zondag 29 december 2019

Kleine regenwulp revisited

De euforie was groot en het feest feestelijk, afgelopen dinsdag, maar de waarneming kon beter. Daarom vandaag terug naar Schagen. Koude winterdag. Min of meer onbewolkt, hoewel met gedempt zonlicht door vage sluierbewolking. Maar hoe anders dan dinsdag! Bij aankomst te Schagen nog geen nieuws. Daarom eerst naar de plek bij Haringhuizen waar we hem toen gezien hebben. Daar mooie groepen wulpen, kieviten en goudplevieren met ertussen ook een paar kemphanen. Kleine regenwulp kon ik er niet tussen ontdekken. Daarna met wat omwegen die ook niets opleverden naar de plek bij Kolhorn waar hij gisteren voor het laatst gezien was en waar ongetwijfeld tientallen vogelaars al aan het zoeken waren. Daar aangekomen eindelijk nieuws: de vogel was aangetroffen bij Oudesluis maar daar inmiddels ook weer weggevlogen. Eerst maar eens die kant op. Ruim 5 kilometer fietsen. En onderweg het bericht dat je wilt horen: vogel nu in beeld bij Grote Sloot, ietsje verderop. Daar aangekomen de inmiddels bekende drukte van vogelaars met telescopen die elkaar bijna verdringen (nee hoor, iedereen gaf elkaar alle mogelijke ruimte maar die ruimte was wel een beetje beperkt, met de spoorwegovergang pal naast ons), turend in het weiland aan de andere kant van de spoorlijn. In dat weiland kieviten, een paar stormmeeuwen, een paar kemphanen, een steenloper en daartussen: kleine regenwulp! Vele malen dichterbij dan afgelopen dinsdag, precies zoals ik gehoopt had.
Ik heb er wel een uur gestaan denk ik, gemeten aan het aantal treinen dat ik heb zien passeren. Ik kon me nauwelijks losrukken want wat een verschil met dinsdag: zagen we toen een vogel waarbij je uit moeizaam bijeengescharrelde kenmerken kon afleiden dat het een kleine regenwulp moest zijn waarnaar je stond te kijken, nu zagen we gewoon luid en duidelijk een kleine regenwulp foerageren in het grasland. Zo anders dan onze wulpen en onze regenwulpen. Nog wel niet heel dichtbij, maar het was afdoende. Prachtig, prachtig, prachtig. Alsof je een blik wordt gegund op de oost Siberische steppen! Zo’n vogel te mogen aanschouwen in een Hollandse polder, het is fantastisch!

Veel mensen schijnen dat niet te kunnen begrijpen, dat je voor één vogel zoveel moeite doet. Ik had dat zelf vroeger ook. Het idee om speciaal naar één bepaalde soort op zoek te gaan, dat was fout. Soortenjagen! Iets fouters bestond niet, voor een vogelaar. Je moest gewoon de natuur in en je laten verrassen, afwachten wat je zou meemaken. Dat is hoe het hoorde. Maar op een gegeven moment ken je wel zo'n beetje alle gangbare soorten in Nederland en dan kan er een moment komen dat je meer wilt. Zal niet voor iedereen opgaan maar voor sommige mensen werkt dat zo. Dat je daar in de Hollandse polder staat te kijken naar iets dat je nog nooit eerder gezien hebt en waarschijnlijk ook nooit meer zult zien, dat afwijkt van alles dat je kende en dat afkomstig is van zo ver weg, dat is pure magie. Het vereist wel dat je de gebruikelijke alternatieven kent, dat je ziet dat je naar iets anders kijkt. Voorkennis is van belang. Zoals het ook goed is om iets van de context te weten als je naar de Nachtwacht staat te kijken. Wat ik een beetje lastig vind om te begrijpen is dat het volkomen geaccepteerd is om naar Amsterdam te reizen om de Nachtwacht te gaan zien of naar Parijs om Mona Liza in de ogen te kijken, maar dat het voor sommige mensen volkomen idioot is om naar Schagen te gaan voor een kleine regenwulp. Maar goed, ieder zijn ding en ik het mijne.
(Overigens, de Nachtwacht heb ik ook gezien, evenals Mona Liza. Allebei prachtig.)

28 december 2019


Zie ook: Kleine regenwulp

donderdag 26 december 2019

Kleine regenwulp

Wat bezielt toch de vogelaar die op andere dagen net als de meeste mensen zich zorgen maakt over oorlog en vrede, over klimaat, over geweld en over armoede in de wereld, die zich betrokken voelt bij de mensen die het minder hebben getroffen, die het beste voor heeft met de wereld enzovoort (ja, het is kerstmis mensen), maar die op het moment dat er, ik noem maar wat, een kleine regenwulp wordt ontdekt in Noord Holland, dat alles van zich af laat glijden en met nog maar één ding bezig is: die kleine regenwulp in Noord Holland?
Maandagmiddag was er een kleine regenwulp ontdekt in Noord Holland, de zoveelste vogelsensatie in dit sensationele vogeljaar, en dat leidde ertoe dat veel vogelaars alles van zich af lieten glijden want er telde nog maar één ding. De dinsdag voor kerst werd dus een ouderwets jongensboekverhaal. Een avonturenroman in een notendop. (Ach, gun mij dat, ik weet heus wel dat het avontuur van een twitcher in het niet valt bij waar avontuur, want avontuur is goedkoop als je niets te verliezen hebt en wat heb je als twitcher uiteindelijk te verliezen?) De kansen wisselden en telkens werd een ander verhaal geschreven. Lange tijd zag het uit naar een droevig dipverhaal vol wat-nu?-momenten. Het regende, het was overal nat en modderig, met tientallen doorkruisten we de verzopen velden ten oosten van Schagen, toerden over modderige landweggetjes die helemaal niet berekend waren op honderden vogelaars op zoek naar een kleine regenwulp, en parkeerden met tientallen in blubberige wegbermen waar daarvoor nauwelijks ruimte was. Met alle gevolgen van dien. Af en toe was het droog en speurden we de akkers af, checkten vele van de honderden wulpen her en der in het land maar van kleine regenwulp geen spoor. En geen berichten ook, na enkele meldingen van een wegvliegende vogel vanmorgen vroeg. Zodat we ons steeds harder begonnen af te vragen: zat-ie er nog wel? En dat deed wel een beetje zeer, want wat een soort! Grote zeldzaamheid uit het verre oosten, eerste voor Nederland dus voor iedereen nieuw op zijn NL-lijst, negende voor de WP, een droomsoort, wat zeg ik, misschien wel de ultieme droomsoort voor de Nederlandse twitcher waarvan eigenlijk niemand had gedacht dat-ie ooit zou komen, maar helaas hardnekkig onvindbaar. En keer op keer stonden we op een kruising, waren uitgekeken op een zoveelste groep wulpen en vroegen ons af: wat nu?
Tsja, wat nu?
Wel werd er een kleine trap gevonden. Notabene! Ben je met 200 tot 300 man op zoek naar een kleine regenwulp, wordt er een kleine trap gevonden. Je vraagt je dan af hoeveel kleine trappen zich in Nederland ophouden waar we niet met 200 tot 300 man op zoek zijn naar kleine regenwulp. Mooie soort, zeldzame dwaalgast van de Spaanse steppe en pas de 49e voor Nederland: verdient meer waardering dan-ie kreeg. Hij hing rond in een verruigd stukje verderop in het weiland en was geregeld mooi vrij zichtbaar. Op andere dagen een soort om gelukkig en blij mee thuis te komen, maar vandaag vooralsnog een hele schrale troost. Dus na een karig half uurtje kleine trap zochten we verder. We zagen nog vele wulpen en pauzeerden in een zeer bruine kroeg in Schagen waar een paar bebaarde mannen aan de bar zaten en de bijpassende muziek uit de radio schalde, het was eigenlijk een stukje cultureel erfgoed, en waar we ons nog eens voornamen tot donker te blijven zoeken, de gifbeker helemaal leeg te drinken want het zal je maar gebeuren dat-ie weer wordt teruggevonden net als jij bij Volendam naar een kleine topper staat te zoeken.

Af en toe een waterig zonnetje, dan toch weer regen. Nog meer wulpen. Nog meer bagger. De middag vorderde. Was alweer halverwege en de laatste hoop ontglipte ons. Ze was al bijna op. We speurden nog maar een stuk weiland af, reden nog maar weer naar een melding van een spannende groep wulpen, maar alles vergeefs. Nee, dit werd niks meer, dat voelde je aan alles.
Maar toen, om 15.02, toch nog, eindelijk het bevrijdende bericht: ‘nu in beeld door Fred Visscher’. Hij was teruggevonden! En het was alsof de grauwsluiers die over deze dag hadden gehangen, als bij toverslag werden weggeblazen. Zelfs de zon leek weer te gaan schijnen. Zo leek alles toch nog goed te komen. Wij bevonden ons op dat moment aan het eind van een smal doodlopend weggetje, hemelsbreed amper een kilometer van de plek vandaan en met de auto maar weinig meer dan vijf. Maar keren op dat smalle weggetje kost op zo'n moment ongelooflijk veel tijd. In de paniek een verkeerde afslag genomen, eindeloos moeten wachten tot de stroom passerende vogelaars was opgedroogd en ons toestond om om te draaien, de auto geparkeerd op honderden meters afstand maar uiteindelijk waren we ter plaatste. En werd ons een groep wulpen gewezen op een kleine honderd kilometer afstand waartussen de kleine momenteel niet zichtbaar was. Stonden we dan. Afwachten maar. Ik zag het toen toch weer uitdraaien op een somber dipverhaal maar toen een nieuwe melding, wellicht een volgende wending: nu anderhalve kilometer verderop mooi in beeld. We lopen zo snel als we kunnen die kant op, worden gepasseerd door een eindeloze stoet auto’s maar eindeloze minuten later staan we dan toch met 200 man langs een landweggetje bij Haringhuizen te kijken naar een kleine regenwulp, na vele aanwijzingen over drinkbakken en elektriciteitsmasten teruggevonden tussen de wulpen daar in het weiland. Ver weg maar als je hem eenmaal gevonden hebt, door de telescoop nog net herkenbaar: een klein dwergwulpje met gemankeerd wulpensnaveltje en, ternauwernood zichtbaar, markante koptekening. Even in vlucht is ook het geheel ontbreken van wit op de bovenstaart en de vleugel opvallend. En het feest barst los! De collectieve euforie, de gemeenschappelijke blijheid die op dat moment uitbreekt, die alleen al maakt zo’n twitch heerlijk om mee te maken. Maar wat ons bezielt? Ik zou het niet weten. Ik hoef het ook helemaal niet te weten.

24 december 2019


Meer: Flamingos

Zie ook: Kleine regenwulp revisited

zondag 15 december 2019

Dagje Flevo

Weer eens een dagje Flevo gedaan. Het was meest grijs, af en toe was er toch nog een zonnetje te zien en af en toe was er een vleugje regen. Pas op het eind was er aanhoudend regen en intussen was er de hele dag een harde, bijna stormachtige zuidwestenwind maar ik fietste van Almere naar Lelystad dus daar had ik de meeste tijd alleen maar profijt van. Maakte het wel koud natuurlijk.
Al in Almere zag ik in de vaart man en vrouw grote zaagbek. Verderop vandaag nog vele meer. Prachtige vogels, afkomstig uit Scandinavië en verder naar het noorden en oosten. In de natte graslanden naast knobbelzwanen ook een paar wilde zwanen, afkomstig uit zo’n beetje dezelfde regio. Wat natuurlijk voor de meeste van onze wintergasten geldt. En een paar honderd brandganzen, de eerste van nog vele. Langs het Jan van den Boschpad onder andere een mooie man nonnetje en honderden tot misschien wel duizenden smienten, wintertalingen en brandganzen en verderop twee mooie adulte geelpootmeeuwen. Zo ging het zijn gangetje maar ik was natuurlijk op zoek naar zeearend, waarvan er naar verluidt momenteel minstens een stuk of tien in het gebied verblijven. Ze wilden alleen nog niet zo lukken vandaag. Vanaf de Grote Praambult kon ik er ook al niet een vinden. Wel onder andere drie wilde zwanen, een aantal grote zilverreigers, een vrouwtje blauwe kiekendief en nog eens duizenden brandganzen.
Verderop langs de Praamweg, toen ik me bezighield met een cetti’s zanger die af en toe riep maar zich niet liet zien, eindelijk mijn eerste zeearend. Een juveniele vogel kwam mooi dichtbij langs vliegen en bleef nog enige tijd in de buurt voor-ie uit beeld verdween. Even later vanaf de Kleine Praambult zag ik er eentje ver weg in het veld. En een matkop, vele pijlstaarten, een fraai vuurgoudhaantje en zes kluten verder in kijkhut de Zeearend, waar inmiddels de regen tegen de ruiten woei, ontdekte ik er eentje ver weg op een tak die horizontaal uit een verre bosrand stak. Het licht was inmiddels dermate grauw en duister dat er niet veel aan te zien was maar die imposante gestalte, die fiere kop en snavel, die waren onmiskenbaar. Een tweede arend kwam aangevlogen en voegde zich uiteindelijk bij de ander. Dat maakte vier zeearenden vandaag, niet zoveel als ik op grond van de berichten de afgelopen weken gehoopt had maar het is natuurlijk best verheugend dat de situatie in Nederland inmiddels zodanig is dat je bij vier zeearenden het gevoel hebt: dat kan beter.

14 december 2019

donderdag 12 december 2019

Vraag

Het was stil vanochtend in de Gagelpolder. Geen vogels van betekenis, niets om over te schrijven dus ik dacht, zal ik eens, bij uitzondering, een mening verkondigen? Of nee, geen mening, meningen zijn er al meer dan genoeg en lang niet allemaal gebaseerd op de benodigde kennis van zaken dus ik hou het liever bij een vraag, namelijk: is de democratie in staat om tijdig de veranderingen tot stand te brengen die, zoals het er steeds meer naar uitziet, nodig zijn om zeg maar als mensheid te overleven? En zo niet, wat dan? Na de zoveelste onheilstijding uit de wetenschap: het ijs van Groenland smelt deze eeuw gemiddeld drie keer zo hard als in de jaren 90 van de vorige en volgt daarmee nauwkeurig het somberste van de voorspelde scenario's, moet het op een enkele pathologische ontkenner na voor iedereen toch wel duidelijk zijn? Er moet iets gebeuren. We moeten met zijn allen kiezen: ofwel we gaan veel meer energie duurzaam opwekken, ofwel we gaan veel minder energie verbruiken, of de wereld gaat naar de kloten. En waarschijnlijk alle drie: we moeten echt veel meer energie duurzaam gaan opwekken én we moeten veel minder energie gaan verbruiken, en dan nog gaat de wereld naar de kloten. Alleen hopelijk een beetje minder. Je zou zeggen: daar is iedereen het nu toch eindelijk wel over eens? En dus gaan we het met zijn allen democratisch beslissen? Ik heb er een hard hoofd in.
Met stikstof is het een beetje eenzelfde soort verhaal. Door een teveel aan bepaalde stikstofverbindingen (ik probeer het zonder het al te moeilijk te maken correct te zeggen zodat niet iemand op een podium kan gaan staan roepen: ‘stikstof kan geen kwaad want we ademen allemaal voor 80% stikstof in’) gaat de natuur naar de kloten, met alle gevolgen van dien. En dat gaat verder dan wat minder hei en wat minder orchideeën. Om met Jean Pierre Geelen (Volkskrant 13/12/19) van Dik van der Meulen te jatten (Is natuur links?): ‘In een land waar bossen sterven, moerassen verdrogen, insecten verdwijnen en vogels wegblijven, is het ook voor mensen niet langer pluis.’ Dus we gaan uiteraard met zijn allen minder van die stikstofverbindingen uitstoten. Logisch toch? Alleen: sommige boeren zijn tegen en die gaan met hun trekkers naar het binnenhof, mensen staan te applaudisseren langs de kant van de weg en de politiek trilt op zijn grondvesten. En dus is daar opnieuw die vraag: is de democratie in staat om tijdig de benodigde veranderingen tot stand te brengen? De voortekenen zijn niet bepaald gunstig. Dus wat dan? Als we met zijn allen democratisch beslissen om de wereld naar de kloten te helpen, wat moeten we dan met die democratie?
Het is maar een vraag.

11 december 2019

maandag 9 december 2019

Pelikaan

We krijgen hier uit het zuiden koereigers, ralreigers, ibissen, zelfs een kleine trap en niemand die daarbij de wenkbrauwen fronst. Niemand die twijfelt aan hun herkomst. Soorten die je simpelweg gelukkig maken: mooie vogels, afkomstig uit verre streken. Ook uit het zuidoosten komen ze soms deze kant op: steppevorkstaartplevier, dwergaalscholver, bonte tapuit. Zelfde verhaal. Natuurlijk, zeldzaam, maar dat maakt ze juist zo fijn. En heel af en toe krijgen we er van nog veel verder, grijskopkievit, langstaartklauwier. Maar krijgen we hier een pelikaan, afkomstig uit ongeveer dezelfde regio als die dwergaalscholver en die steppevorkstaartplevier, dan gaat iedereen vragen stellen. Waar komt-ie vandaan? Welk vogelpark heeft er een kooi open laten staan? Terwijl pelikanen goede vliegers zijn, heel goed in staat om naar West Europa te vliegen, en trekvogels bovendien. Dus dat er af en toe een pelikaan uit de Donaudelta naar Hollands laagland afdwaalt, is helemaal niet zo onwaarschijnlijk. Ik snap het wel hoor, er zitten nou eenmaal meer pelikanen bij ons in vogelkooien dan steppevorkstaartplevieren of dwergaalscholvers. Maar toch, pelikaan is een iconische soort en als we er eentje in Nederland op bezoek krijgen, zou dat reden moeten zijn voor een feestje. Zeker als er op zo’n beest niets lijkt aan te merken. Als hij ongeringd is, goed in de veren zit, gave vleugels heeft, goed kan vliegen, in onverdacht gezelschap verkeert en netjes afstand bewaart tot zijn toeschouwers. Dan zou er alle reden moeten zijn om ons over onze terughoudendheid heen te zetten.
En toch lukt het ook mij maar moeilijk om met volle overgave enthousiast te zijn over de pelikaan die onlangs is neergestreken in het Reestdal op de grens van Overijssel en Drenthe. Hoewel er op deze niets lijkt aan te merken en pelikaan natuurlijk een iconische soort is, is daar ergens toch steeds dat voorbehoud: heeft er niet ergens een of ander vogelpark een kooitje laten openstaan?
Vandaag heb ik me toch maar over dat voorbehoud heen gezet: we gingen naar het Reestdal om daar zelf vast te stellen dat pelikaan een iconische vogel is. Een merkwaardig beest, dat zeker, met zijn kolossale lijf, zijn enorme bakkes en zijn korte pootjes, met zijn kraaloogjes in die kale oogstreek, met zijn rossige kleur die door het wit heen schemert. En hij hield inderdaad afstand, hield zich de hele tijd midden in het dal op waar hij erin slaagde om zich ondanks het vlakke land (stel je bij het woord ‘dal’ niet teveel voor) deels achter een lichte glooiing te verschuilen. Het was nog best lastig om hem mooi in beeld te krijgen. Je moest op je tenen gaan staan en daarbij ook nog eens de nodige hekwerkjes zien te vermijden. Andere punten ten faveure van wilde herkomst, afwezigheid van ringen, gave vleugels, vliegvermogen, zijn door foto’s al uitvoerig bewezen. Wat zijn gezelschap betreft: de tientallen ooievaars om hem heen waren natuurlijk niet helemaal onverdacht, die zouden hier vast niet zijn als hier niet het buitenstation De Lokkerij was geweest dat al sinds jaar en dag de ooievaars door de winter heen helpt. Maar dat lijkt me in dit geval niet zo relevant: deze pelikaan is daar zeker niet van afkomstig. Waar-ie ook vandaan komt, niet uit het Reestdal waar-ie immers pas na vele omzwervingen door in elk geval noord Nederland sinds een week is aangeland. Alle reden, lijkt me, om de scepsis terzijde te schuiven en ten volle van de vogel te genieten.

7 december 2019

dinsdag 3 december 2019

Klein Zuid Limburg

Het is een prachtige, hemelsblauwe winterdag. Naar Sittard vandaag, en van daar door akkers en velden, langs bosranden en over hellinkjes. Ze zijn wat minder groots, wat minder stijl en hoog, minder eindeloos ook dan in de bekendere streek rond Valkenburg en Gulpen. Je bent er zo weer terug in de verstedelijking van Sittard, als je die kant op fietst natuurlijk. Maar het is er net zo fraai, vind ik. Je vindt er dezelfde elementen: glooiende velden, holle weggetjes die diep verscholen door glooiende velden ploegen, verruigde akkertjes, bosranden in het versleten kleed van de bijna voorbije herfst, dieptes en vertes en dichtbij oude met klimop behangen boomgevaarten. Het is net Zuid Limburg en dat is het dan ook: klein Zuid Limburg noem ik het graag. Het is het noordelijke deel van Zuid Limburg rond Puth en Doenrade, sinds jaar en dag bekend om zijn overwinterende grauwe gorzen. Ook hier heerst die ongrijpbare sfeer van iets dat je geborgenheid zou kunnen noemen, of buitenland, of schoonheid.
Caspar Janssen schreef in de Volkskrant een mooi stuk over schoonheid als leidraad bij de vormgeving van ons landschap. Over natuur-inclusief boeren, over kringlooplandbouw zonder gif en zonder input van nutriënten via krachtvoer en kunstmest. Een manier van omgang met het landschap die ruimte laat voor bloemrijke graslanden, voor boomgroepen, voor houtkades, voor verwilderde hoekjes en randen, voor weide- en akkervogels, voor een prachtig landschap. Dat is goed voor de natuur, goed voor de stikstof en ook goed voor de boeren dus waar wachten we op? Gaat niet gebeuren natuurlijk maar daar moeten we wel heen.
Hoe is dat hier? Het is hier in elk geval mooi. Er zijn kale akkers maar het is winter dus dat mag en er zijn ook percelen met de verlepte plantenresten van afgelopen zomer nog op het veld, wat goed is voor de natuur, goed voor de overwinterende weide- en akkervogels, goed voor de stikstof. Er zijn percelen met verse, groene gewassen alsof het er nog zomer is. En er zijn geelgorzen, rietgorzen en veldleeuweriken, met tientallen overwinteren ze op de akkers met de verlepte plantenresten en in de percelen met verse, groene gewassen. Blauwe kiekendieven jagen er, prachtige blauwe kiekendieven. Een mannetje, een prachtige grijsblauwe engel met gele ogen als edelstenen, zo’n prachtig mannetje kwam vlakbij langs en kwam zelfs even voor me in het veld zitten. En er waren natuurlijk de grauwe gorzen, en om die grauwe gorzen was het me te doen vandaag. Ik had daar overigens geen haast mee, die kwamen vanzelf wel. En zo was het ook. Eerst zag ik er twee nog vrij ver in het perceel met vers groene gewassen. Daarna drie een akkertje verder in de verlepte plantenresten. En tenslotte telde ik er, terug bij het perceel met de groene gewassen, minimaal 18.
Grauwe gors is alweer jaren geleden als broedvogel uit Nederland verdwenen. Maar ze overwinteren nog wel in ons land, in klein maar langzaam groeiend aantal. Zoals hier, rond Puth en Doenrade. En als we nou eens ons best gaan doen met dat natuur-inclusief boeren, met die kringlooplandbouw met ruimte voor natuur en landschap, wie weet kunnen we dan op een dag grauwe gors weer als broedvogel verwelkomen.

30 november 2019


Meer Zuid Limburg: Limburg






maandag 25 november 2019

Delfland

Ik had weer eens een tochtje door mijn oude achtertuin van weleer op het programma staan: het gebied tussen Delft, Schiedam en Vlaardingen. Na een geheel door google maps verzorgde speurtocht door woonwijken van Schiedam het polderland in, over de Vlaardingse kade en langs de Vlaardingervaart naar Schipluiden. Landschappelijk is het hier vrij eendimensionaal: plat, uitgestrekt en groen, met horizons van verre flats, kerktorens en de hijskranen van het Rotterdams havengebied. Maar bij Schipluiden, in de Duifpolder, kleine rietganzen. Een paarhonderd kleine rietganzen, redelijk dichtbij en met mooi licht want de zon scheen van opzij. Al tientallen jaren overwintert in de driehoek tussen Schipluiden, Maassluis en Vlaardingen een bescheiden populatie van deze in het grootste deel van ons land erg schaarse soort waarvoor je anders helemaal naar zuidwest Friesland moet, wat nogal ver is als je niet in zuidwest Friesland woont. Vroeger zaten ze vooral in de Aalkeet Buitenpolder, tegenwoordig meest in de Duifpolder.
Dat was doelsoort één. Tijd voor doelsoort twee. Daarvoor moest ik terug over de Vlaardingse kade en langs de Vlaardingervaart, langs Vlaardingen en door de Broekpolder, jong nieuwbouwbos van weleer maar inmiddels aardig verouderd. En dat geldt in dit geval als aanbeveling: de vervallen stukken bos maakten het er een stuk spannender op, met ook nog drassige delen, riet en ruige velden. Uiteindelijk belandde ik aan de andere kant van de A20 bij de Krabbeplas en daar moest ik op zoek naar ringsnaveleend, dwaalgast uit Amerika. Dat was nog een hele klus. Tientallen, misschien wel honderden kuifeenden zaten er, in allerlei kleden en stadia waaronder heel wat in overgangskleed met nog resten van eclips. Heel wat smoezelige, grijzige flanken, wat het vinden van ringsnavel er niet eenvoudiger op maakte. Een van de kenmerken van ringsnaveleend is immers de grijze flank. Hij was dan ook vooralsnog onvindbaar. Een derde dip binnen een jaar van deze soort dreigde. Maar uiteindelijk zat-ie daar ineens, en zoals zo vaak was er van twijfel meteen geen sprake meer. Grijze flanken die uitmondden in een smal wit schijfje langs de zwart borst, een fier punthoofd en twee subtiele witte bandjes over de snavel, een over de snavelbasis en een over de snavelpunt: uit het boekje.
Zo hadden we dus een op de meeste plaatsen erg schaarse wintergast die in dit landschap thuis is, die iets vertelt over hoe dit landschap eraan toe is (al zou ik ook niet weten wat; waarom de soort al jaren juist in dit hoekje neerstrijkt, ingeklemd tussen verstedelijking, industrieën en snelwegen, is een raadsel) en die bescherming verdient. En een zeldzame maar ecologisch tamelijk irrelevante dwaalgast van de andere kant van de oceaan waar hier weinig aan te beschermen valt, die elders beschermd moet worden. Wel een leuke soort natuurlijk, eentje waar je graag een ommetje van Schiedam naar Schiedam voor maakt.

24 november 2019

dinsdag 19 november 2019

Een weekend

Vrijdag pestvogeldag. Er was een groepje neergestreken in Nieuwegein, een kleine drie kwartier fietsen. Aan een gezellig dorpspleintje in een nieuwbouwwijk, zoals natuurlijk heel Nieuwegein een nieuwbouwwijk is. Volop bekijks: vogelaars, fotografen met enorme telelenzen en buurtbewoners die zich over ons verbaasden en meestal ook wel oog hadden voor de vogels. Het waren niet mijn eerste pestvogels dit jaar, maar wel mijn mooiste. In januari hadden we er een in Castricum die we af en toe tussen de takken door enigszins in beeld hadden. En in oktober hadden we er twee op Vlieland die weliswaar op niet meer dan enkele meters afstand langs de straat zaten maar die niet de aandacht kregen die ze verdienden want er wachtte ons een roodkeelpieper en we hoopten op eindelijk nieuws omtrent een bruine lijster. Ook achteraf kwam de pestvogel die dag niet verder dan de vijfde plaats. Gezegend de dag waarop pestvogel pas de op vier na leukste soort is.

Zaterdag na de trektelling vond ik op het Utrecht Science Parc zoals de Uithof tegenwoordig heet, een waterpieper. Helemaal niet zeldzaam natuurlijk maar het was best wel weer een tijdje geleden dat ik er een zo mooi aan de grond gezien had.

Hoofdsoort van het weekend was struikrietzanger. Daarvoor moest ik weer eens naar Texel. Dat was niet voor het eerst deze herfst maar is nog altijd geen straf. In de oude boomgaard aan de Hallerweg in Den Burg een paar uur rond gehangen want hij was niet gemakkelijk. Zoals natuurlijk verwacht mocht worden van struikrietzanger, toch een beetje het archetype van de skulker. Sluipen door dicht struikgewas, dat is wat-ie graag doet. Verreweg de meeste gevallen in Nederland betreffen ringvangsten van vogels die na vrijlating nooit meer werden teruggevonden. Ook vanochtend werd tijden lang niks van de vogel vernomen. Onder andere precies nadat ik gearriveerd was, zodat ik weer lekker kon somberen. Het was stil, geen spoor van struikriet, nee dit werd niks. Maar na enige tijd klonk toch het juiste roepje. Een vogel schoot een bosje uit of een bosje in en toen, precies door een gat heen van een dikke bos klimop: daar zat-ie, open en bloot op een takje erachter. Zo kan het dus ook.
De meeste tijd bracht-ie echter onzichtbaar door, diep in het braamstruweel of in eerder genoemde klimopbossen. En dus bracht ik de meeste tijd wachtend door, speurend en luisterend, hopend op een verbetering van mijn kortstondige waarneming van zojuist en ook hopend op een verbetering van mijn waarneming enkele jaren geleden verderop op Texel. Het kostte wat tijd maar uiteindelijk is dat prima gelukt. Eerst zag ik enige tijd de bovenste helft van de vogel, met fiere kop en forse snavel, half verscholen poetsend in de braamstruik. Daarna zag ik hem korte tijd open en bloot tussen de takken door kruipen. En tenslotte zag ik hem geruime tijd helemaal vrij in de boom. Een ongetekende bruine acro met forse wenkbrauwstreep en egale tertials, dan ben je qua determinatie al een heel eind. Voor mij het moment om iets anders te gaan doen.
In de middag belandde ik op het Hoornderslag langs het Grote Vlak, waar vooral een man carolina-eend de gemoederen bezighield. Een prachtige vogel, maar natuurlijk een escape. Of niet? Er zijn in elk geval op IJsland aanvaarde gevallen en mogelijk ook in Groot Brittannië, dus waarom wordt-ie eigenlijk in Nederland zo structureel genegeerd? Als zo'n soort ergens serieus genomen moet worden, dan wel in een natte duinvlakte achter de zeereep op Texel, waar immers ook al een blauwvleugeltaling is opgedoken. Hotspot voor ontsnappelingen of toch gewoon een hele goeie plek voor trans-Atlantische dwaalgasten? Nou ja, zonder poten wordt het natuurlijk nooit wat.

17 november 2019

dinsdag 12 november 2019

In Apeldoorn

Af en toe is het fijn om je eens niet te laten opjagen door allerlei zeldzaamheden die zich her en der te lande voordoen. Om gewoon, zonder stress en zonder hoge ambities, te genieten van het prachtige herfstlicht en het fraaie herfstweer. Van de weelde aan kleur die aan de bosranden ontsproten is. Van een kuifmees dichtbij in een boom in De Leijen, of een mooie boomklever die foerageert op een nabije boomstam, of van de pimpelmezen die met tientallen door het bos zwerven. Op de terugweg twaalf ooievaars in het land, een stuk of tien holenduiven langs vliegend en een bel van zeven buizerden over. Van die dingen, gewoon, omdat het herfst is. Zoals ook vanochtend: een koude trektelling aan de Jacobssteeg, met onder andere een paar zilverreigers uit het oosten en een mooie ijsvogel ter plaatse.
Maar daarna moet er toch weer getwitcht worden. Want die kuifleeuwerik in Apeldoorn, die maakt het ons wel erg gemakkelijk. Kun je niet laten liggen, want tegenwoordig minder dan vijf gevallen per jaar en nauwelijks eentje daarvan twitchbaar en aanvaardbaar. Een grote zeldzaamheid dus, en een soort die getwitcht ‘moet’ worden. (Nee, ik weet het, niks moet, maar wil je nog eens een kuifleeuwerik in Nederland, dan zul je hem naar alle waarschijnlijkheid moeten twitchen.)
Op amper twee minuten lopen van het station, naast de stationsfietsenstalling, foerageert de vogel afwisselend op de stoep en in het naastgelegen grasveld. Nou ja, af en toe is-ie even zoek, zoals net toen ik aankwam, maar lang duurt dat nooit. Ik zat rustig op een bankje de krant te lezen toen-ie alweer terug was. Toen kon het feest beginnen. Hij kwam tot op enkele meters afstand en zat tussendoor af en toe ook zachtjes te zingen. Af en toe stak-ie fier de kuif overeind: prachtige vogel. Toptwitch. Al kleeft er natuurlijk wel een verleden aan het arme beestje: de wat oudere vogelaars waar ik me eerlijk gezegd toe moet rekenen, herinneren zich maar al te goed hoe gewoon de soort ooit was en ik heb dan ook nog steeds moeite die te zien als de mega die hij feitelijk geworden is.

9 november 2019




woensdag 6 november 2019

20/90

‘20/90’ stond er vermeld in de weerstaatjes op teletekst en in de krant: 20% zon en 90% kans op regen. Van vrijdag tot en met zondag. En precies van vrijdag tot en met zondag zouden we op Schiermonnikoog zijn. Ja, onze weermannen hadden ons een fijn weekendje toebedeeld! Pas na zondag zou het weer een beetje droog worden. Nou, daar moesten we het dan maar mee doen. Overleven werd het, profiteren van elk moment dat het droog was of in elk geval niet al te hard regende. En volledige regenbepakking mee in de rugzak.
Gelukkig is Schiermonnikoog het soort plek waar het onder alle omstandigheden goed toeven is.

Op de boot begon het inderdaad zachtjes te regenen maar op Schier viel het toen allemaal nog wel mee. Grijs was het wel op onze openingswandeling, en miezerig inderdaad. Af en toe regende het wat maar af en toe ook niet, en het was nog best te doen. Rond de westpunt gewandeld. Over het strand dat een van de jongste en meest dynamische landschappen heeft gecreëerd dat Nederland rijk is: waar vroeger gewoon strand was en recent nog drassig en zilt ‘groen strand’, was intussen een soms maar moeilijk doordringbare ruigte ontstaan van rietvelden, lage duintjes, duindoornstruwelen en ondiepe plasjes. Richting zee was alweer de volgende ronde begonnen: nu daar de ijle, zandige pioniervegetatie van verspreide zeekraal- en andere pionierplantjes, en nu daar de strandleeuweriken, misschien wel vijftig strandleeuweriken die af en toe rondvlogen en af en toe neerstreken en dan meestal volkomen in die vegetatie opgingen, hoe dun en verspreid die ook was. Zal ook met het nogal duistere weer te maken hebben gehad natuurlijk.

De meeste regen viel in de nacht van vrijdag op zaterdag. Zaterdagochtend voor het ontbijt tijdens mijn eerste poging tot bruine boszanger druppelde het nog wat na maar al gauw was het droog. Die bruine boszanger hield zich al enkele dagen op in de zeereep een paar kilometer ten oosten van de Badweg. Mijn eerste poging faalde. Roodborst, winterkoning, putters, maar geen spoor van brubo.
Al tijdens ons ontbijt in het eetzaaltje van wat we ons hotelletje mogen noemen, ook al zaten we ‘buiten’ in iets dat het midden hield tussen een vakantiehuisje en een hotelkamer, al tijdens het ontbijt dus scheen de zon. Na het ontbijt op de fiets het eiland rond. De klassieke ronde van Schier: Westerplas, jachthaven, Waddendijk, polder, kwelder en natuurlijk Kobbeduinen. Kobbeduinen is het Rome van Schiermonnikoog: alle wegen leiden er naar Kobbeduinen. Onder het baken de enige bui van de dag ondergaan. We waren al gewaarschuwd door de loodgrijze lucht die kwam aanschuiven en waren volledig bepakt toen we in de regen tegen het duin aan zaten. Witgat over, zwarte ruiters over, massa ganzen in de nabijheid en fraaie regenboog. De zon scheen alweer volop toen we door de duinen naar de Marlijn fietsten en daar, na een korte onderbreking voor thee met taart, over het strand wandelden.
Wat vogels betreft vandaag de roodhalsganzen die ik gisteren in de schemer niet had kunnen vinden. Vier stuks tussen de brand- en de rotganzen in de polder tussen jachthaven en veerdam in. Ze zijn lastig te vinden maar eenmaal gevonden zijn ze fraai want dat zijn ze. Zo’n familiegroep (ik vond er vier maar er schijnen er zes te zitten) op een Waddeneiland: echter, ‘wilder’ heb je ze niet in Nederland. Je kunt je maar moeilijk voorstellen dat ze alle zes uit een kooitje komen.
Aan het eind van de middag, inmiddels in mijn eentje, nog zeker een uur lopen zoeken naar brubo. Ik kreeg ook nog hulp dit keer maar dat mocht niet baten: vogel gaf een uur lang geen kik.

Ook op zondag hadden we prima weer. Het voelde als een triomf over de weergoden, of eerder over onze weermannen. ’s Morgens op weg naar de bruine boszanger nog even wat gespetter maar bij de brubo was het alweer droog en bovendien: drie keer was toch een klein beetje scheepsrecht. Al gauw hoorde ik hem onmiskenbaar roepen, even later zelfs fanatiek en dichtbij. Ik zag een zangertje vliegen naar een bosje verderop, hoorde daar nog een paar keer zijn roepje en daarna was-ie weer stil. En onvindbaar. Dat is zoals het wel vaker gaat bij bruine boszanger. Daar moeten we dan maar tevreden mee zijn.
Na het ontbijt uitgecheckt en met bagage lopend naar de veerdam, zo hadden we besloten. Wel met een omweggetje en zonder haast. We liepen door het dorp, over de Kooiweg en de Reddingsweg en zigzagden wat door de duinen. We kwamen langs de Berkenplas en waren op Vredehof, waar de se­rene rust heerste van de doden. Elke begraafplaats is een gedenkplaats voor alle doden, vind ik, ieder gedenkt er zijn eigen doden, ook al liggen die ver weg begraven. En geruime tijd zaten we op de bunker. Kramsvogel, paar veldleeuweriken over en toen: paar keer herhaald een hoog en scherp boompieperroepje, maar niet dat strakke van boompieper, abrupt beginnend en abrupt eindigend en daartussen eenvormig hoog en schel. Nee, dit klonk anders, begon explosief en zwakte daarna wat af. Ik heb niet voor niets de afgelopen jaren tientallen roepjes afgeluisterd waarbij ik telkens diezelfde structuur hoorde: wat mij betreft kenmerkend voor siberische boompieper, vroeger zeldzame dwaalgast maar tegenwoordig eerder schaarse doortrekker uit verre noordoostelijke streken. Zal er ook mee te maken hebben dat we inmiddels dat roepje beter kennen. En dat er zo veel mensen met opnameapparatuur rondlopen natuurlijk. Een deel van de toename zal ook wel reëel zijn, veronderstel ik.
Op de Reddingsweg nog een slechtvalk over en kort daarop een houtsnip, in de polder nog een keer fraai de (opnieuw vier) roodhalsganzen en we waren terug op de veerdam. Regen volgde pas weer toen we allang in de trein zaten.

3 november 2019




Meer lezen? https://guuspeterse.blogspot.com/2020/01/jaarwisseling.html










maandag 28 oktober 2019

Lijster

Het was typisch zo’n gevalletje ‘wat moet ik hier nou weer mee’: ontdekking vrijdag op Vlieland van een bruine lijster, heel zeldzaam, pas de vierde ooit voor Nederland. Zou voor mij de eerste zijn maar ja, Vlieland. Op dat moment sowieso niet aan de orde en met OV en fiets eigenlijk niet te doen. Dus ik deed mijn uiterste best ‘m te negeren en er mijn wandeling met Harriët van Vlist naar Stolwijk niet door te laten bederven.
Weer thuis was het voorbij met negeren. Drie jaar geleden heb ik op een kille novemberdag urenlang rondgehangen in een buitenwijk van Groningen waar de vorige dag een bruine lijster gevonden was. Beest liet zich de hele dag niet zien. En werd later dood gevonden. Was misschien al dood toen wij daar in Groningen liepen te zoeken. Zou dus een fijne inhaler zijn: er moest actie ondernomen. En die actie resulteerde nog verrassend vlot in een lift.
Een Waddeneilandentwitch dus. Die zijn bijzonder. Omdat ze zo enorm veel om het lijf hebben: vroeg op, lange reis, beperkte tijd want op tijd de laatste boot weer terug. Meestal ben je langer onderweg dan op het eiland. Maar ook omdat het altijd iets magisch heeft om zomaar ineens op dat eiland te zijn, in een ander universum bijna terwijl thuis het dagelijks leven doorgaat (liefst vindt zo’n Waddeneilandentwitch plaats op een doordeweekse dag). Normaal moet je weken wachten voor het zover is. Instant-Waddeneilandengevoel.

Om zes uur op de fiets, om half zeven op de afgesproken plek, om half 9 in Harlingen en om half 11 op Vlieland. Tot zover ging alles goed. Nu was het aan de lijster, zeiden we tegen elkaar. Maar die was nou net de zwakke schakel: er was blijkbaar nog geen spoor van de vogel. Het bleef in elk geval angstvallig stil op de lijn. Op de boot geen enkel bericht en eenmaal op het eiland nog steeds niet: zag er niet goed uit. In het dorp dan maar even twee pestvogels opgestreken: leuke soort maar van een heel andere orde. En even buiten het dorp een mooie roodkeelpieper, af en toe even vrij zichtbaar en ook nog luid roepend over ons heen: nog leuker maar ook nog lang geen bruine lijster. En over die lijster intussen nog altijd geen nieuws. We begonnen ons langzamerhand bij de dip neer te leggen. Met weinig verwachting fietsten we naar de plek waar het gisteren allemaal had plaatsgevonden, een kilometer verderop in de zeereep, en bereidden ons voor op uren van tijdverspilling in de zeereep van Vlieland. Maar toen, toch nog, eindelijk de melding die we nauwelijks meer verwacht hadden: mogelijk zojuist gezien, invallend in een bosje op de zeereep. Nog even dat voorbehoud maar al gauw de bevestiging: vogel zat er nog!
Daarmee begon het lange wachten. Voor ons een mooi, van herfst doortrokken duinpannetje met koperwieken en kramsvogels, pimpelmezen, een paar kepen. Af en toe gaf een zwartkopje zich bloot en ergens daar beneden verscholen in het kreupelhout moest bruine lijster zitten, men wist het zeker, maar vooralsnog gaf hij geen krimp. Hield zich hardnekkig schuil. Een gierzwaluw zorgde voor afleiding. Gierzwaluw in oktober is altijd spannend want is vrij vaak een vale gierzwaluw, zeldzame dwaalgast uit zuid Europa. Dit bleek echter naar alle waarschijnlijkheid een gewone, zo bleek uit de foto’s op de cameraschermpjes ter plaatse. In oktober ook zeldzaam maar van april tot juli helemaal niet. Tijd om ons weer op de lijster te richten want die werd net op dat moment eindelijk weer gezien. Heel even. En even later nog een keer. Af en toe werd er geroepen: ‘nu in de duindoorn naast de kale vlier’, en ‘laag in de vogelkers, nu in de kale vlier’. Maar welke duindoorn? (‘Die met de besjes’ …) Welke vogelkers, welke kale vlier? Telkens was ik te laat, stond ik net verkeerde of kon ik de juiste plek niet vinden. En het werd weer stil. Een vogel vloog de bosjes uit. ‘Was hem niet’ werd er geroepen. Nog een vogel vloog de bosjes uit. ‘Was hem niet’. Maar toen er opnieuw een vogel over ons heen vloog: ‘dat was hem’! Men wist het zeker. Maar ja, wat heb je daaraan? Was nog steeds niks waard.
Kort daarop zag ik hem dan toch eindelijk twee-en-een-halve tel herkenbaar in een kaal struikje honderd meter verderop in de zeereep. Het was nog niet helemaal zoals ik hoopte, de fraaie foto’s van gisteren indachtig, maar als het niet gaat zoals het moet, dan moet het maar zoals het gaat. Gisteren heeft ook lang niet iedereen hem zo mooi gezien als de foto’s suggereren, wist men mij te vertellen.
Later, na nog heel wat keren dat ik te laat was of op de verkeerde plek stond of naar het verkeerde struikje keek, later kreeg ik hem beter in beeld, diep verscholen maar redelijk vrij zichtbaar tussen de takken door van de meest nabije kale vlier. Terwijl sommige vogelaars nog steeds, en steeds geïrriteerder, vroegen waar ze toch kijken moesten. Ik kon ze niet helpen. Maar uiteindelijk zagen we hem allemaal langdurig prachtig zitten op een kaal takje achter de inmiddels overbekende vogelkers en schuin naast de duindoorn met de besjes. Ik had inmiddels door welke duindoorn daarmee bedoeld werd en dat hielp. Uiteindelijk kon iedereen volmaakt tevreden iets anders gaan doen.
Wij beloonden onszelf met een heerlijke rosse franjepoot, een knuffelvogel die zo dichtbij zat dat je bijna over hem heen keek. Had ons overigens nog heel wat bloed, zweet en tranen gekost want we moesten er een kleine zeven kilometer voor tegen windkracht 7 in fietsen. Terug naar het dorp was dan weer een feest: kostte nauwelijks een trap.

26 oktober 2019


Appendixje: het lijkt erop dat het toch een vale gierzwaluw is geweest, aldus enkele fraaie en verhelderende foto’s die van de vogel gemaakt zijn. (Pas op, dit wordt een wat technische uiteenzeting.) De discussie is nog niet helemaal uitgewoed en straks zal natuurlijk de CDNA haar oordeel vellen, maar er zijn wel goede argumenten voor, vind ik. Hoe donker de vogel ook in het veld overkwam, foto’s tonen toch echt een donkerbruine vogel met bleekbruine accenten. En hoeveel foto’s van ‘bewezen’ vale gierzwaluwen in Nederland heb ik niet gezien die ik zo donker, zelfs zwartachtig vond dat ik me afvroeg hoe ze daar nou toch een vale van gemaakt konden hebben? Probleem is wel dat al die prachtige foto’s toch vaak net een verschillende indruk wekken, maar de witte keel lijkt meestal toch wel wat groot voor een gewone gierzwaluw, voorhoofd en kop als geheel aan de lichte kant en daardoor het donkere oogmasker meestal best opvallend. De onderdelen zijn wel erg zwaar geschubd voor een gierzwaluw en de armpennen lijken bij onderaanzicht op sommige foto’s best licht en zelfs wat doorschijnend, bij bovenaanzicht vallen op vrijwel elke relevante foto de wat lichtere dekveren en donkerder armpennen op evenals de wat donkerder gekleurde rug en op sommige foto’s zien de twee buitenste handpennen er toch echt even lang uit. Allemaal goed voor vale. Maar zoals gezegd, op andere foto’s ziet het er allemaal een stuk minder duidelijk uit.
Een struikelblokje zijn de ondervleugeldekveren: de kleine donker en de grote licht, da’s nog oké, maar op diverse foto’s lijken de tussenliggende middelste dekveren aan de donkere kant. Als het goed is bij vale vrijwel zo licht als de grote. Maar als ik foto’s van gewone gierzwaluwen bekijk (ik heb er vele gecheckt), dan zie ik daar vrijwel steeds een uniform zwartachtig gebied van kleine en middelste dekveren en dat zie ik bij de Vlieland-vogel echt niet terug. Daar ogen bijna steeds de middelste dekveren wel degelijk wat lichter dan de kleine, ook al zijn ze donkerder dan de grote. En ik heb intussen ook heel wat foto’s van onbetwiste vale gierzwaluwen in Zuid Europa bekeken en daar valt het met dat keiharde ondervleugeldekveerkenmerk ook wel mee: op een flink deel van die foto’s zien de middelste dekveren er echt wel donkerder uit dan de grote. Kan dus allemaal best, denk ik.
Het laatste woord is er natuurlijk nog niet over gezegd maar als ik moest kiezen, zette ik mijn geld op vale. En dat zou een geweldige bonus zijn want pas mijn tweede ooit in Nederland.


Meer twitches: Kleine regenwulp 
Minder bruine lijster: Beijum

woensdag 23 oktober 2019

Maasvlakte deel tig

Wie echte natuur wil, mooie wilde, van die natuur die je aangrijpt, of die je tot rust brengt, of die je overweldigt, die moet niet naar de Maasvlakte. Van die natuur waarin je jezelf kunt verliezen en waarin je jezelf weer kunt terugvinden, de natuur van de natuurfilms, de natuur waar mensen aan denken als ze aan natuur denken, waar mensen heen willen om eens echt helemaal weg te zijn, op de Maasvlakte moet je daarvoor niet zijn. Op de Maasvlakte is slechts een troosteloze afspiegeling van natuur je deel. Je kunt het nauwelijks natuur noemen. Stoffige steppes afgewisseld met kale kades en uitgestrekte havens en doorsneden door smetteloze en meest verlaten stroken asfalt, in de verte hijskranen en olieraffinaderijen, altijd in de verte hijskranen en olieraffinaderijen. Een stekelig struikje hier, een scharminkelig bosje daar, en achter je een passerende goederentrein die het je minutenlang onmogelijk maakt om te horen of er misschien een ijsgors of een grote pieper overvliegt. Hoeveel dat er geweest zijn tijdens het passeren van zo’n trein, we zullen het nooit weten. Al geeft het gegeven dat we er niet een hoorden in de periodes dat er geen goederentrein passeerde, wel een hint.
Waarom dan toch naar de Maasvlakte? vraag je je natuurlijk af. Tsja, heel af en toe is daar een reden voor. Een reden genaamd provençaalse grasmus, in dit geval. Want zelf vind ik weliswaar nooit wat op de Maasvlakte, als ik er spontaan heen ga is het er altijd dodelijk saai, maar anderen vinden er wel af en toe iets. Zoals deze provençaalse grasmus: zeldzaam, en als je hem een beetje fatsoenlijk in beeld krijgt een mooi beestje. Maar zelf had ik hem al zo’n beetje afgeserveerd: te ver weg, totaal onbereikbaar met OV en fiets, en geen lifer. In zuid Europa zelfs al meermaals gezien dus waarom zou ik er moeite voor doen? Maar als er een auto rijdt en ik mee kan rijden, ja, dan is het toch wel weer een mooi beestje, en zeldzaam bovendien. Mijn tweede pas in Nederland.
Het zou niet makkelijk worden, meende ik uit diverse commentaren te kunnen afleiden. Uren zoeken, als het tegenzat, en daarna hooguit een korte flits. Maar het werd veel gemakkelijker, veel sneller en ook veel beter dan ik had durven hopen: bij aankomst stond er al een groepje vogelaars die hem blijkbaar al in beeld hadden, en al gauw zagen wij hem ook. De vogel vloog af en toe een stukje, was af en toe (soms half) verscholen in het dichte kreupelhout maar was soms ook even prachtig vrij zichtbaar. Mooi gezien door de telescoop ook: een mooie, karakteristieke vogel met bruinrode onderzijde en markante, lange staart.
Het prettige van dergelijk snel succes is ook altijd dat je daarna nog ruim de gelegenheid hebt om te genieten van de fraaie natuur die, in dit geval, de Maasvlakte in de aanbieding heeft. Half kale steppes, kale kades en uitgestrekte havens en in de verte hijskranen en olieraffinaderijen. Een licht absurdistische wereld waarin we nog fijn op zoek konden naar andere rariteiten. Vruchteloos, dat spreekt vanzelf, want ik vind nooit wat op de Maasvlakte.

20 oktober 2019


Meer urban birding: Sneek

woensdag 16 oktober 2019

Wijdewormer

Het werd dus, na lang wikken en wegen, Wijdewormer, midden in het Zaans polderland. Boemeltje vol met Japanse toeristen uit Amsterdam en vanaf Koog aan de Zaan het vouwfietsje naar Zuiderweg 45, halverwege Purmerend.
Gisteren was zo’n dag dat je als vogelaar even niet meer wist waar je het zoeken moest. Als je op zo’n dag in het hoofd van een vogelaar kunt kijken, althans eentje die graag af en toe een zeldzaamheidje meepikt, dan zie je chaos, dan zie je vertwijfeling, besluiteloosheid, en FOMO natuurlijk: Fear Of Missing Out. Angst vooral om de verkeerde keuze te maken. Want mirtezanger op Schier, tweede voor Nederland! Lifer uiteraard. Maar vangst, dus voorlopig niet telbaar en bovendien: zou-ie na loslaten nog worden teruggevonden? Vandaag sowieso niet meer haalbaar natuurlijk maar hoe zou het morgen zijn? Een bruine klauwier bij Keent zou dan wel alweer mijn derde zijn maar leek een veel veiliger optie. Intussen zat er natuurlijk ook nog die provençaalse grasmus op de Maasvlakte, maar die kon ik gemakkelijk terzijde schuiven: onbereikbaar en geen lifer. Mirtezanger bleek na loslaten nog geruime tijd in beeld: misschien toch morgen daarheen? Als-ie nou tenminste tijdig zou worden terug gemeld, maar dat zou wel teveel gevraagd zijn. Het zou nog spannend worden morgenochtend. Moest ik nou die wereldreis naar Schier ondernemen? Trein van 10 voor 9 (een vroegere mogelijkheid was er niet) betekende half 2 op het eiland en tenzij ik alles in een goed uur zou kunnen regelen (fiets huren, naar de plek, vogel vinden, terug fietsen, fiets weer inleveren), wat rijkelijk optimistisch was, niet voor ’s avonds 11 uur thuis. Zelfs als-ie tijdig werd teruggevonden, trok het me eigenlijk niet zo, eerlijk gezegd, dan misschien toch liever die klauwier. Maar kon ik wel zomaar een lifer laten lopen?
Toen de melding van een spannende spotvogel bij Wijdewormer, midden in het Zaans polderland. Die kon er ook nog wel bij. Discussie over de determinatie duurde gisteravond tot in de kleine uurtjes en bleef vooralsnog onbeslist, hoewel afwijkende spotvogel nog de beste papieren leek te hebben. Maar niemand had de vogel toen nog live gezien en toen die vanochtend werd teruggevonden, toonde die dat ene kenmerk dat vanaf die paar overigens erg fraaie foto’s niet zichtbaar was geweest: hij sloeg voortdurend met zijn staart. Exit spotvogel: dit was, zo hadden we inmiddels allemaal kunnen lezen in de geëigende leesstof, kenmerkend gedrag voor oostelijke vale spotvogel. Mega! Want nieuwe soort voor Nederland en dus voor iedereen nieuw op de Nederlandse lijst.
Het werd dus, na een korte overweging, Wijdewormer, midden in het Zaans polderland. Boemeltje vol met Japanse toeristen uit Amsterdam en vanaf Koog aan de Zaan het vouwfietsje naar Zuiderweg 45, halverwege Purmerend.

Tientallen vogelaars wezen me al van kilometers afstand de juiste boerderij, en daarna ook het juiste hoekje van de tuin. Een wilgenstruikje aan het water, een meidoorn die daar bovenuit stak, daarnaast een monumentale, bolvormige klimopstruik en er tussenin een esdoornstammetje, dat was naar verluidt het werkterrein van de vogel. En het duurde niet lang voordat ik hem daar voor de eerste keer in beeld kreeg, prachtig in de telescoop. En dat bevestigde wat de eerste foto’s al hadden laten zien: een best wel forse zanger (onder andere vergeleken met een tjiftjaf die ook af en toe door het beeld kroop) met forse snavel en forse kop en relatief lange, ver uitstekende staart. Grijsbruin van boven en vrijwel wit van onderen, zonder spoortje geel of groen in het verenkleed. Een knappe jongen die daar nog een Spotvogel van maakt. En hij sloeg inderdaad aanhoudend met zijn staart. Determinatie leek daarmee wel rond. Totdat ineens de optie grote vale spotvogel in de vijver werd gegooid, nog zeldzamer dan oostelijke want in tegenstelling tot die nog nooit in de ons omringende landen vastgesteld. Hadden we die mogelijkheid wel overwogen? Verschillende kenmerken leken eerder op die soort te wijzen dan op oostelijke.
Ik heb er ruim twee uur gestaan, misschien wel drie, en kreeg de vogel geregeld fraai in beeld. Perfecte twitch, helemaal gelukkig, alleen: wat was het nou? Langzaam kantelde de communis opinio naar grote vale. De relatief lange, ver voorbij de tertials uitstekende vleugelpunten (te lang voor oostelijke wellicht, maar te kort voor gewone spotvogel), de erg lang ogende staart die relatief ver voorbij de vleugelpunten stak, de lichte teugel (donker bij oostelijke), de net te ver achter het oog reikende oog- en wenkbrauwstreep (op sommige foto's, op andere leek nauwelijks sprake van een wenkbrauwstreep, verraderlijke dingen, wenkbrauwstrepen), allemaal zaken waar grote vale net iets beter op past. En dan was er nog het slaan van die staart: niet alleen op en neer, had men vastgesteld en is door filmpjes inmiddels ook bewezen, maar ook zijwaarts. Kenmerkend voor grote vale. Zo zijn er meer deels zeer technische details, de spatiering van de handpennen en de ligging van de tertials onder andere, die wijzen naar grote vale, al zijn er ook zaken die juist voor die soort niet zo goed lijken te kloppen. Nog niet iedereen is dan ook om. Zelfs een afwijkende, bleke gewone spotvogel is nog niet helemaal van de baan. Dus wie weet staan we straks toch met legen handen.(*) Maar dan heb ik er in ieder geval effectief mijn frustratie om het missen van mirtezanger mee bestreden. Het is hoe dan ook een gaaf beest, en een razend interessante determinatiediscussie die nog lang niet is afgerond. Wordt dus vervolgd.

13 oktober 2019


(* Al geloof ik daar niet in: uitzonderlijk laat in het jaar, uitzonderlijk bleke vogel, voor spotvogel uitzonderlijk korte handpenprojectie en uitzonderlijk lange staartprojectie, uitzonderlijk witte staartzijden en het voortdurend slaan met de staart kom ik in geen vogelgids tegen en zal dus ook wel niet heel gebruikelijk zijn. Zou afzonderlijk misschien allemaal nog net kunnen, maar samen net wat teveel uitzondering om nog in spotvogel te kunnen geloven.)


Meer: Lijster

vrijdag 11 oktober 2019

Dutchbirding op Texel

Natuurlijk ga je naar een Dutchbirdingweekend in de hoop op een paar smakelijke zeldzaamheden. Maar niet alleen. Want vogelen op Texel, dat is ook op de Waddendijk bij De Cocksdorp turen over het droogvallende wad, spiedend naar de kanoeten en de bonte strandlopers, de rosse grutto’s, de tureluurs en de wulpen, de pijlstaarten en die ene groenpootruiter en die ene drieteenstrandloper daartussen. Terwijl verderop de eerste groepjes rotganzen alweer zijn teruggekeerd uit het hoge noorden. Het is ook vanaf de zeereep zoeken naar zeevogels die over de golven jakkeren. Druk was het niet, de wind kwam uit oost dus met een paar roodkeelduikers, zeekoeten en jan van genten moesten we genoegen nemen. Het is ook in de bossen zoeken naar zeldzame amerikaanse dwaalgasten die natuurlijk helemaal niet te vinden waren want die zijn zeldzaam. Daarom zijn we er ook zo naar op zoek. Maar spannend is het wel want om elke bocht, bij elke boom denk je weer: hier gaat het gebeuren. En op een dag gaat het ook gebeuren. Maar niet vandaag, altijd weer niet vandaag.
En het is ‘bosjeskloppen’ (wees gerust, wij kloppen daarbij de bosjes niet echt) langs de Lange Dam en ook al leverde dat niet meer op dan een handvol roodborsttapuiten, het is hoe dan ook een spannende bezigheid want zie boven, en je weet nooit wat je tegenkomt in oktober aan de Lange Dam. Terwijl intussen de spreeuwen in golven laag over je heen wapperen, een paar buizerden hoog overdrijven en verder groepjes graspiepers, volop lijsters, sijzen, vinken en wat al niet en hoor: een ijsgors. Vogeltrek! Dat is bovenal oktober op Texel, of op welk Waddeneiland dan ook: het ondergaan van de vogeltrek. Het ondergaan van natuur in de meest ontembare vorm die je in Nederland nog kunt meemaken, natuur waar de mens nog geen vat op heeft, natuur die doet wat-ie wil. Wat een puinhoop we er ook van gemaakt hebben in die natuur, hoezeer we ook onze natuur, onze eigen leefomgeving verwoest hebben, bezig zijn het land stap voor stap tot een dorre woestijn te maken, in steriele en levenloze akkers om te vormen, de vogels trekken en zullen altijd blijven trekken. Ze waaien over ons heen en dalen neer in bosjes en duinpannen, langs kusten en in velden en in bosjes en duinpannen, langs kusten en in velden zien we de weerslag van die vogeltrek: de goudhaantjes die, soms tot op amper een meter afstand door het kreupelhout scharrelen, de kanoeten en de bontjes en de rosse grutto’s op het wad bij De Cocksdorp, de zwarte zee-eenden die in treintjes ver over zee snellen, de tientallen kokmeeuwen die zich over zee zuidwaarts bewegen en de paar jagers die zich daar af en toe tussen mengen: roofmeeuwen die alle andere zeevogels het leven zuur maken. Er waren overigens geen jagers voor nodig om die eenzame merel het leven zuur te maken die zwoegend over de golven probeerde het veilige Texel te bereiken. Het waren meeuwen die hem achterna zaten, die hem de pas afsneden en die hem keer op keer belaagden tot-ie uiteindelijk zichzelf terugvond in de snavel van een grote mantelmeeuw. En zijn trek ten einde was.

Met de vogeltrek komen ook de zeldzame vogels mee. Daar kun je de klok op gelijk zetten. Die zaten er ook wel, maar ze moesten wel eerst gevonden worden en daarna viel het ons aanvankelijk niet mee om die zeldzame vogels een beetje smakelijk in beeld te krijgen. Het was zwoegen en schrapen, aanvankelijk. Dat was wat mij betreft toch het thema van dit weekend: armzalige waarnemingen opwaarderen tot gave herinneringen. Die blauwvleugeltaling bijvoorbeeld, zeldzame dwaalgast uit Noord-Amerika (tenzij …, natuurlijk, een eend immers): een vrouwtje bivakkeerde al enkele dagen in het Grote Vlak, duinvlakte langs het Hoornderslag. We waren vrijdagmiddag al halverwege De Cocksdorp, waar we ons huisje hadden op de Krim, toen we werden teruggeroepen: vogel was teruggevonden. Ter plaatse helaas geen spoor meer. Krakeenden, slobeenden, smienten, maar blauwvleugeltaling was zojuist naar achteren gevlogen, wist men ons te vertellen, en was daarna niet meer tevoorschijn gekomen. We waren alweer halverwege De Cocksdorp toen we opnieuw werden teruggeroepen: vogel was toch weer in beeld. Dit keer wel gevonden: een nogal onopvallend eendje dat zich vooral onderscheidde door een klein wit vlekje aan de snavelbasis. Zomertaling, zou je zomaar kunnen denken, al was daarvoor de koptekening wat te weinig uitgesproken, maar dat is een wankele basis voor de determinatie van een dergelijke zeldzaamheid. Gelukkig had men de blauwe vleugel gezien waar de vogel zijn naam aan te danken heeft.
De volgende dag stonden we weer aan het Hoornderslag. Dit keer met zon en met prachtig licht van achteren, en dat maakt veel verschil. Wat echter vooral verschil maakte, was dat de vogel geruime tijd met de vleugels half geopend zat, waardoor prachtig zijn helderblauwe armvleugel zichtbaar was. Ja, dat maakte alle verschil!

Een soort die zeker de laatste jaren niet kan en niet mag ontbreken op een oktoberweekend op een Waddeneiland, is bladkoning. De afgelopen weken was deze voormalige zeldzaamheid nog tamelijk schaars maar juist de afgelopen dagen waren ze massaal gearriveerd. Toch kostte het ons veel moeite om een beetje fatsoenlijke blako te vinden. Onze eerste poging, vrijdagmiddag in een mooie boomgaard aan de rand van Den Burg, mislukte. Zaterdag in diezelfde boomgaard bij aankomst meteen horen roepen maar daarna was het schrapen: een roepje hier, een korte flits daar, terwijl vooral de sijzen, de zanglijsters en de koperwieken de show stalen. ’s Middags vonden we er zelf eentje naast de Plus in De Cocksdorp, die sporadisch riep en die ik één keer kort in beeld kreeg. Zondagochtend in de Tuintjes was het al niet anders: af en toe riep er eentje maar hij liet zich aan mij maar één keer kort zien. Hier waren het vooral de goudhaantjes die de show stalen: tot op een meter afstand scharrelden ze door het kreupelhout. Pas later die ochtend in Dorpzicht, klassieke plek daarvoor natuurlijk, lukte het er eentje enige tijd aardig in de kijker te krijgen.

Nog zoiets: roze spreeuw. Toen we zaterdagochtend na weer een oefening in geduld bij de vuurtoren eindelijk de juveniele vogel in beeld hadden die daar kort tevoren was gemeld, kort half vrij op een laag duintje, waren we er nog niet klaar mee. Voor Janneke en Martijn een lang verwachte nieuwe soort dus die was wel enige extra aandacht waard. Een halve dag later en diverse blako's, een flamingo en een blauwvleugeltaling verder liet de vogel zich op het renvogelveldje veel beter en veel langer zien. Echt genieten was het, wat roze spreeuw betreft, pas maandagochtend toen hij zich, terug bij de vuurtoren, minutenlang prachtig liet zien boven in een nabij struikje. En zo kwam het ook met deze potentiële soort van het weekend uiteindelijk helemaal goed.
Kwaliteit gaat voor kwantiteit, vind ik meestal, dus de ware soort van het weekend was voor ons natuurlijk die juveniele smelleken die zaterdag ineens open en bloot en op amper vijftig meter afstand tegenover de ingang van de Krim in een struikje een koperwiek uit elkaar zat te trekken. Een smelleken zoals je ze zelden ziet. Voor de koperwiek in kwestie was de trek voorgoed ten einde.
We hadden nog twee fraaie ijseendjes op de Waddenzee bij de IJzeren Kaap en twee dotjes van sneeuwgorzen aan de voet van de Waddendijk bij De Cocksdorp, maar de tweede prijs ging dit weekend naar de juveniele morinelplevier in een akker langs de hoofdweg op zondagmiddag. De akker was kaal en vlak, niets om je achter te verschuilen zoals morinellen zo graag doen, dus niets stond een heerlijke waarneming van een hele fijne soort in de weg.
Verder wandelden we door de duinen naar zee, spraken we over god en over de gruwelen van de natuur en wat het een met het ander te maken had, aten we onze stamppot tijdens het stamppotbuffet en faalden we zoals gebruikelijk bij de MyBiCo maar dat mocht de pret niet drukken. Het was, we zijn niet anders gewend, weer een heerlijk Dutchbirdingweekend geweest.

7 oktober 2019


Meer lezen? Dutchbirdingweekend 2020




zondag 29 september 2019

Noordwijkerhout revisited

Je kunt mooi schrijven over de stoïcijnen, je kunt roepen dat als het niet gaat zoals het moet, het dan maar moet zoals het gaat, maar daar hoef je je niet altijd bij neer te leggen, vind ik. Want die bosgors, die moest nog een keertje over. Die moest als eersteling als het effe kon nog wat beter. Een lifer, die verdient meer dan alleen enkele kortstondige blikken op een overvliegende vogel. Dus vandaag tussen de buien door (die trouwens reuze meevielen) terug naar Noordwijkerhout, terug naar Sint Bavo. Als het moest had ik de hele middag de tijd en ik was dan ook bereid er zo nodig vele uren in te steken, maar een halfje bleek genoeg: ineens zat de vogel prachtig vrij op een dikke tak van een van de twee bomen die gebroederlijk naast elkaar als Don Quichot en Sancho Panza midden in het terrein staan. Het duurde en het duurde, misschien wel een minuut totdat de vogel weer uit beeld was. Beter had ik niet kunnen wensen. Daarna was het weer zoals afgelopen dinsdag: een soort kat en muis van vogel en vogelaars waarbij de vogelaars zich telkens verzamelden rond de plek waar de vogel werd vermoed, de vogel geen kik gaf tot-ie uiteindelijk roepend uit zijn burcht opvloog en verderop in een volgend bosje of boompje weer verdween. Waar zich het tafereel herhaalde. Slechts sporadisch werden enkele vogelaars beloond met een kortstondige vrije blik op BoGo, zoals de vogel door sommigen liefdevol wordt genoemd.
Van geheel andere aard was de dwerggors die zich (welk een toeval!) sinds enkele dagen ook in het terreintje bevindt. Deze was handtam en foerageerde onverstoorbaar en af en toe geheel vrij zichtbaar tot op amper een meter afstand tot de vogelaars die zich rondom hem hadden verzameld. Een heerlijk zoet toetje na de voor de meesten wat zware hoofdmaaltijd van vandaag. Waarbij ik een opvallend determinatiekenmerk voor beide soorten vaststelde. Zie je een compacte kring van vogelaars dicht bijeen rond een kleine open plek, allen met camera’s en verrekijkers diagonaal omlaag gericht, dan heb je met dwerggors te maken. Zie je groepjes vogelaars verspreid rond ondoordringbaar kreupelhout, ofwel keuvelend met elkaar zonder veel aandacht voor het kreupelhout, ofwel intens turend tot diep in het kreupelhout op zoek naar iets dat zich klaarblijkelijk niet wil prijsgeven, dan is bosgors aan de orde.

28 september 2019


Wat voorafging: Als het niet gaat zoals het moet.
Meer twitchen: Wijdewormer


Bosgors

Dwerggors

woensdag 25 september 2019

Als het niet gaat zoals het moet …

… dan moet het maar zoals het gaat. De uitspraak schijnt trouwens al door de oude Grieken te zijn gebezigd ('Wens niet dat alles gebeurt zoals jij het wilt, maar wil dat de dingen gebeuren zoals ze gebeuren, en het zal je goed gaan', Epictetus rond 100 na Chr. Hij was vertegenwoordiger van de Stoïcijnen voor wie dit ongeveer het basisprincipe was van hun levensleer. Aldus mijn broer Hans die meer thuis is dan ik in deze oude filosofieën), dus je voelt je wel een beetje onderdeel van duizenden jaren oude Europese culturele tradities als je die zelf in de mond neemt. Omdat de dingen weer eens net niet helemaal gaan zoals je gehoopt had. Wat nogal eens het geval is, dat zal ieder kunnen beamen. Ook de oude Grieken wisten dat dus al.
Een snelle actie vanmiddag. Eerder was er al melding geweest van een overvliegend roepje in Noordwijkerhout. Vanmiddag was er ineens de melding dat de vogel die bij dat roepje hoorde ter plaatse was: werk aan de winkel. Want het was niet zomaar een lifer voor me, het was een lang verwachte wenssoort waarvan ik ieder jaar denk dat het dit jaar eindelijk eens tijd wordt. Er zijn veel zeldzamere soorten die ik al meerdere keren gezien heb. Drie bonte tapuiten, om maar wat te noemen, drie bairds strandlopers, drie blauwstaarten, twee brilzee-eenden, twee cirlgorzen, twee geelsnavelduikers en ga zo maar door, maar deze nog nooit, hoewel toch een jaarlijkse soort in Nederland. Maar al jarenlang niet fatsoenlijk twitchbaar. Dus toen deze wel twitchbaar leek, onmiddellijk met trein en bus naar Noordwijkerhout en zoeken maar.
Avontuur! Waarlijk avontuur is de hedendaagse westerse mens vreemd, in elk geval de meeste. Dit is voor sommige van ons wat daar misschien nog het dichtste bij komt: struinen door stedelijke wildernis, loeren in bosjes, peuren tussen kluwen van plantenresten en elke passerende vogel nastaren, steeds op zoek naar de heilige graal van de dag: de bosgors van Noordwijkerhout.
Zwartkopje, vinken, af en toe een vluchtende zanglijster wier getik zo verraderlijk lijkt op dat van bosgors maar die liet het vooralsnog afweten. Het gemoed zakte weer rap in, zoals zo vaak maar dit keer niet voor lang: al na pakweg een half uurtje ineens een gorsje luid tikkend opvliegend uit een struikje. Formaat rietgors, duidelijke witte staartzijden: dit was hem, geen twijfel. Dook verderop het struweel weer in dus daar stonden we, steeds dichter rond dit ene bosje, tot de vogel opnieuw luid tikkend opvloog en in een volgend bosje verdween.
Met inmiddels een man of dertig stonden we rond het bosje waarin de vogel het laatst verdwenen was en de vogel gaf geen kik. En we vroegen ons af of dat ook zo geweest zou zijn als we er niet zo met zijn allen omheen hadden gestaan. We zullen het nooit weten, want dan hadden we hier niet gestaan. Dit is natuurlijk een heel wezenlijke wetenschapsfilosofische kwestie, bijna kwantummechanisch van aard: de invloed van de waarnemer op het (beoogde) object van waarneming. Dat-ie geen kik geeft, omdat je daar met zijn allen staat; dat-ie zich niet roert, omdat je hier staat te turen. Als de weeping angels, die alleen bewegen als je niet naar ze kijkt. We turen diep het takkenbos in, lopen er om de beurt omheen en wachten af, de meesten rustig, sommigen, net gearriveerd, ongeduldig. Tot de vogel opnieuw roepend opvliegt en verderop in een bosje verdwijnt. Enzovoort.

Aldus de vogel een aantal keer luid en duidelijk over me heen zien vliegen, maar geen enkele keer ter plaatse gezien. Ach, als het niet gaat zoals het moet, dan moet het maar zoals het gaat. De regen die de hele middag al in de lucht hing, begon serieuze vormen aan te nemen. We schuilden onder een nogal dikke boom en toen het weer min of meer droog was, naar huis gegaan. Effe een lifertje gescoord: kun je alleen maar tevreden mee zijn.

24 september 2019

Het vervolg: Noordwijkerhout revisited




maandag 16 september 2019

Maasvlakte

Ik hou wel van die opzichtige, licht absurdistische lelijkheid zoals op de Maasvlakte. Op zijn tijd. Maar dan moeten er wel vogels te zien zijn. Ik deel echter wat dat betreft geen gunstig verleden met de Maasvlakte. Het valt daar eigenlijk altijd tegen. Die topdagen, dat de draaihalzen als rijpe appeltjes uit de bosjes vallen, of dat er ortolaan of sperwergrasmus wordt gevonden, laat staan kleine spotvogel, ik heb ze nog nooit meegemaakt. Maar vooruit: we wagen het er weer eens op. Met vogelwacht Utrecht weer eens een dagje Maasvlakte gepland.
Ook dit keer waren de voortekenen niet geruststellend. De wind was niet goed voor zeetrek, en van de Maasvlakte zelf waren de afgelopen dagen geen opvallende meldingen gedaan. We zouden alles dus zelf moeten vinden. Maar zoals zo vaak eerder als de Maasvlakte op het programma stond, halverwege de dag een andere bestemming gezocht. En zoals zo vaak leverde die andere bestemming de leukste soorten op.
Want het was weer eens niks op de Maasvlakte. Rustig, doodstil bijna. Prachtig weer, dat wel: volop zon en in de middag 20+ graden Celsius. Uurtje aan zee gestaan, maar ja, matig windje uit zuidwest. Paar jan van genten, enkele groepjes zwarte zee-eenden en een gestage stroom grote sterns en visdiefjes over zee. Leuk natuurlijk, zeg je dan plichtmatig tegen elkaar, maar niet waar je voor komt. Ben ik dan een verwend nest of gewoon eerlijk? Van de tapuiten op de vlaktes bij de Maasmond kun je natuurlijk hetzelfde zeggen, of van de gele kwikstaarten daar. Oranje luzernevlinders, best wel veel oranje luzernevlinders, van die dingen waar je op gaat letten als de vogels het laten afweten. Bij het begin van het pad naar de Westplaat mooie vuurgoudhaantjes in het struikgewas: topper van de ochtend. Verder hier nog een paar zingende cetti’s zangers maar de dagen dat je daarvan onder de indruk was, liggen inmiddels ver achter ons. Geluidjes van onvindbare tjiftjaffen en zwartkoppen en we hielden het maar weer voor gezien op de Maasvlakte.

Nee, dan de afterparty. Die vond plaats in de Biesbosch en daar begonnen we al meteen met een mooie groep van acht koereigers langs de Deneplaatweg. Ook een stel gele kwikstaarten hier met daartussen iets waarvan ik nog steeds niet zeker weet (en dus nooit zal weten) of het niet een duinpieper was. Te snel uit beeld en daarna alleen maar gele kwikken, dus die moesten we maar vergeten. Verder diverse visarenden waaronder een fraai op een plaat in polder Hardenhoek die toen hij was opgevlogen met vis in de klauwen vlak langs ons heen vloog.
Nou wil het geval dat ik dit jaar nog altijd geen kleine en geen krombekstrandloper op mijn jaarlijst had en aangezien er verderop in / langs de Muggenwaard een kleine was gemeld, pleitte ik ervoor daar onze dag af te sluiten. Tussen de kemphanen, de kieviten, bontbekken en bontjes vonden we daar inderdaad een miniatuursteltje dat onmiskenbaar kleine strandloper bleek. We vonden zelfs een tweede. Dat ik vervolgens veel dichterbij een fraaie juveniele krombekstrandloper vond, was een hele fijne bonus: in één keer allebei binnen. Met ook nog onder andere twee kanoeten en een boomvalk was het een mooie afsluiting.

15 september 2019

dinsdag 3 september 2019

Fomo

Fear of missing out: het is een zeer hedendaags begrip maar het is natuurlijk al zo oud als Rome. En ons vogelaars niet onbekend. Toen ik in Schotland vernam van de alaskastrandloper die in Friesland was opgedoken, had ik toch even moeite te genieten van de kliffen en de bergen en de ongerepte hooglanden om me heen. Ik ging daar een nieuwe soort voor Nederland mislopen terwijl bijna al mijn vogelvriendjes die nieuwe soort wel gingen opstrijken. Ik kon wel net doen alsof dat er helemaal niets toe deed want dat Schotland fantastisch was, maar dan hield ik mezelf voor de gek, hoewel dat laatste natuurlijk klopte. Maar dit voelde wel wat zuur dus toen ik terug was in Nederland, wilde ik dat zo snel mogelijk in elk geval een beetje goedmaken middels een fraaie duinpieper op de voormalige vliegbasis van Soesterberg. Maar helaas, vogel was gevlogen. Ik vierde mijn terugkeer in Nederland met een fijne dip.
Dus ik was wel toe aan een succesvol dagje vogelen waarbij de fijne soorten me als gewillige kalkoenen als het ware in de mond kwamen vliegen. (Ja ik weet wel, kalkoenen kunnen niet vliegen en dat beeld van die beesten die je mond in vliegen, daar wordt je misschien ook niet zo vrolijk van, maar laat me …) De excursie met vogelwacht Utrecht naar Noord Holland deze zondag had vooraf alle potentie precies dat succesvolle dagje vogelen te gaan worden. Maar ja, moest het nog wel even gebeuren.
Nou, ik zal de eventuele lezer niet langer in spanning laten: het gebeurde. Bij Breezand wilde blonde ruiter nog net even meewerken: liet zich prachtig zien voordat-ie, we waren er nog maar een paar minuten, met een groepje kieviten mee op de vleugels ging. Kieviten keerden al gauw terug naar het verder tamelijk verlaten ondergelopen bollenveldje, van blonde ruiter werd nooit meer iets vernomen. Op het nippertje dus.
Ook gestreepte strandloper werkte voorbeeldig mee. Op een ander, ook al verder grotendeels leeg ondergelopen bollenveldje, nabij Oudesluis, liep-ie prachtig te foerageren in een begroeide strook in het midden van het water. Af en toe was-ie half verscholen, af en toe prachtig vrij zichtbaar. Dat was twee uit twee.
Grauwe franjepoot maakte drie uit drie. Op een volgend ondergelopen bollenveldje, langs de Schelpenbolweg, zat-ie bij aankomst al meteen op luttele meters afstand in de hoek van het terrein. Na niet al te lange tijd vloog ook deze met een paar kemphanen weg, maar deze werd al gauw wat verder weg weer teruggevonden en liet zich later weer prachtig van vrij dichtbij zien. Juweeltjes hoor, franjepoten, rondtollende badeendjes die om zich heen de insectjes van het water plukken. Verder dit keer niet een grotendeels of zelfs helemaal leeg watertje zoals we tot nu toe gezien hadden, nee, hier ook tientallen kemphanen en mooie groep goudplevieren plus prachtige zwarte ruiter, groenpootruiter en bosruiter.
Bij Aartswoud was het nog even zoeken naar de plek, maar die eenmaal gevonden waren ook de beide lachsterns al gauw in beeld. Eerst rustend op de akker, daarna foeragerend verderop in het gebied. En drie reuzensterns in de Kinselbaai maakten vijf uit vijf. Met ook nog een uurtje vooraf aan zee, met onder andere jan van genten, vele grote sterns en de eerste jagers van het jaar, en een uitstapje naar Den Oever waar we in de bak onder andere tientallen kanoeten, een mooie groep regenwulpen, een paar lepelaars en allerhande overige steltjes troffen, kan ik er wel weer een weekje tegen.

1 september 2019


Foto’s, overigens, niet van mij maar van Erik, Toon, Hans, Janneke en Toon. Waarvoor nog dank.









Vliegen

Vliegen is wachten. Op Inverness zo'n anderhalf uur, vanwege vlotte voortgang langs incheckbalie en douane plus half uurtje vertraging. Op Birmingham hadden we uren: het was sowieso een zeer ruime overstap en daar kwam nog een paar uur vertraging bij. Het zou laat worden vanavond. Uren in niemandsland, uren in niemandstijd, alle tijd om terug te denken aan ons ochtendommetje vanmorgen voor vertrek, in onze wijk, langs het kanaal en langs eindeloze begraafplaatsen aan de voet van een onbereikbare heuvel. En om terug te denken aan onze twee weken Schotland, die zich vanuit het benauwende perspectief van die uren op het vliegveld wel in een andere dimensie lijken te hebben afgespeeld. Nog effe en ze zijn herinneringen, geschiedenis, al bijna vergeten.

25 augustus 2019


Terug: 10 augustus

Meer Inverness

Dagje Inverness. Niet zo stralend als ze beloofd hadden (maar ach, het weer was ook maar zelden zo dramatisch als ze beloofd hadden), zelfs een beetje regen maar het was wel oké. 's Morgens in mijn eentje naar de oever van de Moray Firth, wat een handvol nieuwe vakantiesoorten opleverde maar niets bijzonders. Hier ook het Caledonian Stadium, ‘een voetbalstadion met plaats voor 7.819 toeschouwers. Het is de thuisbasis van de voetbalclub Inverness Caledonian Thistle FC’, aldus, nou ja, je raadt het al.
Daarna met zijn allen naar ontbijtrestaurantje, met zijn allen rondgekeken in de stad en geshopt, met zijn allen langs de Ness gewandeld naar enkele mooie eilandjes in de rivier en weer terug, met zijn drieën naar het museum en weer met zijn allen een rondvaart gemaakt over de Moray Firth. Dat laatste was leuk en leverde me op het allerlaatst nog een van de mooiste soorten van de vakantie op: een fraaie juveniele kleinste jager, zo’n heel licht beest met bijna witte kop en lichte onderzijde en verder heel koud gekleurd. Mooi, sierlijk vogeltje. Soort van de dag uiteraard.

24 augustus 2019


25 augustus






Naar Inverness

Weer een nieuwe, en tevens alweer onze laatste verblijfplaats hier in Schotland: Inverness. Mooie bustocht weer, onder andere langs het vermaarde Loch Ness. Hard gezocht naar het monster maar niet gevonden, althans, niet met zekerheid. Aankomst met de bus in Inverness vanmiddag was nogal imponerend: ineens stonden we op de centrale brug over de Ness, met zicht op de rivier, op de kades met onder andere twee spitse kerktorens en op het kasteel. Later tijdens eerste verkenningen stonden we daar opnieuw. Daarna de kathedraal gezien, de Sint-Andreaskathedraal, die bijna net zo imposant is als die in Glasgow. Het is de meest noordelijk gelegen kathedraal van Groot-Brittannië; de eerste steen werd gelegd in 1866. Niet zo heel oud dus, en dat is kenmerkend voor Inverness en voor haar geschiedenis. Inverness (Inbhir Nis in het Schots-Gaelisch) wordt beschouwd als de hoofdstad van de Schotse Hooglanden. Vanwege haar strategische ligging aan de noordzijde van de Great Glen en bij de monding van de rivier de Ness, is de stad meerdere malen in andere handen overgaan. De scepter werd er achtereenvolgens gezwaaid door de Engelsen, Robert Bruce, diverse Highland-Clans, de Lord of the Isles, aanhangers van de Jakobieten en Maria Stuart. Na de slag bij Culloden die in 1746 de opstand van de Jakobieten beëindigde, beval generaal Wade hier een van zijn citadelsteden op te richten om de orde onder de Highlanders te herstellen. Vanwege de voortdurende plunderingen door de Highland-clans staan weinig historische gebouwen nog overeind. De huidige stad dateert grotendeels uit 19de eeuw toen de streek een grote bloei kende door de aanleg van het Caledonisch Kanaal en de komst van de spoorweg.

Door de vroege en daarna latere avondschemer langs houthavens en verlaten emplacementen en onder het viaduct van de A9 door naar het begin van de Moray Firth gelopen, groot soort baai met toegang tot de oceaan daarachter. Mooie zonsondergang, voor de verandering, waarna we terugkeerden naar ons ‘guesthouse’, ons vijfde onderkomen inmiddels, deze gelegen in een rustig burgermansstraatje net buiten het centrum. Ruime kamers met zicht op blinde muren, wel effe wat anders dan onze cottages op Mull en in Glenn Nevis.
Waarin Inverness vooral uitblinkt, zijn de kleine huisjes. Er zijn prachtige straatjes met charmante kleine huisjes, echt monumentale kleine huisjes met torentjes en uitbouwsels en tierelantijntjes, niet helemaal het soort arbeiderswoningen die je in oude Britse steden verwacht. Al weet je natuurlijk niet hoe het er van binnen is. Verder zijn ook in Inverness de voetgangersstoplichten buitengewoon voetgangersonvriendelijk en moet je ook in Inverness soms eindeloos lang wachten voor je mag oversteken. En met dat onhandige links rijdende verkeer is door rood oversteken lang niet altijd aan te bevelen.
's Avonds Madness! Bleek er net vandaag een openluchtoptreden te zijn van de oude heren. Stukje van meebeleefd, loerend tussen de kieren door van het plastic dat over het hekwerk gespannen was.

23 augustus 2019


24 augustus