dinsdag 29 augustus 2017

Rondje Zuid-Holland

Op de website en in het clubblaadje stond het aangekondigd als excursie Maasvlakte. Dus stonden we vanmorgen om half 9 op de Nieuwe Stuifdijk aan de Maasmond uit te kijken over land en zee. Met twee weliswaar verre kleine jagers over zee, de eerste weer van het nieuwe seizoen, en tapuiten op en paapjes aan de voet van de dijk was dat helemaal niet onplezierig. Massa’s vlinders om ons heen. Wie denkt er bij de Maasvlakte aan vlinders? Maar bij elke stap vlogen de icarusblauwtjes en de hooibeestjes op uit het hoge gras. Het mag dan een oord zijn van grootschalige massabedrijvigheid, het is ver verwijderd van onze geïndustrialiseerde en vergiftigde massalandbouw en zo blijkt maar weer dat in alle hoeken en gaten die wij nog ‘onbenut’ laten, iets van natuur kan opbloeien. Boven zee grote sterns, in een struikje een mooie juveniele fitis, oeverloper, regenwulp, tientallen kneuen: het begin was helemaal zo slecht niet. Maar intussen was bona terug gemeld, de bonapartes strandloper die gisteren is ontdekt in de Korendijkse slikken. Sowieso een hele leuke soort maar voor sommige van de deelnemers zelfs een lifer en als je het in het juiste perspectief ziet, op een steenworp. De verleiding was dus groot om het wat de Maasvlakte betreft hier maar weer bij te laten. Ik klaag weleens dat ik maar zelden iets van belang zie op de Maasvlakte. Afgezien van de echte twitches natuurlijk, ik heb er ook wel mijn arendbuizerd en rosse waaierstaart, maar zelf ben ik er nog nooit tegen iets noemenswaardigs aangelopen. Maar ja, als je telkens weer het zoeken vroegtijdig afbreekt (nee, dit was niet de eerste keer), dan vraag je daar natuurlijk om.
We gunden ons nog één tussenstop: op het uitzichtpunt boven de Westplaat, noteerden daar onder andere bontbekplevieren, drieteenstrandlopers en visarend, en gingen toen op weg naar de bona. Dat ging in elk geval voor onze auto niet bepaald vlekkeloos. Toen we gebonk hoorden op de auto realiseerde Erik zich ineens dat hij zijn telefoon op het dak had laten liggen. Die lag daar nu dus niet meer. Schrikken, stoppen, keren, zoeken en daar lag-ie, gebutst en gehavend maar hij deed het nog. En net nadat we op de snelweg onze reisgenoten hadden achterhaald, misten we de afslag bij Numansdorp waarna het pas op Goeree mogelijk bleek om te keren. Maar uiteindelijk stonden ook wij aan de Leenheerengorzenpolder te turen naar de steltjes die verderop op een slikveldje tussen de eenden en de ganzen scharrelden. Eerst was het nog een bosruiter die we voor bona aanzagen. De afstand mag wellicht als excuus gelden. Uiteindelijk bleek de vogel niet plat, niet langgerekt genoeg. Hij zag er simpelweg teveel uit als bosruiter en dat is niet goed voor bona. Maar uiteindelijk hadden we de goede vogel te pakken, rustig bewegend langs de rand van het slikveldje. Deze was wel opvallend plat en langgerekt, en ondanks de afstand wisten we hem uiteindelijk voldoende kenmerken te ontfutselen voor een overtuigende en bevredigende bonapartes strandloper.
Een kort debat op de dijk langs de Korendijkse slikken bracht uiteindelijk uitsluitsel aangaande onze laatste bestemming. Met het pondje staken we over naar Voorne waarna we naar een voor mij nieuwe bestemming reden: de Beninger slikken. Een luzernevlinder al meteen aan het begin beloofde veel. En het was inderdaad een mooi en spannend gebiedje. Ruigtevelden met putters en kneuen, bossen heemst langs de greppels, stille rietvelden en ondiepe wateren met brandganzen en kieviten. Diverse grote zilverreigers. Witgatjes, groenpootruiter, zwarte ruiter. Uiteindelijk stonden we in een uitermate disfunctionele kijkhut waar het slechts met veel moeite lukte de telescoop te richten op de vele honderden stelten en eenden die voor ons in het ondiepe water en op de slikvelden rustten. Tientallen goudplevieren waren daarbij, en tientallen kemphanen. Een stuk of veertig lepelaars vlogen over en verder noteerden we onder andere zwarte ruiter, groenpootruiter, bontbekplevieren en watersnippen. Een dikke krent zat er niet tussen maar het was een aangename kennismaking met dit gebied. Al mogen ze wel die kijkhut nog wat aanpassen.

27 augustus 2017

maandag 21 augustus 2017

Bruine gent of geen bruine gent …

Zo, die knalde er even goed in vanmorgen zeg. Ik was nog aan het bedenken waar vandaag heen te gaan toen die melding: ‘bruine gent over de Lek bij Jaarsveld’. Bruine gent? Nee, geen verschrijving, geen misklik, foto was duidelijk genoeg: bruine gent! Zo van de Kaapverden of de Cariben: dat verwacht je nog niet eens bij Westkapelle, laat staan over de Lek bij Jaarsveld. We wreven ons de ogen uit, konden het nog nauwelijks geloven maar die foto! en gingen dus op zoek. Half vogelend Nederland, zowat heel vogelend Utrecht bracht deze zondagochtend door langs de Lek tussen pakweg Jaarsveld en Rhenen, op zoek naar deze spookvogel, deze fata morgana. Maar verdere berichten bleven uit. Geen spoor. Zelf was ik naar de Blauwe Kamer, in de ijdele hoop … Kansloze missie: ik was daar net een tijdje aan het rondkijken, kneutjes, grote zilverreiger, lepelaar en bereidde me al voor op uren wachten, toen een alert: een bruine gent was zojuist waargenomen bij Tinholt, Duitsland, net over de grens bij Slagharen, vliegend naar oost. Einde verhaal dus, voor ons in Nederland. De vogel had blijkbaar al heel vroeg een afslag naar noordoost genomen en was ongezien met een vaartje van ruim 40 kilometer per uur over de Veluwe en de Achterhoek geknald. Ik kon gerust terug naar Rhenen om die andere, iets bescheidener maar ook iets kansrijker onderneming aan te vangen: naar Baarn voor een ralreiger in de Eempolders. Ach wat is een ralreiger vergeleken met een bruine gent? Maar eenmaal gewend aan het idee dat deze dag zonder bruine gent zou blijven, is ralreiger natuurlijk nog altijd een mooie soort die bovendien ook vandaag nog aanwezig blijkt langs de Noord Ervenweg.
Van Utrecht naar Baarn via Rhenen: het is wat omslachtig maar uiteindelijk kom je er wel. Dus stond ik om kwart over twee langs de Noord Ervenweg in een groepje gelijkgestemden die allemaal welgemoed bruine gent op hun diplijst hadden gezet (maar kon je dit wel dippen noemen? Waar ik vanmorgen was, is voor zover bekend nog nooit een bruine gent in de buurt geweest), en nu op zoek waren naar een hele sjieke troostprijs. Die viel nog niet mee. Nou ja, ik had ‘m vrijwel meteen want ik mocht even door de telescoop van de gebroeders van der Meer kijken, waarvoor nog dank, en zag toen net zijn kop boven het hoge gras uitsteken. Maar daarna was-ie lange tijd vrijwel onzichtbaar in de weelderige vegetatie in en langs de sloot. Uiteindelijk is het toch naar tevredenheid gelukt: van tijd tot tijd was de vogel aardig zichtbaar in de slootkant. Ik nam er genoegen mee en ging verderop kijken. Verwilderde weilanden, uitgebloeide plantenresten, een plasje hier, een plasje daar, jagende bruine kiekendieven en misschien wel tien grote zilverreigers, en aan de andere kant schone, onberispelijke grasakkers. Casarca’s op het Eemmeer, daar ook misschien wel duizend knobbelzwanen en terug over de Noord Ervenweg waar me al van afstand opviel dat de (bescheiden) menigte nu aan de andere kant van de weg stond. Ik overwoog de verschillende opties die daaraan ten grondslag konden liggen maar uiteindelijk bleek de meest voor de hand liggende de juiste: ralreiger zat zo dichtbij dat men voorzichtigheidshalve wat extra afstand had genomen. Wat volgde was een ware ralreigershow. Op amper tien meter afstand en nu volledig vrij zichtbaar was de vogel aan het jagen, haalde af en toe fel uit naar een kikker, sloeg even de vleugels uit en ging tenslotte zelfs een rondje vliegen. En dat is iets prachtigs, een vliegende ralreiger. In verende vlucht ondergaat-ie een ware gedaantewisseling: van een overwegend beige-bruine verschijning verandert-ie door zijn ineens voluit zichtbare, grotendeels witte vleugels in een lelieblank engeltje.
Het was voor ons dan wel een dag zonder bruine gent vandaag, maar dat is natuurlijk geen uitzondering. Het was ook een dag met een bijzonder fraaie ralreiger en dat is wel, nog steeds, een uitzondering.

20 augustus 2017





woensdag 16 augustus 2017

Waterrietzanger

Ik had tot nu toe geen gelukkige ervaringen met waterrietzanger. Een jaar of vijftien geleden zag ik er een, met alles erop en eraan. Anderhalve tel lang, daarna vloog-ie weg en zag ik ‘m niet meer terug. En een paar jaar geleden zag ik enkele milliseconden een kop en één keer een schim van de rug. Dat was het wel zo’n beetje. Jaar in jaar uit doe ik mijn best maar het ene jaar ben ik net op vakantie en het andere jaar laat-ie zich heel augustus niet zien. Of net niet als ik er ben. Al heel wat uren heb ik vergeefs staan wachten en turen tussen rietvelden, slootkanten en zeggenlandjes. Dus toen enkele dagen terug ineens een tsunami aan waterrietzangers in Nederland opdook, net terwijl ik op de camping in de Ardennen genoot van een welverdiende vakantie, zag ik de bui al hangen. Gelukkig bleken er na onze thuiskomst nog een paar over.
Dus vandaag op jacht naar de waterrietzanger. Hendrik-Ido-Ambacht moest het worden. Vanmiddag, na een buiige periode, stond ik tussen de rietvelden, slootkanten en zeggenlandjes in polder Sandelingen-Ambacht. Prettig gezelschap, af en toe een zonnetje maar een paar uur lang niks. Een paar late gierzwaluwen over, een visdiefje en een grote keizerlibel, maar van geen enkele waterrietzanger enig spoor. Zo fraai waren de foto’s van afgelopen dagen, vanmorgen ook nog gemeld maar helaas. Maar nog niet alle hoop was verloren: de afgelopen dagen bleek de vogel geregeld aan het eind van de middag of het begin van de avond weer gezien te zijn. Het werd kennelijk een latertje. Ik was daar niet helemaal op berekend maar had dus wel de tijd om even het dorp in te gaan om wat foerage in te slaan. En even pauze: ook wel lekker.
Uur of half vijf terug. Rustig. We zijn met zijn drieën nu, maar al gauw komen er wat meer vogelaars kijken. Het is inmiddels prettig zonnig, hoewel misschien nog ietsje teveel wind? Weer staan we een uur. Niets. Anderhalf uur. Iets scharrelt onder in de rietrand aan de overkant van de sloot. Rietzanger. Onmiskenbaar een gewone, en de opwinding, het gevoel van hoop ebt weer weg. Maar dan roept iemand: waterrietzanger! Eerst mis ik ‘m nog, grrr, heb ik weer. Bij de tweede melding zie ik ‘m: één moment, dan verdwijnt-ie weer in het riet. Nee, heb ik niks aan, is niks meer waard dan mijn twee voorgaande gevallen. Schiet niet op zo. Maar daarna komt toch alles goed: waterrietzanger in de rietrand tegenover! En daar laat-ie zich geweldig zien. Samen overigens met twee rietzangers waarvan één een juveniele vogel met opvallende middenkruinstreep. Oppassen dus. Maar de vogel in kwestie laat zich goed genoeg zien en toont duidelijk een zuiver geelbruine middenkruin én geelbruine banen op de bovendelen en die combinatie is (bij een rietzanger-met-kleine-letter) diagnostisch. Ook verder ziet-ie er helemaal goed uit. Waterrietzanger dus. Eindelijk mijn volmaakte waterrietzanger.

12 augustus 2017

Roodborsttapuit

‘Blijf je altijd vol verlangen, dan zie je slechts wat je beoogt’, schreef ooit Lao Zi. Toevallig las ik dat vandaag. Het is een wijsheid die ook wij vogelaars ons moeten aantrekken. Op meerdere manieren. Daarom vandaag maar eens roodborsttapuit getwitcht, want die ontbrak nog op de vakantielijst terwijl er in de omgeving voldoende geschikt biotoop aanwezig lijkt en er her en der ook wel een paar gemeld waren. Ja, het twitchersbloed kruipt waar het niet gaan kan, grijpt elke gelegenheid, elke soort aan die maar enigszins in aanmerking komt. De hooglanden achter de camping op. Ik ben nog maar weinig die kant op geweest en dat bleek onterecht want temidden van de meestal nogal overweldigend lege glooiingen kun je er plotseling verzeild raken in kleine schilderachtige landschapjes. Een slordige boomsingel achter een verruigd veldje, een verzinking in het weiland afgezet met groene bosjes, een christus-aan-het-kruis overkoepeld door twee monumentale eiken, van die dingen. Ik vond daar niet alleen roodborsttapuiten maar bijvoorbeeld ook gele kwikstaarten, ook nog nieuw deze vakantie, en meen daarmee de wijsheid van Lao Zi afdoende te hebben weerlegd. Meest droog toen nog. Later in de middag en avond meest (zeer) nat.

10 augustus 2017


Meer buitenlandse zaken: Vogelreis Extremadura april 2018





Dolmens

Het is een beetje een traditie deze tijd van het jaar: deskundigen, al dan niet zelfbenoemd, die vaststellen dat vakantie helemaal niet goed voor ons is. Dat we er alleen maar moe van worden, overspannen van raken, dat we beter thuis kunnen blijven. ‘Toeristisch musturberen’: toe maar. Want voor de vakantie moet er nog zoveel worden gedaan. En tijdens de vakantie stapelt het nieuwe werk zich alweer op. Wie denkt dat tijdens de vakantie de batterij weer wordt opgeladen, komt bedrogen uit. Aldus bijvoorbeeld Peter de Waard in de Volkskrant. De enige oplossing is het afschaffen van vakantie.
Geloof ze maar niet. Vakantie is heerlijk! Ons is het in elk geval weer aan het lukken: we hebben hier in de Ardennen een geweldige, lekker ontspannen vakantie.
Naast de heuvels en de dalen, de steile rotswanden af en toe en de kloven, de hooglanden, de bloemenweiden en de soms weelderige bossen die de hellingen overspoelen, de rode wouwen en de zwarte ooievaars en temidden van dat alles natuurlijk de Ourthe die kronkelt door het Waalse land, naast dat alles kennen de Ardennen ook hun megalieten. Dolmens en menhirs, reusachtige stenen uit onheuglijke tijden, als tastbare legendes, materialisaties van oude sprookjes. En bovendien zijn die al te vinden op zo’n vijf kilometer lopen vanaf onze camping aan de Ourthe bij Barvaux. En lopen, dat is wat we hier doen. We onderwerpen ons gedwee aan de beperkingen, zowel in snelheid als in actieradius, die verplaatsing te voet aan ons oplegt, en het is heerlijk. Dus op een dag moest ik naar Wéris, centrum van de oudheidkundige monumenten in de omgeving, en die dag was vandaag.
Het is al met al een succesvolle dolmen-twitch geworden. Het fijne van dolmens is natuurlijk dat die dingen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld waterrietzangers, al duizenden jaren staan of liggen waar ze al duizenden jaren staan of liggen en dat de kans dus vrij groot was dat ze er ook vandaag nog wel zouden zijn. En dat was ook zo.
Dus bij soms zon en meest wolkenvelden een mooie wandeling gemaakt over hoge en verre velden en langs hoge en verre bossen naar het pastorale Wéris. En langs liefst vijf megalithische monumenten van duizenden jaren oud, van een grillig gevormde rechtop staande witte reuzensteen hoog op een heuveltop tot een bijna complete hunebed langs de weg even buiten Wéris. Ze riepen weer die onvermijdelijke vragen op naar het hoe en het waarom, vragen waarop voorlopig nog geen antwoorden bestaan. Geen vogels van betekenis, maar dat was in deze prehistorische context een futiliteit. Wel boswitjes trouwens, kleine witte vlindertjes als elfjes, op een zonnig moment op een open plek in het bos, en op een of andere manier vond ik die wel passend. Al lagen de bijbehorende sprookjes toen alweer ver achter me.

9 augustus 2017



Meer buitenlandse zaken: Roodborsttapuit