zondag 27 oktober 2013

Gekkenwerk

Twitchen, soms is het gekkenwerk. En twitchen met openbaar vervoer en fiets is soms gekkenwerk in het kwadraat.
Vale gierzwaluwen in Nederland: daar moet je bij zijn. Vogels waren gemeld van Vlieland, van Texel, van bij het Lauwersmeergebied en van de IJsselmeerdijk bij Enkhuizen. We kozen voor Texel en die keus bleek fout. Bij aankomst was al uren gezocht en niets gevonden. Intussen was wel de vogel van Enkhuizen gemeld. Nog even probeerden we het op Texel maar toen maakten we de keus: we gaan terug naar de boot, dik een uur vechten met de harde zuidwester verder. In Den Helder namen we de trein naar Heerhugowaard, daar die naar Hoorn en in Hoorn die naar Enkhuizen. Eigenlijk is het gekkenwerk, zeiden we tegen elkaar.
Om een uur of 4 waren we ter plaatse. Een dik half uur eerder was de vogel nog gezien en in de trein, toen we de melding op Dutchbirding hadden gezien, had dat ons vertrouwen gegeven. Maar ter plaatse wist men ons te vertellen dat de vogel soms wel twee uur zoek kon zijn voor-ie weer opdook boven de dijk.
Dus daar stond ik, met tientallen op de IJsselmeerdijk bij Enkhuizen, te wachten op een vale gierzwaluw die niet kwam. Het was bijna een literair thema. Wachten op … Wat wel kwam was de moeder aller vragen: wat doe ik hier eigenlijk? Waarom sta ik hier te wachten op een glimp van een vale gierzwaluw terwijl ik die afgelopen zomer in Portugal mooier heb gezien dan wie dan ook de afgelopen dagen waar dan ook in Nederland? Niet op Texel, niet op Vlieland, niet bij Enkhuizen. Heerlijk in het mediterrane zomerzonnetje vlogen ze om me heen. En waarschijnlijk zijn er trouwens wel meer mensen hier voor wie dat opgaat, want zeldzaam is-ie bepaald niet in Zuid-Europa. Dus waarom nu al die moeite? Gaat het dan alleen maar om het plusje op de lijst? Om niet achterop te raken bij de tientallen mensen die hem wel hebben? Zijn we met zijn allen niet verzeild geraakt in een neurotische ratrace die ons ertoe dwingt dingen te doen die we eigenlijk liever zouden laten? Had ik niet eigenlijk liever de dag besteed aan Texel, ook al was daar vandaag geen kans op een vale gierzwaluw?
Dat had me in elk geval vermoedelijk wel strandleeuweriken opgeleverd, ook nieuw voor de jaarlijst.
Jaarlijst, heb je ’t weer: alles voor de lijstjes. Zijn wij vogelaars, of in elk geval sommige van ons, niet een beetje geobsedeerd door die lijstjes? Gekkenwerk is het. Misschien moest ik daar maar eens mee ophouden.

Nou ja, dat was vandaag. Dat waren de gedachten van een teleurgestelde vogelaar na een onfortuinlijke dubbele dip. Morgen kan alles weer anders zijn. Een volgende keer, als het effe kan sta ik er weer.

26 oktober 2013


Meer dips: https://guuspeterse.blogspot.com/2014/06/antipiep.html

dinsdag 22 oktober 2013

Lekkere trek

Al voor ik de straat uit was, en die is niet lang kan ik verzekeren, hoorde ik boven me het geluid van overtrekkende koperwieken. Een geluid dat bijna iedere vogelaar een kort momentje van vrolijkheid bezorgt. Het was nog donker, ze waren niet te zien maar het beloofde veel. Onderweg hoorde ik nog meer koperwieken, en soms ook het ‘tsjik’ van zanglijster. Het was de opmaat van wat met recht een historische ochtend voor de Utrechtse trektelpost mag genoemd. Sinds kort hebben we een nieuwe locatie in gebruik genomen. De renbaan op de Uithof is inmiddels toch echt niet meer begaanbaar en daarom staan we sinds enkele weken midden in het weiland tussen De Bilt en Zeist, op de Jacobssteeg bij het bruggetje over de Grift. Of het daaraan gelegen heeft? Ik denk het eigenlijk niet want op andere posten was het niet anders: het ene record na het andere sneuvelde.
9.632 vogels geteld, meldde Anton later op de dag per e-mail, en ik weet ook wel dat dat voor sommige telposten helemaal niets voorstelt, maar voor ons is dat gigantisch. Ik schat zowat een verdubbeling van het oude telpostrecord. Al vanaf de eerste minuten vlogen ze, de vinken, de leeuweriken, de koperwieken, de spreeuwen en nog veel meer. En ze bleven vliegen, de ene groep na de andere, soms bijna hemel verduisterend. Als een orkaan kwam het over ons heen, als een onstuitbare natuurkracht, wat het ook is natuurlijk. Zwarte sneeuw, zoals Janneke het uitdrukte. Ver weg en dichtbij; recht over ons heen en over de bosrand achter het weiland, telkens nieuwe groepen. Bijna onafgebroken. In het Utrechtse nog nooit zoiets meegemaakt. 4.341 spreeuwen, meldde Anton, 1.763 vinken, 709 koperwieken en 705 veldleeuweriken. Maar ook een fraaie slechtvalk laag over, een vrij verre maar zeer herkenbare smelleken in volle vaart naar zuid, vier grote zilverreigers, diverse sperwers, barmsijs, grote gele kwikstaart en boomleeuwerik. Onder andere. Allemaal op weg naar het zuiden, op de vlucht voor de aanstaande winter. En allemaal daarvoor deze heldere herfstochtend uitgekozen, met een lichte tegenwind die ze verleidde tot de geringe trekhoogte die ons in staat stelde het waar te nemen en zo goed en zo kwaad als het ging, te tellen. Al zullen we nog heel wat gemist hebben.
En dan waren er ook nog de vogels die nu dan wel niet onderweg waren, de putters in de lage boompjes langs het pad, de merels in het struikgewas op de oever van de Grift, het tjiftjafje dat even van zich liet horen, en natuurlijk de tientallen kieviten in het land, maar die er morgen vermoedelijk toch ook niet meer zullen zijn. Ook zij naar zuidelijker orden verdwenen.
Dat geldt waarschijnlijk niet voor de raaf die rondvloog boven de bosrand verderop. En voor de beide haviken die enige tijd boven ons rondvlogen. Of de dodaarsjes in de Grift. Geen trekkers, wel details die de telpost extra charme geven. Die zullen ons wellicht nog plezier bezorgen op dagen dat de trek wat minder spectaculair is.

Wat de herfst vermag, waar die massale vogeltrek ook toe kan leiden bleek vanmiddag. Ik kwam thuis, zette de computer aan en keek op Waarneming.nl: daurische klauwier te Waverhoek! Zo’n soort, zo dichtbij: die kon ik niet aan me voorbij laten gaan. Dus ik was weer weg.
Het werd zo’n heerlijke recht-toe-recht-aantwitch. Trein naar Breukelen, vouwfietsje met wind achter naar Waverhoek en daar zag ik de meute al staan. Dat vind ik toch een van de charmes van zo’n twitch: dat je naast zo’n prachtsoort ook weer eens je medevogelaars treft, met wie je weer eens van alles kunt uitwisselen waarmee je niet-vogelaars alleen maar zou vervelen. Lekker is dat. Tot het moment waarop de vogel zich laat zien. In mijn geval was dat pas na een minuut of tien. Spannenede minuten, maar toen was het zover en was even alle aandacht gericht op een daurische klauwier. Zeldzaam. De laatste jaren weliswaar bijna jaarlijks, maar zelden zo diep in het binnenland en voor Utrecht dan ook een nieuwe soort. De vogel zat niet heel dichtbij, maar liet zich door de telescoop toch mooi bekijken. Er was nog enige discussie over de determinatie: het kon ook de nog zeldzamere turkestaanse klauwier zijn. Onder andere een wat donkerder bruin voorhoofd en het op het oog toch behoorlijk donkere oogmasker leken daar op te wijzen. Beide kenmerken blijken echter niet spijkerhard want nogal variabel. Betere kenmerken waren de zwakke en onopvallende wenkbrauwstreep, bij turkestaan veel prominenter, en het overall bruinige en weinig contrastrijke verenkleed. Foto’s op internet tonen dat ook die kenmerken niet zo hard zijn als we graag zouden willen, maar de combinatie van diverse kenmerken wijst uiteindelijk toch op daurische. En daarmee had deze historisch dag toch maar een zeer memorabele soort voortgebracht.
Tussen de bedrijven door genoten we ook nog van een ringslang die heen en weer zwom in de sloot voor ons, van een roerdomp die achter ons langs vloog, en van drie laag overvliegende zwarte ruiters. Wat een dag weer! En wat een fijne hobby hebben we toch!

19 oktober 2013


Meer uit het Utrechtse: Effe tussendoor

vrijdag 18 oktober 2013

Vol

Na de hoogtij-twitchdagen de afgelopen weken was ik weer eens toe aan enige rust en bezinning in eigen omgeving. Gewoon kijken hoe het er daar voorstaat. Gewoon zonder enige verwachting zien waar je tegenaan botst. Het is er de tijd voor want volop trek dus alles kan. En intussen voel ik me, merk ik, heerlijk thuis in die wat saaie nieuwbouwbosjes bij mij om de hoek, die eenvoudige haagjes en ruigtes en die door en door modale velden waar ik nooit eens een soort vinden kan die er echt toe doet. Hoewel, laatst toch maar even een bladkoning, een minuutje of zo fanatiek roepend voor-ie er weer het zwijgen toe deed. Nooit meer iets van vernomen. Verder is het dezer dagen ook hier druk. Vliegt ook hier van alles over je heen. Uitgestrekte zwermen van honderden spreeuwen die laag over het land trekken of hoge vluchten van aalscholvers of kolganzen. Graspiepers, vinken, koperwieken, veldleeuweriken, alles is onderweg. Ook kruisbekken zijn in beweging. Al verschillende keren had ik groepjes over de polder. En ook alweer wat grote zilverreigers. Het zal niet lang duren voor ze hier weer neerstrijken.
Vogeltrek: de lucht is er vol van.
Waar de lucht ook vol van was de afgelopen week, waren wolken en buien. Water, nattigheid. Sloten lopen ervan over, het water staat bijna (en soms helemaal) op de oevers. Paden staan onderwater, plassen van oever tot oever staan op de velden. En die wat saaie nieuwbouwbosjes bij mij om de hoek staan met de poten in de nattigheid.
Op een bepaalde manier is Nederland vol, bedacht ik. Er kan langzamerhand geen druppel meer bij. En even stelde ik me een hoogblonde schreeuwlelijk voor die staat te orakelen: ‘Een tsunami van regen, van wolken, van water overspoelt ons land. Van alle kanten komt het op ons af. Het maakt ons het leven in ons land nog eens onmogelijk. Als het zo doorgaat verdwijnen we straks allemaal onder water. Dit kan zo niet langer! Dit moet een halt toegeroepen worden. Er moet iets gebeuren. Ik pleit voor actie, deze stroom moet gestopt worden! Het verdrag van Maastricht kan niet langer van toepassing zijn op regen! Wolken moeten worden uitgesloten van het vrije verkeer door de Europese unie! Strengere controles aan de grenzen zijn onvermijdelijk! Alleen dan kan ons land eindelijk zijn bestemming vinden: een land te zijn waar het heerlijk wonen is, waar het altijd zonnig en warm is en nooit meer regent.’
Zonnig en warm, ja ja, het is heerlijk dromen. Voorlopig is het koud en nat. Maar dat hoort bij de herfst en ik hou van de herfst, met zijn spin­rag dat glinstert in het vale ochtendlicht. Het riet dat zo mooi oranje kleurt en fier zijn volle plui­men draagt, maar ook hier en daar al bruinig wordt en slap hangt. Stille wateren achter de riet­schermen met verlepte waterleliebladeren en in stilte ruiende eenden. Het dauwnatte gras en het erbarmelijk gekrijs van een waterral. En het schrille ijlen van koper­wieken, de breed uitwaaierende vluchten van ganzen, de eindeloze vluchten van vogels op wereldreis naar hun overwinteringsgebieden. En we speuren langs bosjes en hagen met het idee dat we daar de weerslag van die eindeloze vluchten kunnen terugvinden en dat in elk bosje en in elke haag de soort van de dag verscholen kan zitten. Dat is de charme van de herfst, vind ik. En ook al is de kans daarop op een Waddeneiland veel groter, ook in de Gagelpolder is de herfst een feest voor vogelaars.

15 oktober 2013


Meer uit het Utrechtse: Lekkere trek

dinsdag 15 oktober 2013

Twee gezichten

Twee gezichten had het DBA-vogelweekend op Texel afgelopen zaterdag en zondag. (Ja ik weet het, officieel duurde dat weekend langer dan zaterdag en zondag maar voor mij bestaat een weekend nog altijd uit twee dagen.) Dat had ik ook wel een beetje zien aankomen. Zaterdag, dat zou overleven worden, want zaterdag was ik in mijn eentje op de fiets en het dreigde langdurig te gaan regenen. Maar had ik de zaterdag eenmaal overleefd, dan zou zondag het ware genieten volgen: met de auto en bovendien met, zoals het er vrijdag naar uitzag, veel beter weer.

Niet dus.

Want wat viel het zaterdag mee! Heerlijk toeven was het op het eiland: weinig wind en weinig regen en ook niet al te koud. Met een klein beetje zon af en toe was het zelfs een prachtige herfstdag. In alle rust peddelde ik over het eiland en raapte de ene zeldzaamheid na de andere op. Het liep op rolletjes.
Meer dan een uur besteedde ik aan de struikrietzanger die al enkele dagen nabij het reddingsboothuisje door een rommelstruweel sloop. Met enig geduld zag je hem af en toe even omhoog kruipen. Even liet hij zich dan aardig zien, om meestal al gauw weer te verdwijnen in de diepte onder de bramen, de duindoorns, de vlierstruikjes en een paar plukjes varens. Soms kon je aan de bewegende takjes zien waar de vogel zich ophield en dan kon je wachten tot-ie weer omhoog je kijkerbeeld in kroop. Goed te zien waren dan de markante koptekening, de wat koudbruine kleur en met wat goede wil ook het geringe contrast in tertials en handpennen. De korte handpenprojectie heb ik zelf niet vast kunnen stellen maar was op sommige foto’s duidelijk te zien.
Struikrietzanger is zo’n soort die tot voor kort eigenlijk alleen door ringers gezien werd. De meeste jaren worden er wel een of twee gevangen en je mag aannemen dat elke gevangen struikrietzanger staat voor misschien wel vijftig of honderd vogels die de netjes van de ringers niet gevonden hebben. Tientallen moeten er dus jaarlijks ongezien door Nederland sluipen. De laatste paar jaar lijkt er wat vaker eentje in het veld te worden opgemerkt, alsof ‘we’ langzamerhand leren hoe we ze vinden en herkennen moeten. Maar zo’n langdurig twitchbare vogel als deze, dat is nog altijd een buitenkansje.
Intussen vloog een fraaie velduil over en trokken vier sneeuwgorzen naar noord. Even verderop, bij de Robbenjager, vond ik een beflijster en op het renvogelveldje, vlak onder de vuurtoren, een tapuit en een kleine barmsijs. Bij de vuurtoren onder andere een zwartkop en een man zwarte roodstaart en in de tuintjes vlak voor me op het pad een mooie keep. Allemaal geen zeldzaamheden maar wel van die leuke trekkertjes die samen de neerslag vormen van de trekgolf die dezer dagen over ons heen komt. Dat gold ook voor de roodborsten: een gewone vogel natuurlijk maar ik zag er zo veel, dat was niet gewoon meer.
Op weg naar paal 29, aan zee, vloog luid roepend laag een grote pieper over me heen. Dat was dan weer wel betrekkelijk zeldzaam. En toen even later het bericht doorkwam van een bergfluiter in de tuintjes, ontpopte deze aanvankelijk zo gevreesde zaterdag zich tot een topdag zonder weerga. Ja, het was weer goed geregeld door de hoge heren van de DBA.
Bergfluiter vond ik overigens best lastig. Ik had al een vuurgoudhaan en diverse tjiffen toen ik 'm eindelijk in de kijker kreeg. Maar uiteindelijk heb ik 'm herkenbaar gezien. Dat wil zeggen: herkenbaar als bergfluiter. Maar daarvan heb je er twee en aan de discussie die inmiddels is losgebarsten over de vraag welke van de twee we hier hadden, kon ik op basis van wat ik gezien heb niet meepraten. Mogelijk zou het een balkanbergfluiter betreffen, de zeldzaamste van de twee en voor mij mijn tweede lifer van de dag, maar dat moet de komende tijd blijken.
Een feestdag was het hoe dan ook. Zo’n dag dat je opgetogen je medevogelaars begroet. Wat een dag hè. Ja, wat een dag! De stemming was feestelijk, ’s avonds in het Eierlandse huis waar de vogelaarsgemeenschap elke avond bijeenkwam. En het bleef nog lang gezellig in het huisje waar ik logeerde, omhuld door de duisternis van het nachtelijke eiland.

Maar oei wat viel het zondag tegen. Een snoeiharde zuidoostenwind en door die wind opgezweepte regen maakten ons het vogelen vrijwel onmogelijk. Met de excursiegangers van vogelwacht Utrecht die vandaag naar het eiland waren gekomen, stonden we op de plek van de struikriet te kijken naar het woelende en schuddende gewarrel waarin de beweging van een stil sluipende struikrietzanger natuurlijk onopgemerkt zou blijven. En omhoog kruipen zou die met dit weer wel uit zijn hoofd laten. Nee, die bleef lekker verscholen in de luwte onder het struweel. Kansloze affaire dus. Ook de bergfluiter van de tuintjes hield zich schuil. En niet alleen de bergfluiter: waar gisteren ook nog diverse tjiftjaffen, een paar roodborsten en onder andere een vuurgoudhaan zich lieten zien, was vandaag geen vogel te bekennen.
De enige plek buiten waar het nog een beetje uit te houden was, was in de luwte van de zeereep. Veel echte zeevogels mochten we met die oostenwind niet verwachten, maar een roodkeelduiker, een noordse stern en een dwergmeeuw konden we nog meepikken. Hoogtepunt van de dag waren twee houtsnippen die apart van elkaar over zee kwamen aanvliegen, over het strand vlogen en over de zeereep verdwenen. En eerlijk is eerlijk, die juveniele pontische meeuw op het strand mocht er ook best zijn. Ik ben een voorzichtig mens wat dit soort typjes betreft, maar deze was zo overduidelijk en ook zo fraai, dat ik de determinatie wel aandurfde.
Een herfstdag op Texel met als opbrengst een pont en twee houtsnippen: het is mager. Er viel dan ook met dit weer zo goed als niks te beginnen. Vooral voor degenen die pas vandaag naar het eiland waren gekomen, moet dat slikken zijn geweest. Gedeelde smart is halve smart, maar in dit geval kon ik de smart niet delen. Voor de groep een mislukte excursie, voor mij, ik kan niet anders zeggen, een prachtig weekend. Maar wat was ik blij dat ik zaterdag al was gegaan. Zelden zo’n goede keus gemaakt.
Om drie uur namen we de boot terug naar het vasteland.

13 oktober 2013


Meer lezen? Dutchbirding vogelweekend op Texel

dinsdag 8 oktober 2013

Een beknopte geschiedenis van Texel

Eén keer, vertelde ik Harriët, hoefde je de boot niet eens af voor een toptwitch: zwarte zeekoet zat vlak langs de zuidelijke pier van de veerhaven en was bij aankomst vanaf de boot zichtbaar. Je kon dus zo weer mee terugvaren.
Omdat Harriët ook wel weer eens naar Texel wilde, hadden we dit keer een weekendje met zijn tweeën gepland. Bed & Breakfast in Den Burg en anderhalve dag lekker het eiland rond fietsen. Vanaf de veerhaven reden we langs de Petten, langs de Mokbaai en langs de Geul naar de Horsmeertjes. Een wandeling door de Kreeftepolder en terug langs het oostelijke Horsmeertje bracht ons langs het duintje van waaraf ik enkele jaren geleden mijn eerste brilzee-eend mocht aanschouwen, aanvankelijk slapend maar daarna ook enthousiast baltsend met een vrouwtje eider. Later, nabij Den Hoorn, passeerden we het dijkje waar vorig jaar een steppeklapekster zat. Het lag er verlaten bij nu; geen auto’s in de berm van de weg, geen kolonne van vogelaars die met telescoop op de schouder het weggetje in trekken. En kijk, daar was het weggetje waar ooit, nog niet zo heel lang geleden, die kaspische plevier zat. Ook dat lag er nu verloren bij. Nutteloos, geen enkel ander doel dan de herinnering aan die kasp, zo prachtig in één beeld met een amerikaanse goudplevier.
Na even onze B&B voor vanavond te hebben aangedaan ging het richting De Koog. Even ten noorden van De Koog kwamen we langs de plek waar ik vorig jaar een siberische boompieper dipte. Het stukje bos hier langs de weg herinner ik me nog goed, evenals de zandpaadjes tussen bomen en kreupelhout door waarover ik toen telkens weer het bos doorkruiste. Vergeefs: vogel was gevlogen. Verderop een gelukkiger herinnering: daar was het paadje naar de plek van de daurische klauwier twee jaar geleden. En daar ergens was trouwens ook de plek van die geweldige zomerkleed kaspische plevier een paar jaar terug. Oei wat een vogel was dat! Zo’n vogel waar je ook jaren later nog weleens over praat, met het gevaar iemand weer voor even erg ongelukkig te maken.

Geen vogels van betekenis dit weekend op Texel. Het eiland was een beetje het zwarte gat van Nederland, wat dat betreft. Overal elders leuke soorten, maar niets op Texel momenteel. Al dagen niet. We moesten het doen met het gewonere spul, met allerlei soortjes die weliswaar bij ons thuis allerminst alledaags zijn, maar die je op Texel meestal wel tegenkomt. Ach, voor een keertje is dat helemaal niet erg. En intussen ligt het eiland langzamerhand geplaveid met herinneringen aan bijzondere vogels in het verleden. Overal plekken die telkens weer zo’n herinnering oproepen, telkens weer een geweldige vogel op het netvlies projecteren. Echo’s van de glorieuze geschiedenis van het eiland.

Zondagochtend waren we onder andere bij Dijkmanshuizen: in al die jaren goed voor amerikaanse wintertaling, ross gans en één keer tegelijkertijd liefst poelruiter, kleine geelpootruiter en als klap op de vuurpijl een langs vliegende roodstuitzwaluw, een van de vele nieuwe soorten die ik in vele jaren aan het eiland te danken heb. We kwamen door Oudeschild waar we jaren geleden alweer allemaal naartoe moesten voor een vermeende zwarte spreeuw die het uiteindelijk niet gehaald heeft. Een mooi beest was het, en een opvallend beest, maar of het inderdaad een zwarte spreeuw was, blijft voor altijd de vraag.
Eindigen we met de plek waar ik een aantal jaar geleden met velen een zwartkeellijster mocht bewonderen, bij de NIOZ-gebouwen vlak bij de veerhaven. Het was een mooi besluit van een zonovergoten weekend op Texel. Aan het weer heeft het niet gelegen.


6 oktober 2013