dinsdag 16 april 2024

Rijnstrangen

Op zoek naar weer eens een leuke soort kwam ik bij de Jezuïtenwaai terecht, voor roodkopklauwier die daar gisteren was ontdekt. Ik werd al gauw uit de droom geholpen en dat had ik al een beetje zien aankomen want geen enkele melding vanochtend: die was er niet meer. Jammer natuurlijk, maar geen drama. Hij was eigenlijk vooral een kapstokje geweest om een leuk tochtje naar een mooie omgeving aan op te hangen. De Rijnstrangen, in een uithoek van het land voorbij Arnhem tussen Duiven en Pannerden, zijn ook zonder roodkopklauwier de reis wel waard. In elk geval was er heel acceptabele compensatie van een rode wouw die een paar kilometer verderop rondvloog boven de rietvelden en de watergangen van Berghoofdseveer. Rode wouw is zo’n soort die eigenlijk alles goed maakt, van rode wouw wordt je altijd blij. Daarnaast bruine kiekendieven, hoempende roerdompen, zomertaling, geelpootmeeuwen, gele kwikstaarten, gekraagde roodstaart en braamsluiper: allemaal niet zeldzaam maar er was dus genoeg te beleven. Mijn eerste landkaartje van het jaar, mijn eerste glassnijder en vuurjuffer, alleen de namen al … Maar eigenlijk waren die toch een beetje bijzaak. Hoofdzaak was dat landschap van de Rijnstrangen. Dat oude rivierenland van waterlopen en rietvelden, van oude rivierarmen en ooibossen, een landschap gevormd in de vele eeuwen dat de rivier hier nog haar eigen gang kon gaan, niet gekooid door dijken en dammen. Lang geleden dus, maar sindsdien gekoesterd en gecultiveerd. Geen toonbeeld meer van maar een herinnering aan de krachten die zo’n rivier uitoefent als je hem zijn gang laat gaan.

14 april 2024





zaterdag 13 april 2024

Van alles en nog wat

Er was voor vandaag meer dan 20 graden Celsius voorspeld en volop zon dus daar moest ik iets mee. De vraag wat dan wel, was eerlijk gezegd al grotendeels beantwoord. Vanmorgen zou ik Marjan en Harriët blauwborst gaan laten zien, want die is zo mooi en Marjan had er nog nooit een gezien. Dus om 7 uur op weg naar Tienhoven, waar ik er wel een wist te zitten.
De eerste blauwborst hadden we al in de Molenpolder. Hij zat dicht langs het weggetje te zingen en liet zich geruime tijd prachtig zien. We konden dus naar huis, maar gingen toch maar door naar Tienhoven. In de Tienhovense plassen zongen snor en cetti’s zanger en ineens klonk het ‘koekoek koekoek’. Die was mooi op tijd. Verderop bij de eendenkooi de blauwborst die ik gepland had. Hij zong volop en ook deze liet zich fraai zien. Ook iemand met meer dan 400 soorten op zak wordt daar nog gelukkig van. Missie volbracht dus, belofte voldaan. Nog even een hoempende roerdomp en de dames vertrokken naar andere verplichtingen.
Alleen verder. Naar de Veenkade: baltsende havik, minimaal vier bruine kiekendieven en alweer de eerste sprinkhaanzanger, het voorjaar verzet onverstoorbaar zijn pionnen, precies zoals ieder jaar. En naar Maarssen en naar de Haarrijnse plas voor liefst zeven grote zee-eenden die daar gisteren zijn ontdekt. Ook vandaag zaten ze er nog, prachtig dichtbij vanaf de noordoostoever van de westelijke plas.

Ook de avond was al gepland: we zouden op avondexcursie gaan naar het rivierengebied. Op weg naar de verzamelplaats nog even zelf iets verzonnen, hoewel ook weer niet helemaal: op de Uithof waren beflijster en zwarte roodstaart gemeld dus daar nog even langs gefietst. Beide gevonden en beide mooi gezien.
Rivierengebied werd Everdingense waard. Plannen voor meerdere bestemmingen vanavond bleken iets te ambitieus maar dat bleek geen enkel bezwaar: Everdingen verzorgde een volmaakte avond. Roerdompen hoempten, tussen de grutto’s bevonden zich enkele glaszuivere ijslanders en we vonden kluten en kleine plevieren. Van de diverse cetti’s zangers die op onze route zongen, liet er één zich aardig zien. Maar het hoogtepunt van de avond kwam op conto van enkele roerdompen die een show weggaven zoals ik nog maar zelden gezien had. Aan de overkant van de smalle nevengeul verscheen er een open en bloot voor de rietkraag. En al gauw zagen we een tweede. Allebei volledig vrij zichtbaar en zowat beeldvullend in de telescoop, voerden ze een soort paringsdans uit van vier bruine rietmonsters. Ze wandelden langs het water, stonden soms even stil, soms strekte de een zich tot een soort paalhouding en een andere keer ging de ander diep door de knieën en maakte zich breed, waarop de diep resonerende baltsroep klonk. Na een tijdje verdwenen ze rechts uit beeld, maar toen zagen we er ineens links eentje tevoorschijn komen. En zelfs een tweede, een vierde dus feitelijk, namen we aan. Waarop zich min of meer hetzelfde tafereel afspeelde als zojuist.
Als toegift nog een stuk of zes regenwulpen tussen de grutto’s en de kluten en we konden naar huis.

6 april 2024