woensdag 24 mei 2017

Top of Holland aflevering 5

Het was een regenachtige vrijdagavond, op het Balloërveld. Het was niet koud maar wel grijs en druilerig. Geheel in de traditie van de Top of Holland-dag. Lichte regen en zingende boompiepers, veldleeuweriken en geelgorzen, die laatste ook mooi gezien trouwens, altijd een feest. Toen: vrouwtype kiekendief over de hei. Slank, vier vingers, geen boa of halsring zichtbaar: vrouwtje grauwe kiek. Goeie soort, voor een westerling. We staan haar nog na te zwaaien als … hé, draaihals! aanhoudend en fanatiek roepend vanuit een nabije boomgroep. Een nog veel betere soort! We krijgen ‘m niet te zien behalve kort in vlucht, maar zo is het ook mooi. Draaihals was tot voor kort als broedvogel bijna uitgestorven in Nederland, maar is met een enorme opmars bezig. Naar verluidt broeden er inmiddels tientallen in het grensgebied van Drenthe en Friesland.
Aan de andere kant van het gebied zijn natte hooilanden en daar zien we man grauwe kiek jagen. Tot vlak voor ons langs komt-ie: prachtig. Ook al een soort die ooit bijna uitgestorven was in Nederland. Nee, het gaat niet alleen maar slecht met natuur in dit land.
Later, in de avondschemer, zijn we er terug. Het is ons om nachtzwaluw te doen, en nachtzwaluw krijgen we. We horen er baltsen, we horen vleugelgeklapper, we zien even een nabije schim langs zweven en we zien een silhouet in een kale boomtak. Enerverend.

Het was een smakelijk voorafje voor de Top of Holland vogeldag op zaterdag, jaarlijks eendaags vogelfestijn in de drie noordelijke provincies Groningen, Friesland en Drenthe. Jaarlijks verzamelen zich daar de fanatieksten der vogelaars die kriskras de drie provincies doorkruisen op zoek naar zeldzame vogels. In de hoop de zeldzaamste van allemaal te vinden. Lekker belangrijk, zult u denken maar vergis u niet: de wereld mag vergaan, de formatie in een impasse raken of de benzine nog weer duurder zijn geworden, op zo’n dag is er voor ons niets belangrijkers dan dat.
Het is een dag met rijke tradities. Een van de hardnekkigste daarvan is wel het weer: jaar in jaar uit ondergaan we regen en kou en winterse buien die door koude noordenwinden over het land worden gejaagd. Meer dan eens heb ik er intens naar een winterjas verlangd en de keren dat ik daar niet naar verlangde was dat alleen omdat ik die gewoon aan had. Maar dit keer tapte het weer uit een heel ander vaatje. Het was vanaf ’s morgens vroeg helder en zonnig en dat later op de dag ook een enkel mild buitje passeerde, mocht de pret niet drukken: het was zeer on-ToH-achtig weer. Aloude traditie bij het oud vuil.
Nou is de Top of Hollanddag inmiddels zelf een oude traditie. Traditie van vogelaars, immers net mensen, die met elkaar de competitie aangaan. Die elkaar bekampen om de beste soort. En die traditie houden we graag in ere. Deel van die traditie, naast het bijna telkens weer abominabele weer, is ook het geringe succes van ons team. Nog nooit een soort van betekenis gevonden. Reden waarom Ben ons een vorige aflevering eens heeft ingeschreven onder de naam ‘Team Spek & Bonen’. Dit keer gaan Ben, Vincent en ik plus wisselspeler Hans weer als vanouds onder de naam 010-020-030 de strijd aan. Gezellig zal het zeker worden, veel vogels zullen we zeker zien, maar wat we zelf gaan ontdekken, dat is op het moment dat we om 7 uur ’s ochtends in Assen de Jan van Ravenswaaystraat uitrijden, nog ongewis.

Onze eerste stop is dit keer het Fochteloërveen dat we, zo groot als het is, toch bijna niet vinden kunnen. Als we uiteindelijk toch de auto parkeren aan het begin van het welbekende fietspad door het veen en daar het veen in wandelen, zingen geelgors, boompieper, graspieper, veldleeuwerik en fitis, onder meer. Het gaat vandaag om zeldzaamheden, dus geelgors, boompieper, graspieper, veldleeuwerik en fitis zijn van generlei waarde, al zijn ze er niet minder feestelijk om. We vinden enkele paapjes waaronder fraaie zingende mannetjes, we vinden geoorde futen, ik zie mijn eerste groentje ooit, nee, niet bijzonder zeldzaam maar ik had er nog nooit een gezien, en ik determineer voor het eerst zelfstandig een noordse witsnuitlibel, wat me met enige trots vervult. Die laatste geen vogels natuurlijk en ook met paapje en geoorde fuut zullen we de hoofdprijs niet winnen. Dan boven de verre bosrand drie kraanvogels. Machtige vogels in machtige vluchten, beeldmerk van de nieuwe natuur in Nederland, al is het Fochteloërveen natuurlijk geen nieuwe natuur. Ook deze leveren ons overigens geen punten op. Terug bij de parkeerplaats zingen fanatiek een of enkele wielewalen: oude natuur maar daarom niet minder mooi. En in de randzone lopen een stuk of twaalf kraanvogels, ook al vrij ver weg maar toch fraai, vooral hun luide getrompetter dat van ver naar ons toe komt waaien. Een hartverscheurend geluid.

Onze volgende stop is het Aekingerzand, de Kale Duinen van Appelscha. Droge natuur, met heide en zandverstuivingen en een kudde schapen, al is er ook een ven met enkele prachtige geoorde futen. Verschillende tapuiten in de hei en een wespendief laag over. Grote lijster, nogmaals wielewaal: de oogst is fraai, al zit er nog altijd geen prijswinnaar bij.

Vanaf de uitkijkbunker in de Onnerpolder vliegen de soorten ons tegemoet. Gele kwikken, zwarte sterns, een steltkluut hier, een steltkluut daar, uiteindelijk tellen we er acht op een verre zandrichel waar ze ook een paar nesten hebben. Dit is nieuwe natuur op zijn mooist: hectare na hectare ooit saai grasland is half tot geheel onder water gezet. Het heeft geleid tot een onafzienbare opeenvolging van plasjes, drasjes, slikjes en rietmoerassen. We noteren onder andere kluten, lepelaars, zomertaling, een ver weg langs vliegende wespendief en een zomerkleed steenloper, bepaald niet alledaags op zo’n binnenlandlocatie. En diep in het terrein foerageren vier witwangsterns, de kroon op al het werk. Voorheen zeldzaamheden uit Oost- en Zuid-Europa maar tegenwoordig lang zo zeldzaam niet meer. Verderop broeden ze met tientallen. Het gaat dus goed met de nieuwe natuur in Nederland. Het is een mooi palet, maar een prijswinnaar …

Het is tijd voor zwaardere middelen: we gaan naar het Lauwersmeer. Als het daar niet lukt, dan lukt het nergens. En zie, bij aankomst bij de Ezumakeeg hingen er meteen twee adulte zeearenden boven ons, dat andere beeldmerk van nieuwe natuur in Nederland. Machtige gestaltes die als grootgrondbezitters hun landerijen inspecteerden. We zagen ze diverse keren verschijnen. Meestal cirkelden ze bedaard boven ons rond maar een keer zagen we ze in gehaaste vlucht, nagezeten door een zwerm meeuwen en steltjes. Overigens zaten er maar betrekkelijk weinig steltjes in de Keeg, meestal een van de beste steltloperlocaties in Nederland. De tientallen kemphanen en bontbekplevieren in zuid waren natuurlijk wel aardig. Wat krombekken ertussen, wat kleine strandlopers ook, drie daarvan prachtig dichtbij en we moesten er alweer hals-over-kop vandoor want: terekruiter op het wad bij Ternaard! Heel fijn natuurlijk, maar daarmee waren wel onze kansen op de hoofdprijs zo goed als verkeken. Volgend jaar toch maar weer Spek & Bonen?

Het leek een inkoppertje te worden, die terek: vogel stabiel ter plaatse in groep overtijende stelten op het wad tegen de rand van het schor aan. We zagen ze al van verre zitten en met nog ruim een uur te gaan tot hoog water leken ze daar nog wel even te blijven. Maar het werd toch weer een spannend verhaal want net toen we aankwamen ging een deel van de vogels de lucht in. En ook al keerden ze daarna weer terug op het stukje wad dat het opkomend tij nog had overgelaten, het zoeken naar terek kon opnieuw beginnen. Het was een prachtige groep overtijers, dat moet gezegd, met fraaie kanoeten, zilverplevieren, bontjes en rosse grutto's, maar terek? Eerst keken we collectief naar de verkeerde vogel en toen we dat eenmaal door hadden, duurde het verontrustend lang voordat eindelijk de echte terek was teruggevonden. En daarna duurde het nog veel langer voordat ik, na lang zoeken en vele vruchteloze aanwijzingen, eindelijk de vogel in beeld had. En die bleek aanvankelijk al die moeite nauwelijks waard: een onooglijk beestje met kop in de veren half zichtbaar achter een zilverplevier, waaraan behalve een witte onderzijde en een ‘subtiel’ schouderstreepje, eigenlijk niets te zien was. Maar uiteindelijk werden we uit ons lijden verlost: de vogel maakte zich los uit de menigte, was nu geheel vrij zichtbaar en deed daarna ook enkele keren de kop uit de veren, zodat telkens weliswaar kort maar glashelder een heuse terekruiter te zien was en ons hunkeren eindelijk bevredigd werd. De soort van de dag, wat mij betreft.
Waarna we in Schierzicht opnieuw de poedelprijs in ontvangst mochten nemen. Je moet ook niet in een keer al je tradities overboord zetten. Deze bewaren we voor volgend jaar. En de hoofdprijs, die was natuurlijk voor ons allemaal: het was weer een fijne dag geweest.

20 mei 2017




Top of Holland 2018



woensdag 17 mei 2017

Grijze strandloper

Het was weer zo’n fijn spoedgeval vandaag, met zo’n soort die in een keer je dag op z’n kop zet. Want onverwachts bleek de grijze strandloper die gisteren door één persoon was gezien op de Maasoever bij Arcen en Velden en daarna hoog naar noord was weggevlogen, daar vanmorgen toch weer, of nog aanwezig. Dat vroeg om een snelle beslissing, en die beslissing was snel gemaakt: mijn dagbesteding werd een geheel andere dan ik toen ik vanmorgen wakker werd, nog voor ogen had gehad. In plaats van een dag op kantoor, starend naar de cijfertjes op het computerscherm, een expeditie naar noord Limburg. Ja en dan is het weer zo’n dag dat het alleen maar draait om die zeldzaamheid. Met een wat roerige maag zit je dan in de trein, onrustig te wachten op het moment dat je eruit mag, dat je aan het werk mag. In Venlo eindelijk actie: op de fiets naar het noorden. Naar Arcen en Velden en nog iets verder. Nog geen enkel bericht, na de alert van vanmorgen. Dat leek me een goed teken: vogel was in elk geval nog niet afgemeld. Zwak windje achter, zonnetje in de rug en een temperatuur die in Venlo al 27 graden Celsius aanwees. Veel te warm voor de kleren die ik bij me had maar geen tijd nu om daar iets aan te doen.
Ik was bijna ter plaatse toen er ineens toch een kinkje in de kabel dreigde: waar volgens Google maps een weggetje naar de plek moest leiden van waar de vogel gezien werd, stond een hek en een bord: ‘Gevaarlijk terrein, verboden toegang.’ Ook verderop, achter het prikkeldraad, zo’n bord. Wat nu? Ik had me al omgedraaid om een andere route te zoeken, toen bleek dat het toegangsverbod massaal werd genegeerd. En waarom ook niet? Een soort bouwterrein, geaccidenteerd en ruig begroeid waar verderop graafmachines bezig waren, waar we verder geen kwaad deden en waar elk gevaar ver te zoeken was: na enige aarzeling stapte ook ik maar door het geopende hek. Grijze strandloper wachtte immers en die is dat wel waard. We komen bij een uitzichtbult met zicht op een plasje waar op de tegenover liggende oever, naast een fraaie zomerkleed bonte strandloper, een klein, bruingrijs ogend strandlopertje loopt. Telescoop brengt uitsluitsel: type kleine strandloper maar zonder de gele en roodbruine tinten die die kenmerken, zonder de uitgesproken tekening op de rug ook met de opvallende lichte banen, maar overall grijsbruin van kleur met duidelijke zwarte veercentra en met een zijborstvlek die wat nadrukkelijker is, wat scherper getekend en ook wat uitgebreider dan je van kleine gewend bent. Ja, dit is ‘m wel. In één keer raak dus dit keer, dat mocht ook wel weer eens. Deze was ik immers de afgelopen jaren al een paar keer misgelopen. Hij zit weliswaar op enige afstand maar laat zich door de telescoop toch fraai bekijken, af en toe stil op de oever of scharrelend langs of in het water. Hij is mooi. Ach, wat heet mooi? Het is geen kleine, al heeft-ie er wel het formaat van, en dat is mooi. ‘Schoonheid is een afwijking van het gangbare’, schreef good old Koos van Zomeren al eens. ‘Als alle vrouwen zulke ogen hadden als Cathérine Deneuve, zou niemand naar haar omkijken. … Schoonheid wordt gevoed door zeldzaamheid.’ (Het Scheepsorkest, 1989.) Wat dat betreft staat de grijze strandloper aan de top. Ik had er nog nooit een gezien dus ik vond het ruimschoots de moeite waard om een ruim uur aan hem te besteden. Onder het genot van het gezellige gekeuvel van wat medevogelaars. Onder het genot van een strakblauwe hemel en een warme zon die eindelijk zomer bracht in dit tot voor kort nog zo kille kikkerlandje. En onder het genot van zingende grasmus en bosrietzanger en overvliegende boomvalk en beneden rond de plasjes ook nog kleine en bontbekplevier, oeverloper, casarca’s en oeverzwaluwen. Beter uur kun je niet hebben, wat mij betreft.

16 mei 2017


Meer: Herkansing

zondag 14 mei 2017

Steltkluten

Vroeger sprong je daarvoor meteen in de auto. Of op de trein, in mijn geval. Tegenwoordig neem je rustig de tijd en wacht je af tot zich een geschikte gelegenheid voordoet. Die komt altijd wel. En anders maar niet. Een jaartje zonder steltkluut is ook geen ramp. Nog niet zo heel lang geleden was dat heel normaal. Maar steltkluut is lang niet meer zo zeldzaam als vroeger. Het wordt namelijk steeds warmer. Het is natuurlijk speculeren maar het heeft er alle schijn van dat de opmars in Nederland van steltkluut en van andere zuidelijke, warmte-minnende soorten als bijeneter en cetti’s zanger, alles te maken heeft met de klimaatverandering die inmiddels door meer dan 95% van de mensen die er verstand van hebben, wordt onderkend. Inclusief de rol die wij zelf daarin spelen. Mensen die het voor het zeggen hebben zijn helaas niet allemaal zo overtuigd. Ik vraag me altijd af, waar ze dat toch op baseren. Wat weten zij dan wat die 95% die ervoor geleerd heeft, niet weet? Intussen mogen steltkluut, bijeneter en cetti’s zanger wel steeds talrijker worden en dat is natuurlijk prettig, maar als we niet oppassen worden wij zelf er op den duur steeds schaarser op. Wat door sommigen wellicht als een gunstige bijkomstigheid van de klimaatverandering zal worden gezien. Gevalletje negatieve feedback, zoals biologen dat noemen. Steltkluut kan dus, als we niet oppassen, zomaar een bode van de ondergang worden. Ondergang van de mensheid, om precies te zijn, niet die van de aarde, zoals soms abusievelijk wordt gezegd en geschreven.
Overigens is steltkluut nog steeds niet zo gemakkelijk te vinden als je wel zou wensen. Op de meeste, ook geschikte plekken kom je ‘m nog steeds maar zelden spontaan tegen. En dit jaar was ik ‘m al drie keer misgelopen. Eerst in de Groene Jonker, waar hij de dagen tevoren en ook de dagen erna geregeld gezien werd. Daarna in de Bethunepolder, waar er de vorige dag nog twee gezien waren. En tenslotte op het Landje van Geijssel, waar een al geruime tijd pleisterend stel precies op de avond dat ik er ging kijken, vertrokken bleek. Ik vond daar toen overigens wel zelf een gestreepte strandloper, tegenwoordig zeldzamer dan steltkluut, dus van mij geen klachten daarover.
Als dat zou betekenen dat het met die ondergang ook nog niet gedaan is, is dat mooi meegenomen.
Vandaag overigens, te Waverhoek, was het wel raak. Vier zaten er, waarvan twee al aardig aanstalten tot een broedpoging leken te maken. Ze prutsten wat aan iets wat een nest leek te worden, een van de twee nam daarop af en toe al plaats en ik betrapte ze één keer op ‘de daad’. En ook al zou je ze zien als voorbode van allerlei onheil (daar kunnen zij natuurlijk ook niks aan doen), prachtige vogels blijven het.

14 mei 2017

dinsdag 9 mei 2017

Roodstuitzwaluw

5 minuten, stond te lezen op het perronbord op station Utrecht ten tijden van de vertrektijd van de intercity naar Den Helder van 7.08. Vertraging, werd er met die 5 minuten bedoeld. Tegen de tijd dat die 5 minuten voorbij waren, stond er ineens 10 minuten. En toen die 10 minuten zo’n beetje om waren, stond er ineens een nieuwe vertrektijd: 8.09. Want wegens werkzaamheden maar één trein per uur, in het gunstigste geval. Dat betekende +1, wat betreft aankomsttijd op Texel; +1 uur, welteverstaan. Soms zit het mee, soms echter …
Het zijn de kleine tegenslagen die je als OV-twitcher af en toe te verduren krijgt. Het zou er niet toe doen, als je later op Texel alsnog alle leuke soorten kreeg voorgeschoteld die het eiland de voorafgaande zaterdag in petto leek te hebben. En zo niet, dan doet dat ene uur er natuurlijk ook niet meer toe. Op Texel was het vooral koud en voelde de noordenwind naarmate ik vorderde niet alleen steeds kouder maar ook steeds krachtiger. En daardoor nog kouder. Winterjas was nog helemaal zo gek niet geweest. Maar ja, mei … Geen enkel bericht intussen omtrent draaihals of roodstuitzwaluw, soorten waar ik me nogal op had verheugd. Tsja, dat moet je als vogelaar maar accepteren. Eerste hoogtepunt moest de grauwe franjepoot worden die al een week lang bivakkeert in de plasjes van Dijkmanshuizen. Daar aangekomen echter was die in geen velden of wegen te bekennen. Welja, dat kon er ook nog wel bij. Als het dan toch een sofdag moest worden, dan maar een echte. Al waren de fraai uitgedoste kemphanenmannen hier natuurlijk prachtig, en zaten die drie temmincks strandlopers best mooi dichtbij. Niet louter kommer en kwel dus. En verderop, langs de Muyweg, werkten de jaarlijkse morinelplevieren op de akker aldaar wel mee. Morinellen in het voorjaar op Texel: het is een jaarlijkse traditie, geen wereldschokkende gebeurtenis, maar elk jaar weer zijn het prachtige vogels.
Zingende veldleeuweriken, zingende nachtegaal, fraaie eiders vanaf het kijkpunt bij de Slufter, mooie zwartkopmeeuw op het renvogelveldje: het blijft Texel natuurlijk, altijd de moeite waard. Maar de pronkstukken van gisteren leken voor mij vandaag niet weggelegd. Al was er wel ineens nieuws op Waarneming: de roodstuitzwaluw was vanmorgen toch nog gezien, langs La Redoute, bij Oudeschild. Waarom daar geen alert aan was gewijd, mogen ze me uitleggen. Dan had ik die vanmorgen misschien nog kunnen meepikken. Intussen de hele dag niet meer gemeld dus zal wel vertrokken zijn.

Terug: eindelijk meewind. Het voelt als een verlichting, na urenlang zwoegen. Langs de waddenkant. Bij de Volharding mooie dwergsterntjes en een constante stroom grote sterns. Langs de kwelders aan het begin van de Schorren overtijende rosse grutto’s en kanoeten, mooi dichtbij en mooi op kleur. In Utopia tussen de duizenden grote sterns ook diverse noordse, mooi en helder, met ‘schone’ bovenvleugels, doorschijnend witte ondervleugels met smal en scherp zwart randje, en lange staart. En kluten, zoals overal, rotganzen idem, een paar lepelaars, een slechtvalk boven de dijk: het blijft Texel natuurlijk, altijd de moeite waard.
Terug in Dijkmanshuizen, waar ik me even lekker begraaf in de kijkhut, zit daar toch gewoon de grauwe franjepoot weer, een mooi adult vrouwtje, mooi op kleur. Zodat het toch nog een redelijk succesvol dagje Texel wordt.
Terug nog even langs La Redoute, je weet immers maar nooit. De hele dag niet meer gemeld dus veel verwacht ik er niet van maar warempel, daar vliegt-ie: roodstuitzwaluw tovert vandaag in een klap om in een topdag! Lang heb ik hem niet in beeld, maar duidelijk genoeg. Ik stuur mijn tweede alert ooit de wereld in, zoek een tijdje rond het boerencomplex maar kan hem niet meer terugvinden, en ga de 7-uurboot halen. Waar ik tevreden nageniet met een hapje en een drankje.

7 mei 2017

zondag 7 mei 2017

Gierzwaluwen

Al die zeldzaamheden elke keer weer, je zou ook eens wat over de gewone soorten moeten schrijven. Soorten die iedereen kent. De gierzwaluwen bijvoorbeeld, die weer zijn teruggekeerd boven de stad. De tuinfluiters die ineens weer volop zingen in het Gagelbos. Of de blauwborsten natuurlijk, die prachtige blauwborsten, zo fraai als ze ons hun blauwe borst tonen. Nee, niemand die het tegen me zegt natuurlijk maar ik heb weleens het idee dat allerlei mensen het tegen me zouden willen zeggen. En anders ikzelf wel. Want al die zeldzaamheden, al dat jachtige gedoe om iets te scoren dat iemand anders voor je gevonden heeft, dat is toch niet waar het om gaat?
Maar dat is nog niet zo eenvoudig, want wat moet ik dan schrijven over die gierzwaluwen, die tuinfluiters of die blauwborsten, dat al niet honderden mensen voor mij daarover geschreven hebben? En anders ikzelf wel. ‘Let op, de gierzwaluwen zijn terug. Als u de komende dagen omhoog kijkt, dan kunt u hun zwarte sikkeltjes weer gierend door de lucht zien jakkeren.’ Maar ik ben toch geen actualiteitenrubriek? Dat kan iedereen toch ook zelf wel vaststellen? En anders zijn er talloze anderen bereid om u daar op te wijzen.
Maar nu maakte ik toch iets mee, met die gierzwaluwen, dat het opschrijven waard is. Helemaal nieuw en wereldschokkend was het natuurlijk niet, vanmorgen in de Zodden, maar ik vond het wel bijzonder. Tot nu toe waren de gierzwaluwen nog maar mondjesmaat teruggekeerd. Maar nu zag ik er al meteen bij aankomst eentje boven de rietvelden scheren. Kort daarop telde ik er ineens zeven, maar even later waren ze in geen velden of wegen meer te bekennen. Een volgend moment zag ik ze echter weer boven het gebied rondcirkelen, alleen telde ik er nu heel wat meer dan die zeven van zojuist. Het waren er nu wel twintig. Maar na enige tijd waren ze weer uit beeld. Waarop ik er een paar zag langs vliegen en er vervolgens weer een stel om me heen hing. En zo ging dat verder. Op het moment dat er een appje binnenkwam: ‘zojuist de 2000e gierzwaluw van vanochtend langs de Horde, een dik dagrecord’, begon ik me te realiseren dat het telkens andere gierzwaluwen waren die ik zag. Dat er een behoorlijk massale doortrek van gierzwaluwen bezig was. Want telkens opnieuw zag ik ze tegen de zon in rondvliegen, en telkens opnieuw zag ik ze even later aan de andere met zonnetje achter. Kijk aan, er was iets gaande, iets bijzonders, ook al was het maar een gewone soort, en ik was daar toch ook een beetje getuige van. Ook al had ik er nog lang geen tweeduizend. Maar vandaag was blijkbaar de dag dat eindelijk de gierzwaluwen massaal ons land binnentrokken. Morgen zal alles anders zijn in de Hollandse binnensteden. Let op, de gierzwaluwen zijn terug. Als u de komende dagen omhoog kijkt, dan kunt u hun zwarte sikkeltjes weer gierend door de lucht zien jakkeren.

5 mei 2017