zondag 29 december 2019

Kleine regenwulp revisited

De euforie was groot en het feest feestelijk, afgelopen dinsdag, maar de waarneming kon beter. Daarom vandaag terug naar Schagen. Koude winterdag. Min of meer onbewolkt, hoewel met gedempt zonlicht door vage sluierbewolking. Maar hoe anders dan dinsdag! Bij aankomst te Schagen nog geen nieuws. Daarom eerst naar de plek bij Haringhuizen waar we hem toen gezien hebben. Daar mooie groepen wulpen, kieviten en goudplevieren met ertussen ook een paar kemphanen. Kleine regenwulp kon ik er niet tussen ontdekken. Daarna met wat omwegen die ook niets opleverden naar de plek bij Kolhorn waar hij gisteren voor het laatst gezien was en waar ongetwijfeld tientallen vogelaars al aan het zoeken waren. Daar aangekomen eindelijk nieuws: de vogel was aangetroffen bij Oudesluis maar daar inmiddels ook weer weggevlogen. Eerst maar eens die kant op. Ruim 5 kilometer fietsen. En onderweg het bericht dat je wilt horen: vogel nu in beeld bij Grote Sloot, ietsje verderop. Daar aangekomen de inmiddels bekende drukte van vogelaars met telescopen die elkaar bijna verdringen (nee hoor, iedereen gaf elkaar alle mogelijke ruimte maar die ruimte was wel een beetje beperkt, met de spoorwegovergang pal naast ons), turend in het weiland aan de andere kant van de spoorlijn. In dat weiland kieviten, een paar stormmeeuwen, een paar kemphanen, een steenloper en daartussen: kleine regenwulp! Vele malen dichterbij dan afgelopen dinsdag, precies zoals ik gehoopt had.
Ik heb er wel een uur gestaan denk ik, gemeten aan het aantal treinen dat ik heb zien passeren. Ik kon me nauwelijks losrukken want wat een verschil met dinsdag: zagen we toen een vogel waarbij je uit moeizaam bijeengescharrelde kenmerken kon afleiden dat het een kleine regenwulp moest zijn waarnaar je stond te kijken, nu zagen we gewoon luid en duidelijk een kleine regenwulp foerageren in het grasland. Zo anders dan onze wulpen en onze regenwulpen. Nog wel niet heel dichtbij, maar het was afdoende. Prachtig, prachtig, prachtig. Alsof je een blik wordt gegund op de oost Siberische steppen! Zo’n vogel te mogen aanschouwen in een Hollandse polder, het is fantastisch!

Veel mensen schijnen dat niet te kunnen begrijpen, dat je voor één vogel zoveel moeite doet. Ik had dat zelf vroeger ook. Het idee om speciaal naar één bepaalde soort op zoek te gaan, dat was fout. Soortenjagen! Iets fouters bestond niet, voor een vogelaar. Je moest gewoon de natuur in en je laten verrassen, afwachten wat je zou meemaken. Dat is hoe het hoorde. Maar op een gegeven moment ken je wel zo'n beetje alle gangbare soorten in Nederland en dan kan er een moment komen dat je meer wilt. Zal niet voor iedereen opgaan maar voor sommige mensen werkt dat zo. Dat je daar in de Hollandse polder staat te kijken naar iets dat je nog nooit eerder gezien hebt en waarschijnlijk ook nooit meer zult zien, dat afwijkt van alles dat je kende en dat afkomstig is van zo ver weg, dat is pure magie. Het vereist wel dat je de gebruikelijke alternatieven kent, dat je ziet dat je naar iets anders kijkt. Voorkennis is van belang. Zoals het ook goed is om iets van de context te weten als je naar de Nachtwacht staat te kijken. Wat ik een beetje lastig vind om te begrijpen is dat het volkomen geaccepteerd is om naar Amsterdam te reizen om de Nachtwacht te gaan zien of naar Parijs om Mona Liza in de ogen te kijken, maar dat het voor sommige mensen volkomen idioot is om naar Schagen te gaan voor een kleine regenwulp. Maar goed, ieder zijn ding en ik het mijne.
(Overigens, de Nachtwacht heb ik ook gezien, evenals Mona Liza. Allebei prachtig.)

28 december 2019


Zie ook: Kleine regenwulp

donderdag 26 december 2019

Kleine regenwulp

Wat bezielt toch de vogelaar die op andere dagen net als de meeste mensen zich zorgen maakt over oorlog en vrede, over klimaat, over geweld en over armoede in de wereld, die zich betrokken voelt bij de mensen die het minder hebben getroffen, die het beste voor heeft met de wereld enzovoort (ja, het is kerstmis mensen), maar die op het moment dat er, ik noem maar wat, een kleine regenwulp wordt ontdekt in Noord Holland, dat alles van zich af laat glijden en met nog maar één ding bezig is: die kleine regenwulp in Noord Holland?
Maandagmiddag was er een kleine regenwulp ontdekt in Noord Holland, de zoveelste vogelsensatie in dit sensationele vogeljaar, en dat leidde ertoe dat veel vogelaars alles van zich af lieten glijden want er telde nog maar één ding. De dinsdag voor kerst werd dus een ouderwets jongensboekverhaal. Een avonturenroman in een notendop. (Ach, gun mij dat, ik weet heus wel dat het avontuur van een twitcher in het niet valt bij waar avontuur, want avontuur is goedkoop als je niets te verliezen hebt en wat heb je als twitcher uiteindelijk te verliezen?) De kansen wisselden en telkens werd een ander verhaal geschreven. Lange tijd zag het uit naar een droevig dipverhaal vol wat-nu?-momenten. Het regende, het was overal nat en modderig, met tientallen doorkruisten we de verzopen velden ten oosten van Schagen, toerden over modderige landweggetjes die helemaal niet berekend waren op honderden vogelaars op zoek naar een kleine regenwulp, en parkeerden met tientallen in blubberige wegbermen waar daarvoor nauwelijks ruimte was. Met alle gevolgen van dien. Af en toe was het droog en speurden we de akkers af, checkten vele van de honderden wulpen her en der in het land maar van kleine regenwulp geen spoor. En geen berichten ook, na enkele meldingen van een wegvliegende vogel vanmorgen vroeg. Zodat we ons steeds harder begonnen af te vragen: zat-ie er nog wel? En dat deed wel een beetje zeer, want wat een soort! Grote zeldzaamheid uit het verre oosten, eerste voor Nederland dus voor iedereen nieuw op zijn NL-lijst, negende voor de WP, een droomsoort, wat zeg ik, misschien wel de ultieme droomsoort voor de Nederlandse twitcher waarvan eigenlijk niemand had gedacht dat-ie ooit zou komen, maar helaas hardnekkig onvindbaar. En keer op keer stonden we op een kruising, waren uitgekeken op een zoveelste groep wulpen en vroegen ons af: wat nu?
Tsja, wat nu?
Wel werd er een kleine trap gevonden. Notabene! Ben je met 200 tot 300 man op zoek naar een kleine regenwulp, wordt er een kleine trap gevonden. Je vraagt je dan af hoeveel kleine trappen zich in Nederland ophouden waar we niet met 200 tot 300 man op zoek zijn naar kleine regenwulp. Mooie soort, zeldzame dwaalgast van de Spaanse steppe en pas de 49e voor Nederland: verdient meer waardering dan-ie kreeg. Hij hing rond in een verruigd stukje verderop in het weiland en was geregeld mooi vrij zichtbaar. Op andere dagen een soort om gelukkig en blij mee thuis te komen, maar vandaag vooralsnog een hele schrale troost. Dus na een karig half uurtje kleine trap zochten we verder. We zagen nog vele wulpen en pauzeerden in een zeer bruine kroeg in Schagen waar een paar bebaarde mannen aan de bar zaten en de bijpassende muziek uit de radio schalde, het was eigenlijk een stukje cultureel erfgoed, en waar we ons nog eens voornamen tot donker te blijven zoeken, de gifbeker helemaal leeg te drinken want het zal je maar gebeuren dat-ie weer wordt teruggevonden net als jij bij Volendam naar een kleine topper staat te zoeken.

Af en toe een waterig zonnetje, dan toch weer regen. Nog meer wulpen. Nog meer bagger. De middag vorderde. Was alweer halverwege en de laatste hoop ontglipte ons. Ze was al bijna op. We speurden nog maar een stuk weiland af, reden nog maar weer naar een melding van een spannende groep wulpen, maar alles vergeefs. Nee, dit werd niks meer, dat voelde je aan alles.
Maar toen, om 15.02, toch nog, eindelijk het bevrijdende bericht: ‘nu in beeld door Fred Visscher’. Hij was teruggevonden! En het was alsof de grauwsluiers die over deze dag hadden gehangen, als bij toverslag werden weggeblazen. Zelfs de zon leek weer te gaan schijnen. Zo leek alles toch nog goed te komen. Wij bevonden ons op dat moment aan het eind van een smal doodlopend weggetje, hemelsbreed amper een kilometer van de plek vandaan en met de auto maar weinig meer dan vijf. Maar keren op dat smalle weggetje kost op zo'n moment ongelooflijk veel tijd. In de paniek een verkeerde afslag genomen, eindeloos moeten wachten tot de stroom passerende vogelaars was opgedroogd en ons toestond om om te draaien, de auto geparkeerd op honderden meters afstand maar uiteindelijk waren we ter plaatste. En werd ons een groep wulpen gewezen op een kleine honderd kilometer afstand waartussen de kleine momenteel niet zichtbaar was. Stonden we dan. Afwachten maar. Ik zag het toen toch weer uitdraaien op een somber dipverhaal maar toen een nieuwe melding, wellicht een volgende wending: nu anderhalve kilometer verderop mooi in beeld. We lopen zo snel als we kunnen die kant op, worden gepasseerd door een eindeloze stoet auto’s maar eindeloze minuten later staan we dan toch met 200 man langs een landweggetje bij Haringhuizen te kijken naar een kleine regenwulp, na vele aanwijzingen over drinkbakken en elektriciteitsmasten teruggevonden tussen de wulpen daar in het weiland. Ver weg maar als je hem eenmaal gevonden hebt, door de telescoop nog net herkenbaar: een klein dwergwulpje met gemankeerd wulpensnaveltje en, ternauwernood zichtbaar, markante koptekening. Even in vlucht is ook het geheel ontbreken van wit op de bovenstaart en de vleugel opvallend. En het feest barst los! De collectieve euforie, de gemeenschappelijke blijheid die op dat moment uitbreekt, die alleen al maakt zo’n twitch heerlijk om mee te maken. Maar wat ons bezielt? Ik zou het niet weten. Ik hoef het ook helemaal niet te weten.

24 december 2019


Meer: Flamingos

Zie ook: Kleine regenwulp revisited

zondag 15 december 2019

Dagje Flevo

Weer eens een dagje Flevo gedaan. Het was meest grijs, af en toe was er toch nog een zonnetje te zien en af en toe was er een vleugje regen. Pas op het eind was er aanhoudend regen en intussen was er de hele dag een harde, bijna stormachtige zuidwestenwind maar ik fietste van Almere naar Lelystad dus daar had ik de meeste tijd alleen maar profijt van. Maakte het wel koud natuurlijk.
Al in Almere zag ik in de vaart man en vrouw grote zaagbek. Verderop vandaag nog vele meer. Prachtige vogels, afkomstig uit Scandinavië en verder naar het noorden en oosten. In de natte graslanden naast knobbelzwanen ook een paar wilde zwanen, afkomstig uit zo’n beetje dezelfde regio. Wat natuurlijk voor de meeste van onze wintergasten geldt. En een paar honderd brandganzen, de eerste van nog vele. Langs het Jan van den Boschpad onder andere een mooie man nonnetje en honderden tot misschien wel duizenden smienten, wintertalingen en brandganzen en verderop twee mooie adulte geelpootmeeuwen. Zo ging het zijn gangetje maar ik was natuurlijk op zoek naar zeearend, waarvan er naar verluidt momenteel minstens een stuk of tien in het gebied verblijven. Ze wilden alleen nog niet zo lukken vandaag. Vanaf de Grote Praambult kon ik er ook al niet een vinden. Wel onder andere drie wilde zwanen, een aantal grote zilverreigers, een vrouwtje blauwe kiekendief en nog eens duizenden brandganzen.
Verderop langs de Praamweg, toen ik me bezighield met een cetti’s zanger die af en toe riep maar zich niet liet zien, eindelijk mijn eerste zeearend. Een juveniele vogel kwam mooi dichtbij langs vliegen en bleef nog enige tijd in de buurt voor-ie uit beeld verdween. Even later vanaf de Kleine Praambult zag ik er eentje ver weg in het veld. En een matkop, vele pijlstaarten, een fraai vuurgoudhaantje en zes kluten verder in kijkhut de Zeearend, waar inmiddels de regen tegen de ruiten woei, ontdekte ik er eentje ver weg op een tak die horizontaal uit een verre bosrand stak. Het licht was inmiddels dermate grauw en duister dat er niet veel aan te zien was maar die imposante gestalte, die fiere kop en snavel, die waren onmiskenbaar. Een tweede arend kwam aangevlogen en voegde zich uiteindelijk bij de ander. Dat maakte vier zeearenden vandaag, niet zoveel als ik op grond van de berichten de afgelopen weken gehoopt had maar het is natuurlijk best verheugend dat de situatie in Nederland inmiddels zodanig is dat je bij vier zeearenden het gevoel hebt: dat kan beter.

14 december 2019

donderdag 12 december 2019

Vraag

Het was stil vanochtend in de Gagelpolder. Geen vogels van betekenis, niets om over te schrijven dus ik dacht, zal ik eens, bij uitzondering, een mening verkondigen? Of nee, geen mening, meningen zijn er al meer dan genoeg en lang niet allemaal gebaseerd op de benodigde kennis van zaken dus ik hou het liever bij een vraag, namelijk: is de democratie in staat om tijdig de veranderingen tot stand te brengen die, zoals het er steeds meer naar uitziet, nodig zijn om zeg maar als mensheid te overleven? En zo niet, wat dan? Na de zoveelste onheilstijding uit de wetenschap: het ijs van Groenland smelt deze eeuw gemiddeld drie keer zo hard als in de jaren 90 van de vorige en volgt daarmee nauwkeurig het somberste van de voorspelde scenario's, moet het op een enkele pathologische ontkenner na voor iedereen toch wel duidelijk zijn? Er moet iets gebeuren. We moeten met zijn allen kiezen: ofwel we gaan veel meer energie duurzaam opwekken, ofwel we gaan veel minder energie verbruiken, of de wereld gaat naar de kloten. En waarschijnlijk alle drie: we moeten echt veel meer energie duurzaam gaan opwekken én we moeten veel minder energie gaan verbruiken, en dan nog gaat de wereld naar de kloten. Alleen hopelijk een beetje minder. Je zou zeggen: daar is iedereen het nu toch eindelijk wel over eens? En dus gaan we het met zijn allen democratisch beslissen? Ik heb er een hard hoofd in.
Met stikstof is het een beetje eenzelfde soort verhaal. Door een teveel aan bepaalde stikstofverbindingen (ik probeer het zonder het al te moeilijk te maken correct te zeggen zodat niet iemand op een podium kan gaan staan roepen: ‘stikstof kan geen kwaad want we ademen allemaal voor 80% stikstof in’) gaat de natuur naar de kloten, met alle gevolgen van dien. En dat gaat verder dan wat minder hei en wat minder orchideeën. Om met Jean Pierre Geelen (Volkskrant 13/12/19) van Dik van der Meulen te jatten (Is natuur links?): ‘In een land waar bossen sterven, moerassen verdrogen, insecten verdwijnen en vogels wegblijven, is het ook voor mensen niet langer pluis.’ Dus we gaan uiteraard met zijn allen minder van die stikstofverbindingen uitstoten. Logisch toch? Alleen: sommige boeren zijn tegen en die gaan met hun trekkers naar het binnenhof, mensen staan te applaudisseren langs de kant van de weg en de politiek trilt op zijn grondvesten. En dus is daar opnieuw die vraag: is de democratie in staat om tijdig de benodigde veranderingen tot stand te brengen? De voortekenen zijn niet bepaald gunstig. Dus wat dan? Als we met zijn allen democratisch beslissen om de wereld naar de kloten te helpen, wat moeten we dan met die democratie?
Het is maar een vraag.

11 december 2019

maandag 9 december 2019

Pelikaan

We krijgen hier uit het zuiden koereigers, ralreigers, ibissen, zelfs een kleine trap en niemand die daarbij de wenkbrauwen fronst. Niemand die twijfelt aan hun herkomst. Soorten die je simpelweg gelukkig maken: mooie vogels, afkomstig uit verre streken. Ook uit het zuidoosten komen ze soms deze kant op: steppevorkstaartplevier, dwergaalscholver, bonte tapuit. Zelfde verhaal. Natuurlijk, zeldzaam, maar dat maakt ze juist zo fijn. En heel af en toe krijgen we er van nog veel verder, grijskopkievit, langstaartklauwier. Maar krijgen we hier een pelikaan, afkomstig uit ongeveer dezelfde regio als die dwergaalscholver en die steppevorkstaartplevier, dan gaat iedereen vragen stellen. Waar komt-ie vandaan? Welk vogelpark heeft er een kooi open laten staan? Terwijl pelikanen goede vliegers zijn, heel goed in staat om naar West Europa te vliegen, en trekvogels bovendien. Dus dat er af en toe een pelikaan uit de Donaudelta naar Hollands laagland afdwaalt, is helemaal niet zo onwaarschijnlijk. Ik snap het wel hoor, er zitten nou eenmaal meer pelikanen bij ons in vogelkooien dan steppevorkstaartplevieren of dwergaalscholvers. Maar toch, pelikaan is een iconische soort en als we er eentje in Nederland op bezoek krijgen, zou dat reden moeten zijn voor een feestje. Zeker als er op zo’n beest niets lijkt aan te merken. Als hij ongeringd is, goed in de veren zit, gave vleugels heeft, goed kan vliegen, in onverdacht gezelschap verkeert en netjes afstand bewaart tot zijn toeschouwers. Dan zou er alle reden moeten zijn om ons over onze terughoudendheid heen te zetten.
En toch lukt het ook mij maar moeilijk om met volle overgave enthousiast te zijn over de pelikaan die onlangs is neergestreken in het Reestdal op de grens van Overijssel en Drenthe. Hoewel er op deze niets lijkt aan te merken en pelikaan natuurlijk een iconische soort is, is daar ergens toch steeds dat voorbehoud: heeft er niet ergens een of ander vogelpark een kooitje laten openstaan?
Vandaag heb ik me toch maar over dat voorbehoud heen gezet: we gingen naar het Reestdal om daar zelf vast te stellen dat pelikaan een iconische vogel is. Een merkwaardig beest, dat zeker, met zijn kolossale lijf, zijn enorme bakkes en zijn korte pootjes, met zijn kraaloogjes in die kale oogstreek, met zijn rossige kleur die door het wit heen schemert. En hij hield inderdaad afstand, hield zich de hele tijd midden in het dal op waar hij erin slaagde om zich ondanks het vlakke land (stel je bij het woord ‘dal’ niet teveel voor) deels achter een lichte glooiing te verschuilen. Het was nog best lastig om hem mooi in beeld te krijgen. Je moest op je tenen gaan staan en daarbij ook nog eens de nodige hekwerkjes zien te vermijden. Andere punten ten faveure van wilde herkomst, afwezigheid van ringen, gave vleugels, vliegvermogen, zijn door foto’s al uitvoerig bewezen. Wat zijn gezelschap betreft: de tientallen ooievaars om hem heen waren natuurlijk niet helemaal onverdacht, die zouden hier vast niet zijn als hier niet het buitenstation De Lokkerij was geweest dat al sinds jaar en dag de ooievaars door de winter heen helpt. Maar dat lijkt me in dit geval niet zo relevant: deze pelikaan is daar zeker niet van afkomstig. Waar-ie ook vandaan komt, niet uit het Reestdal waar-ie immers pas na vele omzwervingen door in elk geval noord Nederland sinds een week is aangeland. Alle reden, lijkt me, om de scepsis terzijde te schuiven en ten volle van de vogel te genieten.

7 december 2019

dinsdag 3 december 2019

Klein Zuid Limburg

Het is een prachtige, hemelsblauwe winterdag. Naar Sittard vandaag, en van daar door akkers en velden, langs bosranden en over hellinkjes. Ze zijn wat minder groots, wat minder stijl en hoog, minder eindeloos ook dan in de bekendere streek rond Valkenburg en Gulpen. Je bent er zo weer terug in de verstedelijking van Sittard, als je die kant op fietst natuurlijk. Maar het is er net zo fraai, vind ik. Je vindt er dezelfde elementen: glooiende velden, holle weggetjes die diep verscholen door glooiende velden ploegen, verruigde akkertjes, bosranden in het versleten kleed van de bijna voorbije herfst, dieptes en vertes en dichtbij oude met klimop behangen boomgevaarten. Het is net Zuid Limburg en dat is het dan ook: klein Zuid Limburg noem ik het graag. Het is het noordelijke deel van Zuid Limburg rond Puth en Doenrade, sinds jaar en dag bekend om zijn overwinterende grauwe gorzen. Ook hier heerst die ongrijpbare sfeer van iets dat je geborgenheid zou kunnen noemen, of buitenland, of schoonheid.
Caspar Janssen schreef in de Volkskrant een mooi stuk over schoonheid als leidraad bij de vormgeving van ons landschap. Over natuur-inclusief boeren, over kringlooplandbouw zonder gif en zonder input van nutriënten via krachtvoer en kunstmest. Een manier van omgang met het landschap die ruimte laat voor bloemrijke graslanden, voor boomgroepen, voor houtkades, voor verwilderde hoekjes en randen, voor weide- en akkervogels, voor een prachtig landschap. Dat is goed voor de natuur, goed voor de stikstof en ook goed voor de boeren dus waar wachten we op? Gaat niet gebeuren natuurlijk maar daar moeten we wel heen.
Hoe is dat hier? Het is hier in elk geval mooi. Er zijn kale akkers maar het is winter dus dat mag en er zijn ook percelen met de verlepte plantenresten van afgelopen zomer nog op het veld, wat goed is voor de natuur, goed voor de overwinterende weide- en akkervogels, goed voor de stikstof. Er zijn percelen met verse, groene gewassen alsof het er nog zomer is. En er zijn geelgorzen, rietgorzen en veldleeuweriken, met tientallen overwinteren ze op de akkers met de verlepte plantenresten en in de percelen met verse, groene gewassen. Blauwe kiekendieven jagen er, prachtige blauwe kiekendieven. Een mannetje, een prachtige grijsblauwe engel met gele ogen als edelstenen, zo’n prachtig mannetje kwam vlakbij langs en kwam zelfs even voor me in het veld zitten. En er waren natuurlijk de grauwe gorzen, en om die grauwe gorzen was het me te doen vandaag. Ik had daar overigens geen haast mee, die kwamen vanzelf wel. En zo was het ook. Eerst zag ik er twee nog vrij ver in het perceel met vers groene gewassen. Daarna drie een akkertje verder in de verlepte plantenresten. En tenslotte telde ik er, terug bij het perceel met de groene gewassen, minimaal 18.
Grauwe gors is alweer jaren geleden als broedvogel uit Nederland verdwenen. Maar ze overwinteren nog wel in ons land, in klein maar langzaam groeiend aantal. Zoals hier, rond Puth en Doenrade. En als we nou eens ons best gaan doen met dat natuur-inclusief boeren, met die kringlooplandbouw met ruimte voor natuur en landschap, wie weet kunnen we dan op een dag grauwe gors weer als broedvogel verwelkomen.

30 november 2019


Meer Zuid Limburg: Limburg