vrijdag 21 december 2012

Geen mening


Natuurlijk heb ik ook allerlei meningen. Bultrug Johannes hadden ze rustig mogen laten sterven. Al was er ook niet zo veel op tegen om te proberen hem (haar) te redden. De huiskraaien moeten ze gewoon met rust laten want waarom niet? Voorts ben ik van mening dat de bio-industrie moet worden afgeschaft. Ik vind dat Carthago moet worden vernietigd en natuurlijk vergaat ook vandaag de wereld niet. Al is dat laatste morgen al geen mening meer.

Meningen zijn net galakostuums voor bij het kerstdiner: je trekt aan wat je het beste past. Voor elke mening zijn wel de benodigde argumenten te vinden. Argumenten van grote schoonheid en eruditie. Intelligente argumenten, simplistische argumenten, populistische argumenten, voor elk wat wils, meestal geheel en al in overeenstemming met de desbetreffende mening. Kies de juiste argumenten en je kunt je iedere mening aanmeten die je wenst. Maar wat zijn al die meningen nou eigenlijk waard? Er zijn argumenten voor en er zijn argumenten tegen en wie heeft er tijd en gelegenheid, en kennis van zaken, om telkens weer al die voors en tegens op waarde te schatten en tegen elkaar af te wegen? Kun je wel vinden, om nog maar eens een voorbeeld te noemen, dat die taling destijds in Almelo natuurlijk nooit aanvaard had mogen worden. Maar er is dus een commissie van wijze mannen die daar hard over hebben nagedacht en op hebben gestudeerd en tot een andere conclusie zijn gekomen. Nou ben ik heus niet zo gezagsgetrouw dat ik vind dat elke autoriteit altijd gelijk heeft. Maar je zult je dan toch op zijn minst op de hoogte moeten stellen van hun argumenten en daar andere argumenten tegenover moeten stellen. En hoeveel van al die mensen die vinden dat elke vreemde eend bij voorbaat schuldig is, hebben dat daadwerkelijk gedaan?

Meningen … We moeten ze hebben, allemaal, over van alles en nog wat. Maar als ik bijvoorbeeld op een grijze en miezerige ochtend in Nieuwegein naar twee pestvogels sta te kijken, eindelijk ook eens pestvogels in ‘Groot Utrecht’, dan heb ik even helemaal geen mening. Dan kunnen meningen me gestolen worden. Dan ben ik alleen maar de hele dag een klein beetje gelukkig. Gelukkiger dan zonder pestvogels bedoel ik.

21 december 2012

zondag 16 december 2012

Johannes

Onderweg las ik over Johannes Rypma, ‘dark horse’ in de finale van ‘The Voice’. Ja, je moet wat als je zo’n twee en een half uur in de trein zit (en straks twee en een half uur weer terug) om een HEMA dagkaart te verzilveren. Dan lees je alles dat je voor ogen krijgt. Fietsend in de Friese polders nabij IJlst zie ik aan een boerderij een reusachtig spandoek: ‘Johannes Rypma, the voice of Fryslân’. En honderd meter verderop nog een. Toeval? Of is heel Friesland in de ban van die jongen?
(Wel grappig trouwens hoe de ene helft van Nederland in de ban is van een heel andere Johannes terwijl de andere helft vermoedelijk nog nooit van die andere Johannes heeft gehoord maar je precies zal weten te vertellen wie die ene is.)

Nou eens niet getwitcht vandaag. Alle her en der in den lande beschikbare zeldzaamheden links laten liggen (die zaten sowieso niet ver genoeg om mijn HEMA dagkaart aan te besteden), en gewoon een heerlijk dagje fietsen in Zuidwest Friesland. Al had ik natuurlijk wel een doelsoort. Want specialiteit van dit gebied is de kleine rietgans: elders in het land tamelijk schaars maar in deze regio met duizenden aanwezig. Het kostte dan ook niet veel tijd om deze voor mij nog nieuwe jaarsoort te vinden. Toen ik over een doodlopend weggetje een groepje brandganzen benaderde, bleken daar al gauw ook wat bruine ganzen tussen te zitten. Kolganzen, maar zoals bij nadere inspectie bleek, ook wat kleine rieten. Later zag ik er nog vele. Onder andere minimaal 150 verspreid in een groep van enkele duizenden brandganzen. En een mooie groep van een kleine honderd dicht langs de weg.
Wie niet goed kijkt kan denken: al die bruine ganzen zijn hetzelfde. Allemaal saaie bruine beesten met een witte kont. Maar dat zijn ze niet. Wie wel goed kijkt (of even in een vogelgids bladert) ziet subtiele (en soms minder subtiele) verschillen. Zelf vind ik de kleine rietgans een van de leukste van het stel. Een kort, donker nekje, een stomp kopje met kort, donker snaveltje en een grijzige waas over de rug die in een laag winterzonnetje af en toe bijna zilverachtig kan oplichten, ze geven de vogel een heel eigen karakter en met wat ervaring pik je ze er zo uit.
Missie volbracht dus, en tijd voor heerlijk doelloos dwalen door de Friese velden. Af en toe een zonnetje, af en toe een beetje regen, en een frisse tegenwind die aan kwam waaien over de Friese velden, af en toe gestuit door een beboste kade of een door hoge bomen omringde boerderij. Friese meren; ik kwam onder meer langs het Piekemeer, het Rietmeer en de Oudegaaster Brekken, omgeven door diep buigende rietwaaiers en kreunend onder de daar toch stevig aanwakkerende zuidenwind. Beloftevolle natte landjes met plasjes en modderige oevers waar in deze winterse tijden niets te beleven was. En nog meer velden vol ganzen. Na een tijdje waren tussen die ganzen ineens geen rietganzen meer te vinden. Zo snel kan het gaan: enkele kilometers slechts voorbij het gebied waar er in vrijwel elke groep wel minstens een paar zaten. Een nogal plaatselijk verschijnsel dus. Uiteindelijk kwam ik terecht in Workum. Fietste door de fraaie oude dorpsstraat en langs de monumentale oude kerk en fietste aan de andere kant het dorp weer uit. Naar het IJsselmeer, naar de Workumerwaard, naar de bekende uitzichtbult aldaar. Daar telde ik 22 kleine zwanen op het IJsselmeer. De pijlstaarten heb ik niet geteld. In de binnen gelegen graslanden onder meer vele goudplevieren. Hoeveel, dat merkte ik pas toen ik over een doodlopend weggetje door die graslanden fietste. Duizenden moeten het er geweest zijn. En honderden bonte strandlopers. Wulpen ook, een paar kemphanen, brandganzen, een grote zilverreiger. En boven de rietzoom langs het IJsselmeer een mooi vrouwtje blauwe kiekendief.
Geen zeldzaamheden dus vandaag, maar genoeg te beleven. Het was nog tamelijk vroeg maar ik was volmaakt tevreden. In Workum de trein genomen, om mijn HEMA dagkaart op te maken.

15 december 2012

maandag 10 december 2012

Pestvogel


Eindelijk pestvogels, was de bedoeling. Na weken vol pestvogels in Nederland waarvan ik er niet een gezien had, moest het er maar eens van komen. Alweer twee jaar geleden immers, en het missen van pestvogels tijdens een pestvogelinvasie vind ik pijnlijk. Het blijven immers snoepjes, briljantjes, elke invasie weer. Dus de trein naar Voorhout en op de fiets richting Noordwijkerhout, vol vertrouwen want vanmorgen alweer gemeld. Maar eenmaal aangekomen bij het bewuste bosje gelderse rozen, langs de N206 naar, onder meer, Noordwijkerhout, geen spoor. Slechts een roerloos, leeg bosje. Leeg wat betreft pestvogels dan, bessen waren er nog voldoende. Stukje de weg langs gefietst en terug: nog steeds niets. Tijdje gewacht: niets. Rondje gefietst en weer terug: nog steeds niets. Zo vergleed de tijd en dat was zonde want de regen was inmiddels opgehouden en er stond een beloftevol windje uit west. Dus eerst maar naar Noordwijk gefietst en een uurtje aan zee gestaan. Dat was leuk. Harde wind, wilde zee en leuke vogels. Een grote groep zwarte zee-eenden op de golven onder andere. En een paar adulte jan van genten over zee: elke keer weer een belevenis. Geregeld drieteenmeeuwen langs vliegend en een mooie grote jager naar zuid. Best laat, leek me. En maar weer terug naar de gelderse rozen: nog steeds niets. Na een tijdje gaf ik het op. Terug naar Voorhout, daar nog even gezocht want iemand had me verteld dat ze daar ook wel eens gezien zijn, maar vergeefs. En ach, de wind stond goed en ver is het niet dus naar Leiden teruggefietst. Langs de nieuwbouwwijk Poelgeest, waar de afgelopen dagen ook pestvogels gezien zijn. Een herkansing dus. Het loopt al tegen de schemer aan als ik de wijk binnen fiets. Een tijdje rijd ik vergeefs rond, nergens een pestvogel. Maar dan zie ik een man met telescoop en verrekijker en een klein meisje met een fototoestel en ja, dan weet je het wel. En zo vind ik toch nog mijn pestvogel. Het is er maar eentje en dat is toch niet hetzelfde als zo’n vrolijk kwebbelende groep vogels die om elkaar heen buitelend elkaar de bessen voor de snavel weg grissen. Hij zit er wat saai bij, slapend in een boompje naast de stoep. Maar hij zit wel vlakbij en ook zo is het een prachtige vogel. Ik zal het ermee moeten doen, vandaag.

9 december 2012

zondag 9 december 2012

Düsseldorf

Zaterdag 1 december
Het is nog even wennen, maar het is dus Düsseldorf geworden. Midden in het Ruhrgebied, zoals Harriët me jaren geleden al eens beloofde: ooit gaan we op vakantie naar het Ruhrgebied. Waar geen vogels zijn.
Twee dagen lang doen we alsof we tot de gegoede burgerij behoren, tot de welgestelden: twee dagen verblijven we in een sjiek viersterrenhotel. Met ligbad op de kamer, luxueus ontbijtbuffet en een zwembad op de bovenste etage met uitzicht op de stad. Bij dat laatste stelden we ons heel wat voor, vooral toen we gisteravond onderweg in het donker langs de Münsterstrasse die torenflat zagen opdoemen, met glanzend glas bekleed en een stuk of 32 verdiepingen hoog, met de letters ARAG bovenop. Dat was niet ons hotel, weten we inmiddels. Ons hotel was een paar blokken verderop en het zwembad ligt op de zevende verdieping. Uitzicht inderdaad, onder andere op de torenflat met de letters ARAG bovenop, die hoog boven ons uitsteekt. En vanuit onze kamers op een stukje hedendaagse stadsrandzonde, met beneden ons een snelweg en daarachter een rommeltje van parkeerterreinen, volkstuintjes, een McDonalds en in de verte een fabriekscomplex. Alles vooralsnog onder een grauwe en druilerige wolkenlucht.
Onze eerste verkenningen, gisteravond, hadden nog uitsluitend het hotel zelf ten doel. Stille gangen, rustieke zitjes met plant en schemerlamp, glanzende spiegels en uitzichten in de nacht. En beneden sjieke zalen en eet- en drinkgelegenheden.

Vandaag aan de Rijn gestaan. En bovenop de ‘Rheintur’, waar we vanaf 170 meter hoogte neerkeken op de stad. Op de ‘Altstad’ met zijn wirwar van straatjes en steegjes en pleintjes en dicht opeen gebouwde huizen waartussen enkele monumentale gebouwen hun gerechtigde plek opeisen. Op de ‘Neustad’ met zijn intrigerende architectuur vol vorm en kleur waar plaatselijk de klimmannetjes over de muren kropen en recht onder ons de gebouwen van het deelstaatparlement onze aandacht trokken, die ons beneden niet bijzonder waren opgevallen maar die van boven ineens hun markante ronde en halfronde vormen toonden. En op de Rijn die zich als een sjaal om beide heen wikkelt. Hoogteverschillen daar beneden werden teniet gedaan door de hoogte hierboven. Wat zojuist nog oogde als imposante hoogbouw, is van bovenaf nietig en onbeduidend. Je kijkt erop neer als op Madurodam, met speelgoedmensjes, speelgoedautootjes, speelgoedboompjes, speelgoedhuisjes en speelgoedbootjes op de Rijn. Alles nog steeds onder een grauwsluier en in de verte snel vervagend, behalve een enkele verre plek die oplichtte in een zeldzame zonnestraal die door de wolken sijpelde.
Beneden rijzen de architectonische wonderen weer hoog boven je uit. Het is een wonderlijk schouwspel. Gebouwen lijken wel te bewegen, te dansen. Ronde vormen en onregelmatige contouren wisselen af met rechtlijnige hoekigheid, maar zelden zijn die hoeken recht. Overhellende wanden, scherpe dakconstructies, alles is speels, fantasievol, vormenrijk.
Het gebouw van de ‘Kunstverzameling van Nordrhein-Westfalen’, even verderop, is oud en klassiek maar evengoed fraai en indrukwekkend, en van binnen ineens weer hypermodern en een kunstwerk op zich. De kunstverzameling is erg modern en riep telkens weer vragen op naar het waarom. Natuurlijk is dat waar kunst voor bedoeld is, maar vermoeiend was het wel. Sommige dingen vond ik gewoon mooi, zoals een beeldengroep van een stuk of vijftig bijna identieke oude Chineesachtige mannetjes in een veelheid van houdingen bijeen in een stille zaal. Of een rijtje draaiende speelgoedstellages die belicht door ieder hun eigen schijnwerpertje grillig door elkaar heen bewegende schaduwen wierpen op de muur erachter. En de verwrongen wenteltrap natuurlijk, die in de reusachtige centrale zaal van tientallen meters hoog omlaag hing.
Aan het eind van de middag raakten we verzeild in de oude stad. In late schemer dwaalden we door overvolle straten en pleinen en schuifelden voort in de menigte die zich bewoog over kerstmarkten en langs verlichte winkeletalages. Terwijl we thuis nog druk zijn met sinterklaas, is Düsseldorf al volledig in de ban van kerst. Met kerstkraampjes, kerstversieringen, kerststellages en kerstmannen. Overvolle warenhuizen, lange rijen, massa’s mensen op jacht naar kerstaankopen. Altijd voel ik me op zulke momenten wat vervreemd van mijn medemensen, als ik zie waar die zo massaal warm voor lopen, door welke luxe en weelde ze zich laten verleiden die mij volkomen koud laten. Maar meestal blijken, als het zo uitkomt, al die mensen toch gewoon heel aardig. Prettige kerstgedachte.

Zondag 2 december
Vanochtend eerst een uurtje in mijn eentje naar buiten geweest. Beide uitzichten vanuit het hotel bewandeld. Gewone woonstraten, gewone woonhuizen, tuintjes, garages. Het is niet dat het nou zo bijzonder is hier rond ons hotel. Maar ooit een keer zal ik me ze weer herinneren, station Düsseldorf Berendorf, het uitgestrekte spoorwegemplacement, het verlaten parkeerterrein, de McDonalds die pronkt in het uitzicht vanuit onze kamers, de oase van het volkstuintjescomplex. Ooit zal ik me ze weer herinneren, en me afvragen waar en wanneer dat toch ook alweer was. Je bent hier, hoe dan ook, in een ander land en dat merk je, al weet je niet altijd waaraan.
Memorabeler is natuurlijk de oude stad waar we vanmiddag waren. Meteen al liepen we tegen een kolossaal, een monumentaal complex aan van de plaatselijke kunstacademie: zo groot, zo overweldigend, daar zou je woorden voor willen gebruiken die net zo groot zijn. Verder een mooie oude kerk hier, een mooie oude kerk daar, een paar mooie hoekjes, en de loop van de Düssel, het smalle riviertje dat in Düsseldorf in de Rijn uitmondt. De Rijnkade met het zicht op het stadsdeel aan de overkant met markante geveltjes langs de kade, en op de nieuwe stad achter de Rheintur die als altijd hoog overal bovenuit steekt. Maar al gauw waren er ook weer de drukke winkelstraten, de overvolle warenhuizen, de kerstmarkten. De mensenmassa’s. Aan het eind van de middag onttrokken we ons nog even aan de drukte in het keramiekmuseum, waar de zalen stil zijn en af en toe vol van een schoonheid die net zo goed product is van mensenhanden als de edelkitsch buiten op de kerstmarkten. Het verschil is niet eens altijd zo duidelijk. Daarna de reis naar huis aangevangen.

2 december 2012


Meer buitenlandse zaken: Bretagne