dinsdag 31 oktober 2017

Bruine boszanger in de Lek-uiterwaard

Wat een fijne hobby hebben we toch. Sta je ineens, voordat het dagelijkse werk een aanvang neemt, met je poten in de natte klei in een Lek-uiterwaard nabij Schalkwijk. Ganzen over, een groep van een stuk of 25 veldleeuweriken, een golf van zowat honderd kramsvogels, allemaal naar zuid terwijl laag boven de horizon de zon door de af en toe wat dunnere bewolking schemert en een sfeerrijk lichtspel creëert. En uit de wildernis voor ons af en toe een herhaald kort, smakkend roepje. Een roepje dat klinkt als …, ja, als wat eigenlijk? Af en toe van verderop, af en toe schijnbaar dichtbij. Het is de bruine boszanger die hier gisteren door de onvolprezen Bram Rijksen is ontdekt. Lang niet zijn eerste goede vondst in de regio de laatste tijd. Maar brubo is wel de kroon op zijn werk denk ik: ook landelijk zeldzaam en voor de provincie vrij uniek. Er is slechts één eerder geval bekend, een ringvangst bij Eem in oktober 2013. En nu dus hier, in een stukje wildernis van wilgen, braamstruweel, biezen en watertjes in de uiterwaard. Hij is tamelijk luidruchtig, voor een bruine boszanger: geregeld klinkt zijn roepje en zo kunnen we aardig pijlen waar het beestje ongeveer uithangt. Maar het is lastig hem in beeld te krijgen. Zoals dat hoort bij deze soort. Een brubo die zich makkelijk laat zien is geen echte brubo. Nog meer kramsvogels vliegen over, tijdens het zoeken en wachten. Ook wat koperwieken. En boven de Lek vliegt enige tijd een mooie adulte geelpootmeeuw rond. Om het niet al te gemakkelijk te maken zien we in het gekrioel van takjes en twijgjes af en toe tjiftjaf en winterkoning, maar gelukkig laat ook bruine boszanger zich enige tijd mooi zien. Als een klein, bruin muisje met vleugels en een opvallende wenkbrauwstreep, kruipt-ie van takje naar takje, verdwijnt uit beeld maar duikt even verder weer op en is af en toe volledig vrij zichtbaar. Niet echt vlakbij maar toch fraai. We kunnen er weer tegenaan vandaag.

31 oktober 2017

maandag 30 oktober 2017

Spectaculaire zeetrek langs de Maasvlakte

Een fikse noordwesterstorm afgelopen nacht en vanochtend, vooral in het noorden maar ook in het zuidwesten zou het stevig waaien uit het noordwesten: de ideale dag om het weer eens te gaan proberen aan zee. Met twee auto’s gingen we op weg en rond half 8 stonden we op de nieuwe trektelpost aan de zeedijk van de Tweede Maasvlakte. Het was nog schemerig toen ik al aan de horizon het vliegbeeld van een keilende pijlstormvogel meende te zien. In alle hectiek, de harde wind, de gevoelsmatig astronomische afstand tot de voorhoede die vlak voor ons op stoeltjes voor het houten schuttinkje zat, lukte het me niet tijdig aandacht voor dit geval te vragen, het duurde ook niet lang voordat de vogel was opgelost in de oneindigheid van tijd en ruimte, en alleen Toon, die naast me stond, had ik erop gewezen. Het leek een donkere vogel dus grauwe? Maar hij was ver en het was nog een beetje schemerachtig dus wat is dat waard? Hij oogde meer als een noordse vond ik, wat compacter, met stijve en niet zo spitse vleugels. Maar ja, ver weg, korte tijdsduur …
Anyway, een verre jan van gent, een vrij verre kleine jager, een minder verre middelste jager (veel forser, veel zwaarder gebouwd en met iets dat een duidelijke borstband leek), een alk, alles boven een woeste zee met meters hoge golven en witte schuimkoppen die verwaaiden in de stormwind. Het eerste vaaltje dat werd omgeroepen, dichtbij door de branding, miste ik. Kon ‘m gewoon niet vinden. En dat terwijl vaal stormvogeltje mijn grote wenssoort was vandaag: alweer vier jaar geleden zag ik die voor het laatst en los daarvan is het een geweldig beestje, zo’n dapper zeevogeltje dat de oceanen en hun stormen trotseert. Hoeveel weegt dat nou helemaal? Dat zoiets zich weet te handhaven bij noordwest 7 of 8, het is een mirakel.
Ook het tweede vaaltje dat langskwam, was niet aan mij besteed. Het derde wist ik, zij het op het nippertje, wel op te pikken. Al honderden meters voorbij de telpost wist ik het gevalletje, nog slechts een klein, donker en langvleugelig beestje dat over de branding vloog, nog net in de telescoop te vangen. Hoera! Maar dat moest nog wel beter. Met het vierde vaaltje ging dat niet lukken: ik zag precies op het moment dat ik de scoop losliet in mijn ooghoek nog net een zwarte flits langs schieten. Toen ik weer keek, was-ie zoek. Telt niet.
Toen een bericht: bij de Maasmond, enkele kilometers verderop, hadden ze al twee stormvogeltjes (let op: je hebt dus het vaal stormvogeltje en een die gewoon stormvogeltje heet en overigens veel minder gewoon is dan het vaaltje; die is voor mij alweer meer dan tien jaar geleden) en twee vorkstaartmeeuwen (ook niet mis) en al meer dan tien vaaltjes waarvan de meeste dichtbij. Dát was blijkbaar de plek vandaag, en niet deze nieuwe, veel westelijker en dus in theorie veel beter gesitueerde telpost en na kort beraad stapten we in de auto en voegden we ons bij de flinke groep vogelaars die bij de oude telpost op de dijk stond. Deze keus legde ons geen windeieren. Al meteen vielen ons de drieteenmeeuwen op: veel meer en veel dichterbij dan zojuist. Af en toe kwamen ze vlak voor ons langs gevlogen en dat is elke keer een feestje want het zijn geweldige meeuwtjes. Mij was het op dat moment niet duidelijk of we met telkens nieuwe, langstrekkende exemplaren te maken hadden of met vogels die stationair hier rond de Maasmond rondhingen, maar op trektellen werden voor vanochtend meer dan 800 langstrekkende drieteentjes gemeld!
Woeste golven sloegen geregeld finaal over de blokkendammen heen, zowel die vlak voor ons als die aan de overkant tussen Maasmond en Noordzee, en spatten geregeld hoog boven de rood-wit gestreepte toren aan de overkant uit. Langsvarende zeeschepen leken een speelbal van de elementen, hevig deinend op de zware golfslag. Op het eerste vaaltje hoefden we niet lang te wachten: eentje verscheen aan de binnenkant van de nabije blokkendam boven het daar naar verhouding rustige water. Hij zwierf wat over de golven en kwam tot op amper tien meter, voor-ie de blokkendam overstak en maar een klein beetje minder dichtbij de golven betrappelde. Een tweede verscheen, net zo dichtbij, even later een derde en toen zelfs een vierde. Alle vier vlak langs ons heen, foeragerend boven de golven. Het was fantastisch! Wat een beestjes. Langzaam zwoegden ze tegen de stormwind in naar west. Af en toe werd er eentje ineens ver teruggeworpen en was het alsof-ie opnieuw moest beginnen, maar ze hielden stand en schoven langzaam uit beeld. Niet veel later twee nieuwe vaaltjes. Net zo dichtbij als zojuist, net zo fraai, trappelend boven de golven. Af en toe was het alsof ze op het water gingen zitten maar de vleugels bleven gespreid en uiteindelijk trappelden ze moedig voort. We zagen er daarna nog geregeld, wel niet meer zo dichtbij als die eerste maar nog altijd prachtig. Hoeveel het er uiteindelijk geweest zijn vind ik lastig te schatten. Vaak wist je niet of je naar een nieuwe keek of naar een vogel die daar al een tijdje rondhing of een van zojuist die weer een stukje was teruggeworpen. Het deed er weinig toe. Het was een geweldige belevenis. Zo mooi zag ik vaal stormvogeltje nog nooit. En intussen ook een grote jager, twee keer een juveniele gent vlak langs ons heen, de tweede ook nog even ter plaatse op de golven, een roodkeelduiker halverwege de Maasmond, wat dwergmeeuwtjes, een kleine jager die fanatiek achter een meeuw aan joeg en een slechtvalk laag over ons heen, met prooi waarvan we ons al voorstelden dat het het stormvogeltje was dat eerder bij Scheveningen gemeld was en waar we op stonden te wachten. Waar we ook op stonden te wachten, was een zwarte rotgans die bij Katwijk was gemeld, vliegend naar zuid. En warempel, na diverse groepen rotganzen gecheckt te hebben, hadden we beet bij een gans die in zijn eentje kwam overgevlogen. Wat we ook zagen waren groepen veldleeuweriken die over het woeste water kwamen aangevlogen. Niks zeldzaams aan natuurlijk maar wat een bikkels! Het was een geweldig spektakel en dat stormvogeltje en vorkstaartmeeuw zich niet meer lieten zien, vergaten we met liefde. Maar na half elf of zo viel het ineens stil. Ineens waren de vaaltjes op. Ineens konden we geen jager meer vinden boven zee. Alleen de drieteenmeeuwen vlogen onverminderd door. Toen we tegen twaalven al meer dan een uur geen vaaltje meer gezien hadden, was het tijd om te vertrekken.

29 oktober 2017


Meer aan zee: Aan zee

woensdag 25 oktober 2017

Texel

Je hebt vogelen en vogelen. Je hebt vogelen zoals tijdens de vrijdag en zaterdag van het jaarlijkse Dutchbirdingweekend op Texel, toen we ons vooral bezig hielden met achter de ene leuke soort na de andere te snellen. Met enig succes, dat wel. Grote kruisbekken waren na een half uurtje wachten present en showden fraai hun kolossale snavels. Goeie soort en al enkele dagen ter plaatse in de Staatsbossen, even ten noorden van Westerslag, tijdens het weekend een goede plek om andere vogelaars te ontmoeten. Aan de andere kant van het eiland stal een sneeuwgors de show. Liet zich op de parkeerplaats bij paal 28 tot op enkele meters benaderen. Dat was vrijdag. Zaterdag een reeks fijne soorten. Twee soorten franjepoot, roodhalsgans, mooie bladkoning, jagende slechtvalk, roodhalsfuut en een uiteindelijk voor allen succesvolle jacht op hop. Het was smullen. Vooral die hop was een belevenis. En we mogen ons gelukkig prijzen dat Toon hem de eerste twee keer dat we de vogel zagen, telkens nog gemist had. Anders hadden we misschien niet de moeite genomen ons naar de tuintjes te haasten toen de vogel daar gemeld werd. Want dat werd wel onze ultieme hop. Hadden we hem tot dat moment alleen nog maar over ons heen zien vliegen, daar zat de vogel langdurig te foerageren op het wandelpad en doordat de toegesnelde meute zich toen voorbeeldig gedroeg, ja dat mag ook weleens gezegd worden, kregen we uitgebreid de kans hem te observeren. Een buitenkansje. Zo mooi nooit eerder in Nederland.

Zondag hebben we wat meer de tijd genomen om te struinen en zelf iets te vinden. Met kleine bonte specht op de Robbenjager als resultaat: erg leuk voor Texel maar toch niet waarvoor je als Utrechter de verre reis onderneemt. Uiteindelijk kwam het toch weer neer op lekker struinen en zoeken terwijl anderen de zeldzaamheid vinden. En zo moesten we toch weer achter de soort van de dag aan: ijsduiker in zomerkleed op de Waddenzee bij de IJzeren Kaap. Nieuw voor dit jaar, wat mij betreft, nieuw voor Texel, maar vooral dat zomerkleed! Nog nooit gezien, dus dat was wel een snelle actie waard.
Net toen we daar weer wegreden, zomerkleed ijsduiker in de tas, werd een vaaltje gemeld, in vlucht in de buurt van de ijsduiker. Nou ja, pech, omkeren had geen zin, dachten we, dat beest was allang weer verder gevlogen. Kwartiertje later: nog steeds ter plaatse, dus het had toch wel gekund. Nou ja, nu zou het wel te laat zijn, omkeren had geen zin meer. Daarna idem. En idem. Tot we tenslotte toch maar terug gingen. En te laat waren.

Maandag was het Dutchbirdingweekend voorbij en verhuisde ik van de Krim naar Prins Hendrik om me bij de familie te voegen. Nu werd het pas echt een andere manier van Texel beleven. Met de fiets, en met de familie. Dus wat meer rust, wat meer de tijd genomen om te genieten van het prachtige nazomerweer en van de overweldigende kleurenrijkdom die de herfst over het eiland had uitgestort. Al zullen wellicht niet alle betrokkenen dat van die rust en die tijd beamen. Want ik was natuurlijk toch nog de meeste tijd op pad. Gestruind door de duinen rond De Muy, gezworven over de Slufter, vanaf de buitenste duinen over zee staan kijken en vanaf de waddendijk de Schorren en de kwelders afgezocht en Utopia natuurlijk, immers vlak om de hoek. Geen grote zeldzaamheden hoor, maar het was #genieten, met strandleeuweriken, kluten, kanoeten, rosse grutto’s, zilverplevieren, lepelaars, kleine zilverreiger, noem maar op. En weer terug was er telkens weer ons parkje, het ritselende herfstgoud, de mussen in de hagen, de koperwieken, de putters en verderop de molen van De Bol die fier stond temidden van de omringende wateren. Heerlijk terugkomen is dat. En heerlijk boodschappen doen ook, naar Oosterend: langs De Bol en de molen, langs de Waddendijk en indien gewenst langs het wad, langs de Krassenkeet, door het stille Oost en door Texels onvolprezen polderland om uiteindelijk te belanden in misschien wel het meest pittoreske, het meest knusse en sfeervolle dorp van het eiland, met zijn machtige kerkje omgeven door smalle straatjes en oude huisjes.
Maar uiteindelijk draaide het toch allemaal weer uit op een megatwitch. Eerst was er nog die vermeende aziatische roodborsttapuit in de Tuintjes. Ik was met Renske in de Slufter toen de melding kwam en al gauw haastten we ons naar het noorden. Aan de vogel wordt door velen getwijfeld maar ik geloof er nog wel in. Wat sommigen er ook over zeggen, de vogel oogde bleek van onder en koud van boven. Niet minder bleek en koud dan sommige eerdere, aanvaarde gevallen. Ontbreken van wenkbrauwstreep zie je ook bij diverse eerdere gevallen terug. De behoorlijk zwart ogende ondervleugeldekveren en de ogenschijnlijk (vrijwel?) ongestreepte rossige stuit die sommige (hoewel matige) foto’s laten zien, lijken het geval ook wel goed te doen, evenals de handpenprojectie die me bij vergelijking van diverse foto's wat aan de lange kant lijkt voor gewone. Daarnaast noemt de Kenmerkengids bij eerste winter onder andere nog de lichte, zandkleurige randen aan veren op bovendelen en kruin die brede lichte banen vormen: daar zie ik op foto's in elk geval op de rug wel iets van terug. En de brede, crèmekleurige randen aan tertials en armpennen die een groot licht vleugelpaneel vormen. Ook dat is op de foto’s wel te zien. Maar de twijfels blijven en dat neemt toch iets weg van de glans van zo’n soort.
De echte klapper kwam een dag later. Ik meende me een ontspannen ochtendje struinen door de Nederlanden te kunnen veroorloven, zonder telescoop op mijn rug te hoeven mee zeulen, toen ineens die melding: BLONDE TAPUIT! Op dat moment amper twintig minuten fietsen van me vandaan, dus er was geen keus. Nat van het zweet ter plaatse, waar de vogel, inmiddels tot westelijke benoemd, gelukkig nog in beeld was. En nog meer gelukkig mocht ik wel door enkele collegiale telescopen gluren: lifer! ’s Middags, nadat we Esther bij de boot hadden afgezet, nogmaals en nu met zijn drieën bij de vogel wezen kijken. Uiteraard nu wel mijn telescoop mee, zodat ik uitvoerig de tijd voor hem kon nemen. Hij zat niet heel dichtbij maar liet zich toch fraai bekijken, foeragerend op de hooiberg. Een prachtige vogel. Een zonnige vogel ook: de warme, bijna oranjeachtige kleuren op rug en borst maken er naar alle waarschijnlijkheid een westelijke van. Derde voor Nederland. Intussen was het aangenaam toeven in het namiddagzonnetje, terwijl een journalist van TV-Noord enkele van de aanwezigen interviewde. Een hoofdrol was er natuurlijk voor de ontdekker, Koen Stork, scholier nog die echter zijn kwaliteiten al bewezen had tijdens de misterybird-competitie afgelopen zaterdag (had hij deze tapuit afgelopen weekend gevonden, dan had-ie twee verrekijkers gewonnen). Ook mezelf zag ik later kort terug in het filmpje op de site van TV-Noord.
Het was een heerlijke kers op de taart. Dat na de bijna zomerse sferen tot nu toe het weer ineens omsloeg mocht de pret niet drukken. Harde wind, prachtige buienluchten, af en toe een behoorlijk nat pak, ach, dat hoort er ook bij. Op de zeereep uitkijken over een woeste zee, hoge golven, witte koppen, zeekoeten die door de golfdalen snellen, een roodkeelduiker hier en een roodkeelduiker daar, machtige jannen van gent en een grauwe pijl aan de horizon, het is allemaal bepaald geen straf. En dat ik een vale lijster op buureiland Vlieland aan me voorbij moest laten gaan … Er was nog de optie van een boottocht van Texel naar Vlieland, maar 100 euro, ik weet niet waar precies de grens ligt van wat een twitch mag kosten, aan tijd, aan moeite, aan inbreuk op je vakantie en ook aan geld, maar het leek me op dat moment dat die grens onder de 100 euro lag. Misschien denk ik daar een volgende keer anders over maar ach, het deed even zeer, ik zal dat niet ontkennen, maar uiteindelijk kan ik wel leven zonder vale lijster, al geldt natuurlijk hetzelfde voor die 100 euro. Hoe dan ook, over een jaar ben ik die vale lijster vergeten. Die westelijke blonde tapuit zeker niet.

22 oktober 2017

donderdag 5 oktober 2017

Herkansing

Herkansingen, je hebt ze in alle soorten en maten maar deze sprak wel zeer tot de verbeelding. In elk geval tot mijn verbeelding en ik was niet de enige, gezien de meute die zich vanochtend over de Overijsselse binnenwegen bewoog. Ik was de vogel eerlijk gezegd na de monumentale dip van precies een week geleden alweer zo’n beetje vergeten, dat had moeite genoeg gekost, maar gisteren dook-ie ineens weer op, in de buurt van Hasselt: de keizerarend van de Brobbelbies. Een herkansing dus, en een die ik als het effe kon niet aan me voorbij wilde laten gaan. En dat hoefde ook niet, want ik kreeg een lift aangeboden: ik kon meerijden met Ted Hoogendoorn, met 471 soorten op de teller een vermaard twitcher. Dat gaf vertrouwen.
Om vijf voor zes in de ochtend zat ik in de trein. Om kwart over zes werd ik opgepikt in Maarn en kort voor zonsopkomst stonden we aan de Rechterensweg te kijken hoe het eerste ochtendlicht zich ontfermde over de Stadsgaten, natuurgebiedje van Staatsbosbeheer bij Hasselt. En we waren nog lang niet de eerste: tientallen auto’s stonden al geparkeerd in de berm van dit smalle landweggetje en met velen stonden we te wachten tot de arend tevoorschijn zou komen. Overvliegende graspiepers. Voor ons een moerassig veldje geflankeerd door een bosje links en een bosje rechts, en een paar honderd meter verderop een handvol vogelaars. Een handvol vogelaars die de vogel zien! zo zoemt het hier door de groep. Hij vliegt! Jawel, hij vloog, de andere kant op, van ons vandaan en in elk geval voor mij buiten beeld. Sommigen hier schenen de vogel kort gezien te hebben maar ik stond net op de verkeerde plek. Niet voor het laatst, vrees ik. De vogel scheen geland te zijn in een populier in de verte, we zagen daar de buizerden onrustig rond de boom cirkelen maar de arend zagen we niet. En weer opgevlogen, luidde het bericht, in westelijke richting. Verder even geen nadere mededelingen. Allemaal stapten we in de auto, allemaal reden we in zo groot mogelijke haast het landweggetje af, maar feitelijk wist niemand waarheen.
De hectiek van dit eerste uur stond model voor die van een groot deel van de ochtend. Er volgden nieuwe berichten: vogel nu ‘hier’ ter plaatse, vogel weer opgevlogen, vogel weer ter plaatse. Maar telkens waren we te laat, soms maar een minuutje. ‘Vogel in zuidwestelijke richting verdwenen’, waarna het enige tijd angstvallig stil was. We belandden in polder Mastenbroek, ten westen van Hasselt. We zagen buizerden, we zagen een zwerm kieviten die klaarblijkelijk in paniek de lucht in ging, al was die paniek natuurlijk vooral wensdenken onzerzijds, en we zagen een weiland met 32 grote zilverreigers. Uitgestrekt polderland, uitzicht tot in de verste hoeken. Schuren, boerderijen, boomlanen. We bestudeerde elke buizerd maar natuurlijk was elke buizerd inderdaad een buizerd. Ver weg in de polder zagen we een kleine samenscholing van auto’s en mensen. Hoopvol gingen we die kant op maar het bleken vissers te zijn. De dag was nog jong, hield ik mezelf voor, maar als je jezelf zoiets moet voorhouden, is er natuurlijk reden tot zorg. Ik voelde geen paniek hoor, ik voelde gelatenheid. Acceptatie al bijna: keizerarend, blijkbaar niet mijn vogel.
Toch was het nog maar amper negen uur toen er weer een melding kwam: vogel ter plaatse langs de Wolfshagenweg. Dat was vlakbij, constateerden we na raadpleging van google maps! We keerden de auto en raceten naar de aangegeven plek. Van verre zagen we al de vogelaars staan, turend door hun telescopen, allemaal in dezelfde richting. Zo moeten we het hebben, dachten we. We stappen uit en voegen ons bij de meute: ‘ja hoor, hij zit er’. Telescoop opgesteld, even zoeken in de aangegeven richting en bingo!

Wij, de winners, zie ons daar staan langs dat landweggetje, tussen de geparkeerde auto's, de telescopen gericht op een keizerarend verderop in het land. Je moet een behoorlijk fanatieke vogelaar zijn, je moet twitcher zijn om zo’n moment ten volle te kunnen appreciëren. De euforie, de vreugdekreten, wat een berg verzameld geluk hier op dat landweggetje diep in Overijssel, je zou het de hele mensheid toewensen. Hij zat wel niet heel dichtbij maar toch: formidabel was-ie, prachtig zichtbaar door de scoop. Wat een bakbeest! Die fiere gestalte, die stoere kop, die zware snavel. Eindelijk de tijd om de vogel eens goed in ons op te nemen. Een arend, een echte arend. Verenkleed van licht beige-bruin tot donkerbruin, met bijna zwartachtige vlekken op buik, op rug en op de kop. Sommige aanwezigen suggereerden nog Spaanse keizerarend. Dat wordt nog wel een dingetje: gaan we die (of juist de ander) uit kunnen sluiten of zitten we straks met een keizerarend spec. die we niet eens mogen tellen? Maar ach, die lijstjes … Wat een fantastische vogel. Na een tijdje ging-ie vliegen en vloog prachtig voor ons langs laag tot half hoog over het weiland. Die enorme lappen van vleugels, die diep ingesneden vingers, die traagheid van bewegen: een echte arend. Een jongensdroom!
Nog een paar keer krijgen we hem te zien, zittend in het veld en laag in vlucht, maar niet meer zo mooi als die eerste keer. We eindigen, bij Genemuiden, met een mooie bonus: juveniele zeearend boven een bosje in de verte. Hij is ver, maar hij is glashelder: zo’n totaal andere vogel eigenlijk. Keizerarend is weer even uit beeld. We besluiten het hierbij te laten en gaan naar huis. Waar het leven doorgaat, met of zonder keizerarend. Waar de formatie voort ploetert, het Nederlandse voetbal nog altijd in deplorabele staat verkeerd en Trump en Kim doorgaan met als kleine kleuters elkaar voor van alles uit te maken. Morgen weer een dag zónder keizerarend. What else is new?

4 oktober 2017


Wat voorafging: Wij de loosers

Meer twitchen: Arend