ontzettend mooi voor me geposeerd had. Genoeg te beleven dus, maar kraanvogels bleven verder uit. Ik had er toch iets meer van verwacht.
Bos, hei en weer terug in het akkerland. En weer terug in Roermond en toen … Ineens luid trompetterend een groep van zeker 200 kranen bijna recht boven me! Waar waren die ineens vandaan gekomen? Was ik al de hele dag bezig met de lucht af te speuren, wisten ze me toch nog te verrassen. Maar schitterend waren ze. Die machtige vluchten, die om elkaar heen kringelende vogels aan hun brede vleugels, dat magnifieke geluid dat ons herinnert aan verre toendra’s of eeuwig onvervulde dromen of waar het ons ook maar aan herinnert. Geruime tijd cirkelden ze boven de wijk, alsof ze de weg kwijt waren. Uiteindelijk dreven ze af in noordoostelijke richting. Alsof ze de weg weer gevonden hadden.

9 maart 2014


Meer Zuid Limburg: Puth

zaterdag 8 maart 2014

Wetenschap


Wetenschap: het is natuurlijk machtig interessant. Het is boeiend, het is spannend en het gaat over hele grote zaken. Of juist over hele kleine. De ontdekking van het Higgs-deeltje bijvoorbeeld, anderhalf jaar geleden alweer: een klein dingetje maar een Grote gebeurtenis die onze kijk op de wereld en op het universum mede bepaalde.
Maar ik hoefde dat deeltje natuurlijk niet zo nodig zelf te zien.
Zo is ook de ontrafeling van het ingewikkelde braamsluiper-complex zeer interessante materie. Het is een soort evolutie in-the-making. Voor onze ogen bijna zien we de diverse taxons zich afsplitsen of zich toch weer bij elkaar voegen totdat uiteindelijk zoals het er nu uitziet drie aparte, deels geheel nieuwe soorten zijn ontstaan. Onze eigen, West-Europese braamsluiper, woestijnbraamsluiper ergens ver weg uit China, en een complex van enkele taxa min of meer uit centraal Azië, samengevoegd tot humes braamsluiper. En ook dit is natuurlijk maar een momentopname.
Maar als dan in Culemborg een cruciaal element uit dat complex gevonden wordt, een soort Higgs-deeltje binnen het universum van de braamsluiper als het ware, dan hoef ik dat beestje toch niet per se zelf te zien? Ik bedoel, in het veld nauwelijks van onze braamsluiper te onderscheiden, zelfs in de hand niet met zekerheid te determineren. Ware aard van het beestje is alleen aan de hand van DNA-analyse vast te stellen.
Dat gezegd hebbende stond ik er vanmorgen toch, in de Schaepmanlaan te Culemborg. En ik was lang niet de enige. En ach, het was gezellig. Het vergde enig geduld, maar ach, zo hebben we het al zo vaak meegemaakt. Voorbijgangers die verbaasd reageren. Of geïnteresseerd naar informatie vragen. Of ons hartstochtelijk negeren. Mensen die een boompje afspeuren. Mensen die een ander boompje afspeuren. En dan, na zowat een uur wachten, ineens alarm: een klein beestje was net naar beneden gedoken, de tuin in, achter de schutting. Dat kon ‘m weleens geweest zijn. Dus nu staan we met zijn allen het andere boompje in de gaten te houden en na enige tijd: bingo!
Inderdaad een braamsluiper. Veel meer viel er eerlijk gezegd niet aan te zien, al is een braamsluiper begin maart natuurlijk wel apart. Stolzmanns braamsluiper dus, afkomstig uit Mongolië en noord China. Dat wil zeggen: volgens de laatste inzichten. Maar die determinatie is nog lang niet definitief. Net zo min als zijn taxonomische positie trouwens. En zo weet je dus niet of je naar een echte lifer staat te kijken, een nieuwe soort voor Nederland zelfs, of slechts naar een nieuwe ondersoort. Of zelfs dat niet: het kan ook zomaar toch een gewone braamsluiper blijken te zijn. Dat horen we pas naderhand, over enkele weken, als DNA-analyse uitsluitsel heeft gegeven. Dat beperkt toch een beetje de beleving van deze waarneming. Maar toch, het jachtgevoel werd bevredigd, het geduld beloond, en de voldoening van het moment van hebbes! was er. Euforie? Mag je het al zo noemen? Ja, het was net een echte twitch. En het beestje was natuurlijk hoe dan ook zeldzaam, zelfs als het toch een gewone braamsluiper blijkt te zijn. Want die komen pas over een maand ons land weer in.

8 maart 2014


Niet bij vogels alleen: Nieuwe natuur

dinsdag 4 maart 2014

One does not simply … *

Om vijf voor zes vanmorgen stapte ik in Utrecht op de trein en om half 12 ging ik aan wal in Oost Vlieland. Vijfeneenhalf uur was ik onderweg geweest, en dan had ik nog de snelboot, die spuit echt als een speedboot over het wad. Daarna vijfeneenhalf uur op Vlieland doorgebracht, waarvan de laatste drie kwartier in de wachtkamer van Doeksen. Om vijf uur vertrok de boot weer van Vlieland en om kwart voor 10 was ik terug in Utrecht: nog eens zowat vijf uur onderweg. Ja, men gaat niet zomaar eventjes met de trein heen en weer naar Vlieland. Maar ik klaag niet hoor: al weken kijk ik op de NS-reisplanner en al weken is de conclusie dat de vroegste trein je net een paar minuten na vertrek van de ochtendboot in Harlingen haven brengt. En de middagboot is natuurlijk geen optie, dan kun je op Vlieland net zo goed op de boot blijven zitten tot die een uur later weer terug vaart, want dat is de laatste. Of je kunt een uurtje op een terrasje aan de wal gaan zitten. Als een recreant.
Maar toen ineens, voor zondag 2 maart, gaf de NS nog een andere optie: als je om vijf voor zes de trein neemt naar Duivendrecht, vandaar de trein naar Zwolle, dan die naar Leeuwarden en in Leeuwarden het boemeltje naar Harlingen, dan ben je om kwart voor tien in Harlingen haven, waar een krap uur later de snelboot naar Vlieland vertrekt. Ik weet niet waarom de reisplanner die mogelijkheid twee weken geleden niet gaf, maar het kon dus, in elk geval vandaag: met openbaar vervoer op één dag heen en weer naar Vlieland.

Voor elke minuut op het eiland was ik er pakweg twee onderweg. Het is een mooi moyenne. Maar dan heb je ook wat: zomaar effe tussendoor een middagje fietsen op Vlieland. Zelfs zonder sneeuwuil is dat een feest, bedacht ik onderweg op de fiets. De dorpsstraat, het Vuurboetsduin, de veldjes langs het wad met een stuk of 200 rotganzen, daarachter het wad bij hoog water en de duinweiden aan de andere kant, omgeven door krioelend kreupelhout. Stuk voor stuk zaken waar ik nog dagenlang van kan nagenieten. Maar ik was natuurlijk wel blij dat het uiteindelijk mét sneeuwuil werd: daar kan ik nog wekenlang van nagenieten. De vogel was vlot gevonden. Hij zat hoog op een duintopje om zich heen te kijken en werd van meerdere kanten bespied door telescopen en telelenzen die zich in het duinland hadden gewaagd. Ach, de meeste op beschaafde afstand, meende ik, en ik moet bekennen dat ik zelf ook even ietsje dichterbij geslopen ben. Tot waar wat mij betreft het zicht volmaakt en de afstand nog ruim voldoende was. En oh wat was-ie mooi. Hij was zonder meer alle uren onderweg waard. Heerlijke twitch, heerlijke vogel, mooier dan die op Texel enkele jaren terug. Vol in beeld, vrij zichtbaar, en zo keek ik ‘m af en toe recht in de gele ogen (vijftig keer vergroot door de telescoop, moet ik daar veiligheidshalve aan toevoegen), alweer die gele ogen, het is wat met al die uilen in Nederland. Na een tijdje vloog de vogel op en zoiets kan gemakkelijk aanleiding geven tot nieuwe discussies over verstoring maar vogels vliegen nou eenmaal af en toe op en ik zag zelf zo gauw niets dat aanleiding gaf tot nieuwe discussies over verstoring. Kan best wat gemist hebben natuurlijk. Hoe dan ook, het beeld van die vliegende sneeuwuil, zo majestueus, zo machtig, het zal me in elk geval nog lang heugen. Al was het maar vanwege het brakke hoofd en de slaperige ogen de komende dagen vanwege een ernstig slaaptekort de afgelopen 24 uur.


* Anders effe googelen …

2 maart 2014


Meer: Plannen