vrijdag 27 september 2013

Multitwitch

Noordse boszanger op de Maasvlakte kon ik nog negeren, immers geen nieuwe soort voor me. Arendbuizerd echter niet! En terwijl ik nog, vooralsnog vruchteloos, bezig was te proberen een tochtje naar de Maasvlakte te organiseren, met openbaar vervoer nauwelijks haalbaar, kwam daar ineens een 24 karaats rosse waaierstaart bij Petten de gemoedsrust verstoren: nieuw voor Nederland! Een simpel determinatievraagje op het forum van Waarneming.nl (dat daarmee zijn waarde wel weer bewees) bracht honderden vogelaars op de been. Was dit nou een gekraagde roodstaart? vroeg iemand. Nee, dit was geen gekraagde roodstaart, zo wezen de foto’s ondubbelzinnig uit. En voor die honderden vogelaars bestond er even niets anders meer dan rosse waaierstaart.
Oei, na maanden van relatieve rust kwam ineens alles tegelijk. Dat vroeg om een bijzondere actie.
Nou is Petten met openbaar vervoer prima te doen dus om te beginnen ’s morgens vroeg de trein naar Alkmaar genomen, van daar de bus naar Camperduin en te voet naar de oude manege achter de Putten. Daar stond het ontvangstcomité al klaar: tientallen vogelaars waren op zoek naar een glimp van de vogel. Die bleek momenteel te foerageren in een hoekje achterin het terrein, naast een schuurtje en voor een betonnen muurtje, en was daar maar heel af en toe zichtbaar. En dan nog alleen als je goed stond: als je tussen de schuur en een nabije schutting door tegen eens stukje van dat muurtje aan kon kijken. Stond je een meter opzij, dan zag je niks. Dus verdrongen we ons met zijn allen rond dat kleine stukje weg dat net het goede uitzicht bood en daar konden we uiteraard niet met honderd tegelijk staan. Eerder op de dag, en ook later, was-ie makkelijker, heb ik begrepen, maar op dat moment was het een hele toer om je in een kansrijke positie te manoeuvreren. Eén keer lukte me dat, op de schuine oever van de sloot tussen de weg en de manege, en kreeg ik de vogel enige tijd mooi te zien, boven op het muurtje zelfs. Rossig bruin vogeltje, lange meest opgewipte staart, koptekening, alles, terwijl ik me intussen schrap zette om niet in de sloot te glijden. Ha, hebbes! En de spanning die dit onooglijke vogeltje had teweeg gebracht, vloeide weg als water in een afvoerputje. Ik kon weer ademhalen. Intussen was de vogel weer uit beeld en liet zich geruime tijd daar althans niet meer zien.

Rosse waaierstaart binnen. Tijd voor verdere actie: arendbuizerd. Vandaag zou ik worden ingewijd in het echte autotwitchen. Stad en land afrijden om een paar leuke soorten te scoren. Want ik was intussen Pim tegengekomen en met hem kon ik meerijden naar de Maasvlakte. Twee uur rijden, aldus TomTom: om 12 uur ter plaatse. De euforie omtrent de waaierstaart maakte geleidelijk plaats voor spanning om de arendbuizerd. Zou-ie er nog zijn als we aankwamen? Zou hij een beetje meewerken? De gebruikelijke vragen. Op de Maasvlakte was het nog even zoeken naar de juiste plek. Ondertussen zagen we al een heel verdachte buizerd, rossig bruin met opvallend lichte kop, die in trage vleugelslag over de dijk van ons af vloog. Van achteren viel vooral het wit aan de staartbasis op. Waren we nou meteen al tegen de hoofdprijs aan geblunderd?
Even later vonden we de juiste plek. Diverse vogelaars stonden er te kijken naar een roofvogel die vrij ver rond cirkelde. Een kolossale buizerd, zo bleek bij de eerste blik door de telescoop, die de vogel opmerkelijk fraai in beeld bracht. Het was niet zozeer de grootte die opviel, want die was van deze afstand moeilijk in te schatten, hoewel een andere buizerd af en toe dicht in de buurt vloog. Het waren vooral de vleugels die opvielen: lang en breed en helemaal niet die wat ingesnoerde vorm die je van gewone buizerd gewend bent. Inderdaad bijna arendachtig. Rossige grondkleur, lichte kop, duidelijke polsvlekken, wat donker aan de onderbuik en lichte staart. Iets van een lichte plek op de bovenvleugels maakte de determinatie zo nodig helemaal af: ook arendbuizerd was binnen.
Overigens: geen wit aan de staartbasis.

Tenslotte stond nog de noordse boszanger op het programma. De berichten daaromtrent waren niet erg hoopgevend: de vogel was al uren niet gezien. Ter plaatse werd ons dat nog eens bevestigd. Een groepje vogelaars stond wat mismoedig in de bosjes te turen en checkte elk afwijkende, of minder afwijkende roepje, maar dat was tot nu toe zonder resultaat gebleven. De komende twee uren werden dan ook een oefening in geduld, en hoe langer hoe meer ook een oefening in acceptatie. Het wachten was niet onplezierig: het was spannend en het was gezellig met al die vogelaars onder elkaar. We hoorden af en toe een tjiftjaf. We zagen zwermen van duizenden spreeuwen over ons heen komen. Er passeerden een sperwer en een torenvalk en in de bosjes hielden zich onder andere wat zanglijsters op. Maar het resultaat was karig: één keer hoorden we een tijdje herhaald een afwijkend roepje dat mij aanvankelijk in verwarring bracht maar dat bij nader inzien wel degelijk de nobo was geweest. De vogel liet zicht echter niet zien.


26 september 2013

woensdag 25 september 2013

Werk

Men hoeft met ons natuurlijk geen medelijden te hebben maar soms kan vogelen echt wel hard werken zijn. Hard werken dat bovendien lang niet altijd de gewenste resultaten brengt. Zo stonden we vandaag bij de Ottersaat eindeloos te speuren tussen de goudplevieren op zoek naar een aziatische goudplevier die zich in die menigte zou moeten bevinden. We vonden genoeg kandidaten maar met wel tien mogelijke aziaten zit je natuurlijk niet zo goed want er zit er maar één. Het enige dat je kunt vaststellen is dat er blijkbaar nogal wat variatie bestaat tussen goudplevieren onderling. En zo bleef een uur werk zonder resultaat. Al waren natuurlijk die twee kleine strandlopers een aardige troostprijs.
In de noordelijke duinen gingen we vervolgens op zoek naar de daar gisteren ontdekte aziatische roodborsttapuit. Nu was zelfs het vinden van de juiste plek al een probleem. De GPS op de diverse mobieltjes bracht ons slechts kale duinen en karige bosjes. Geen vogels en vooral: geen vogelaars! Het kon toch niet zo zijn dat er nu al, pas één dag na de ontdekking, geen belangstelling meer was voor deze zeldzaamheid? Nee, hier ging iets niet goed met de moderne technologie. Na enige omzwervingen vonden we toch nog de plek en enkele vogelaars die er net vandaan kwamen stelden ons gerust: de vogel hield zich op in de vegetatie aan de rand van het duinmeertje. Maar eenmaal daar was de vogel natuurlijk net even uit beeld. En dat bleef zo. Waar we ook zochten, aan de ene kant van het meertje waar we over het wapperende riet heen stonden te turen of helemaal aan de andere kant waar we recht tegen het felle zonlicht in keken, roodborsttapuiten genoeg maar geen enkele aziatische. Wel paapjes, een tapuit, een gekraagde roodstaart maar geen spoor van de vogel die we zochten. Twee nullen op rij: ging weer lekker zo! Nog even een blik vanaf een naastgelegen duintje maar vergeefs, vergeefs, altijd weer … En ineens had ik ’m! luid en duidelijk in de top van een rietstengel aan de rand van de vegetatie, prachtig in de telescoop. Snelle actie was geboden want de vogel kon zo weer verdwenen zijn. Ik probeerde zo goed mogelijk uit te leggen waar hij zat, liet anderen door mijn telescoop kijken en volgde de vogel intussen met de verrekijker. Die vloog op, ging weer zitten, dook weg en kwam weer tevoorschijn, tot we ineens naar een paapje stonden te kijken. Uiteindelijk heeft iedereen dan toch nog de juiste vogel gezien, maar gemakkelijk was het niet geweest.
Ook de bladkoning in een boompje naast het restaurantje van de Robbenjager kregen we niet cadeau. Een tijdje stonden we vruchteloos te speuren tussen de blaadjes en de twijgjes om vervolgens eerst maar eens op het terrasje van het warme nazomerzonnetje te gaan genieten, onder het genot van een drankje en een hapje. Daarna nog even de blako geprobeerd en toen had ik ‘m dan toch, enkele keren mooi vrij zichtbaar tussen diezelfde blaadjes en twijgjes waartussen we zojuist nog zo vruchteloos hadden staan speuren. Maar hoe leg je nou uit waar je in zo’n boom precies aan het kijken bent? Uiteindelijk is het niet iedereen gelukt het beestje in beeld te krijgen.
En zo bleef het maar zwoegen, werken en sprokkelen. In Zuid Eierland probeerden we vergeefs een andere bladkoning te vinden en bij de golfbaan achter de Krim gingen we op zoek naar de roodpootvalk die daar was gemeld. We bestudeerden diverse biddende en jagende torenvalkjes en vonden verrassend snel de roodpoot: een heel ander type valkje zonder roodbruine kleuren, dat weliswaar geregeld stond te bidden maar niet zo aanhoudend als de torenvalken. Zo fantastisch als een paar weken terug was-ie niet, maar wel leerzaam.
Tenslotte probeerden we nog één keer de aziatische goudplevier in de Ottersaat, die daar inmiddels weer was gemeld. We vonden een goede kandidaat, met echt heel veel zwart in zijn verenkleed, een algeheel grijs voorkomen en een duidelijke wenkbrauw. Maar de vogel zat ineengedoken dus bouw en grootte waren niet te beoordelen, en van de ondervleugel kregen we weinig te zien. We lieten het erbij.

De opbrengst was al met al niet slecht maar het was hard werken geweest vandaag. Gelukkig waren we op Texel, dat scheelt. Dat scheelt zelfs aanzienlijk.

22 september 2013

zaterdag 14 september 2013

Definitie van niets

‘Er vliegt niet veel’, werd me te kennen gegeven toen ik bij hotel Savoy de telpost betrad. ‘Helemaal niets eigenlijk’. ‘Nou, dan gaat het vast nu beginnen’, antwoordde ik, terwijl ik de toch best stevige noordwester polste die inmiddels was opgestoken. Dat vond men rijkelijk optimistisch. Na een minuut of vijf wensten de drie heren me succes en vertrokken.
Een minuut of tien daar weer na passeerde een juveniele jan van gent. Vermoedelijk valt dat bij ervaren zeetrektellers nog wel binnen de definitie van niets, maar ik vind ze altijd weer mooi. Verder moest ik ze gelijk geven. Er vloog, als je het begrip maar ruim genoeg neemt, helemaal niets, na die gent.
Toen enige tijd later Rein Genuït arriveerde, herhaalde zich min of meer het gesprek van zojuist. Of er nog wat vloog. ‘Nee, niet veel. Vrijwel niets eigenlijk. Alleen één juveniele gent.’ ‘Nee, dat is niets’, beaamde Rein. Ja, gesprekken tussen vogelaars kunnen nogal voorspelbaar zijn. ‘Maar ach, je weet het niet hè, er kan zomaar een vaaltje langs komen’, zei Rein. ‘Of een kleine jager’, zei ik, ‘zou nog een nieuwe jaarsoort voor me zijn’. Want wij vogelaars tellen in jaren. ‘Nou’, zei Rein achteloos, ‘dan moet je nu kijken want daar gaat er een’. Het kostte me enige tijd voor ik ‘m te pakken had, maar toen had ik mijn nieuwe jaarsoort binnen.
Maar in ruime zin valt een eenzame, verre kleine jager boven zee in september nog wel binnen de definitie van niets. Ook vier rosse grutto’s, drie smienten, twee bontjes en drie dwergmeeuwen waren slechts rimpelingen in het ledige universum van het niets. Plus nog het een en ander dat Rein omriep maar dat ik niet vinden kon. Ik blijf een kluns, wat zeetrek kijken betreft. Maar ach, ik heb er lol in.
Toen kreeg Rein een berichtje: kleine jager ter plaatse in de monding van de buitenwatering.
Een kleine jager ter plaatse, dat is iets, vind ik. Na even zoeken hadden we de vogel gevonden, drijvend tussen de golven. Wel een nogal grijsbruin beestje, vonden we allebei, het zou toch geen … Toen vloog-ie op en was het onmiskenbaar een kleinste jager. Opvallende streping op witachtige ondergrond op boven- en onderstaart en slechts twee witte schachtstrepen langs de vleugelboeg: klopte helemaal. Ook was van hieraf vaag iets te zien van het patroon van witachtige veerranden op de bovendelen, wat trouwens later op foto’s die van het strand af gemaakt zijn, veel duidelijker te zien was. Nee, dit was verre van niets. Ook de bouw van de vogel en de kop- en snavelvorm wezen eenduidig op kleinste jager. Het scheelt maar twee letters maar veel schaarser en veel leuker dan kleine.
Geruime tijd bleef de vogel ter plaatse, vlak voor het strand afwisselend op het water en rondvliegend boven de branding. Even joeg hij achter een stel meeuwen aan. Zo maakte hij ook enkele toegestroomde lokale vogelaars gelukkig. En die zijn hier wel wat gewend, dus dat is niet niets.

14 september 2013


Meer aan zee: Pelagisch

dinsdag 10 september 2013

Na regen …

Na regen kwam zonneschijn, om maar weer eens met een heerlijk cliché te beginnen. Een verrassing was dat wel, na de onheilspellende vooruitzichten zoals die gisteren nog werden afgekondigd. Misschien dat in de middag in het zuidwesten nog heel af en toe de zon zou doorbreken, beloofde men heel zuinigjes, maar eerst zou er nog heel veel regen vallen.
Het mooie was, dat die regen eigenlijk al over was toen ik in Dordrecht Stadspolders uit de trein stapte. Het was nog wel grijs toen ik met het vouwfietsje onderweg was naar de pont bij de Kop van 't Land, maar blauw was al in aantocht. Nou is de Biesbosch wel een beetje zuidwest, maar een oude wijsheid werd weer eens in ere hersteld: blijf nooit thuis voor regen die alleen maar voorspeld is.
Dat viel dus mee. Wat een beetje tegenviel was dat toen ik arriveerde op het betreffende dammetje in polder Hardenhoek, er daar van de buidelmezen die er alle afgelopen dagen waren gezien, nog niets was vernomen. En wat ook tegenviel was dat men mij wist te vertellen dat de steppekiekendief die ook vanmorgen nog verbleef in de akkers ten noorden van polder Maltha, hoog was weggevlogen en inmiddels alweer enige uren onvindbaar was. Dat was weer fraai allemaal: een dubbele nul dreigde.
Nou ja, dat was dan maar zo, voorlopig andere vogels dan maar. Die waren er voldoende. Want veel droogte vandaag in Hardenhoek, en dat betekent altijd ook veel vogels. Ontstellend veel ruiende eenden bijvoorbeeld. Meest natuurlijk wilde eenden, slob- en krakeenden en wintertalingen, maar ook heel wat smienten die alweer uit hun noordelijke broedgebieden waren teruggekeerd. Daarnaast ontdekte ik onder andere zomertaling en pijlstaart. Wat steltjes betreft vooral kieviten en watersnippen. Maar daartussen is het altijd prettig zoeken en dat leverde wat kemphanen op, bonte strandlopers, bontbekplevieren, twee kleine strandlopers en één kanoet. En daarnaast waren er natuurlijk de zilverreigers die voor wat afleiding zorgden: heel wat grote en ook een paar kleine, die ik zelf nog mooier vind. Echte engeltjes zijn dat. Een visarend vloog mooi laag over en ver en hoog verscheen een juveniele zeearend aan de inmiddels al behoorlijk blauwe hemel. Natuurlijk, allemaal te verwachten hier, allemaal vaste gasten in deze tijd van het jaar, maar toch voldoende om een mens weer wat op te vrolijken. Zeker toen de zeearend al cirkelend bijna recht boven ons aanlandde, weliswaar nog altijd hoog maar erg indrukwekkend, en daar bovendien werd lastiggevallen door een buizerd die ‘m stevig op de huid zat: wat een dwerg! Maar wel dapper.

Al die tijd al waren er regelmatig gele kwikstaarten in de buurt. Aan de andere kant van Hardenhoek, nabij het boomgat, leek het wel een verkeersplein van gele kwikstaarten. Het wemelde ervan. Hier ook een groene specht, en zicht op liefst twee zeearenden in de bomen aan de andere kant van de polder. Een juveniel en een adult, niet erg dichtbij maar vooral de adulte vogel zat er mooi bij vond ik.
Toen was het tijd om me toch nog maar te mengen in de zoektocht naar de juveniele steppekiek. Verschillende groepjes vogelaars stonden her en der in de polder te wachten op diens terugkeer. Vergeefs, tot zover. Een vrouw blauwe kiek zorgde nog even voor opwinding, maar dat duurde niet lang. In de akker een paar tapuiten; een groenpootruiter en een grote zilverreiger vlogen langs.
Ach, zeearenden, grote zilverreigers: ik herinner me nog de tijd dat één van beide al voldoende was om een gelukzalige glimlach op je gezicht te toveren die de eerste dagen niet meer zou verdwijnen. Maar toen ineens een paar auto’s die een onverhard weggetje in reden, naar verderop waar de telescopen al opgesteld stonden en de telelenzen al uit de autoraampjes staken. Nauwelijks meer verwacht maar wat ik hoopte, wat we allemaal al urenlang hoopten, was gebeurd: steppekiek was teruggevonden. Hij had ons lang in spanning gehouden, maar daar zat-ie dan toch, tegen een ruig stukje in de akker aan. Poetsend, af en toe een vleugel strekkend en wat om zich heen kijkend. Fraai. Misschien niet de meest prominente boa en halsring die je je kunt voorstellen, maar daar moesten we het dan maar mee doen. Het oogmasker was prachtig, met net wat meer wit onder het oog dan erboven. Na enige tijd vloog-ie op en vloog een tijdje mooi dichtbij rond: een klein ogende, wat compacte kiekendief met smal uitlopende, bijna puntige vleugels. Ongestreept roodachtig bruin van onderen, met wat zwakke en onregelmatige bandering op de witte handpennen en een open vleugelachterrand. Dat leek me voldoende voor een zekere determinatie. Tenslotte steeg de vogel samen met een vrouwtje blauwe kiekendief hoog op en leek naar het noorden te vertrekken.

8 september 2013