zondag 26 november 2017

Op avontuur in de natuur

Terminals, fabriekshallen, hangars, start- en landingsbanen. Verkeerstorens en radio-zendmasten. Beton, beton en nog eens beton, en staal, en glas. En overal hoge hekken, kilometers en kilometers hekken. Daartussen uitgestrekte grasvlaktes. En vliegtuigen, overal vliegtuigen. Alles trouwens onder prachtige buienluchten van buien die niet vielen vandaag, in elk geval niet waar ik was. Ingeklemd tussen snelwegen, volg ik Google maps dat me op miraculeuze wijze over, langs en/of tussen Schiphol door vanaf het NS-station manoeuvreert (vooraf vraag je je af: zou dat kunnen daar, met de fiets? Het kan) naar die ene uithoek van het vliegveld waar al een week lang een woestijntapuit bivakkeert. Sommige mensen nemen alleen genoegen met ongerepte natuur, of wat daar in Nederland voor doorgaat. Uitgestrekte bossen, stille heidevelden, woeste duinen, de dynamiek van het wad, liefst in stilte en volstrekte eenzaamheid te ondergaan. Hou ik ook erg van hoor, maar dit soort landschap kan ik op zijn tijd ook wel waarderen. Ook, of misschien zelfs wel juist dit is Nederland, wat je daar verder ook van vindt. Het is de moderniteit, de wereld van bedrijvigheid, van transport, van beweging, wees er gelukkig mee of niet, die gaat niet meer weg. En hoe zich in die moderniteit toch iets van natuur, iets ongerepts manifesteert, een vogeltje dat op eigen houtje van duizenden kilometers ver hierheen is gevlogen, dat is iets dat me mateloos fascineert. Alles bij elkaar is het ook een soort natuur hier, een soort jungle, en enerverend is het zeker, op een bepaalde manier. Dat een viaduct je weg kruist en dat daarop, pal voor je neus, een reusachtige jumbo verschijnt. Een lange tunnel, een bocht naar links, nog een tunnel, nog wat links en rechts en daar staan ze al, de vogelaars, geconcentreerd achter hun telescopen of telelenzen, loerend naar puinbergen, gestapelde stenen, betonnen platen en nog meer hekken, schijnbaar zonder enige interesse in de (nog meer!) vliegtuigen in de weidsheid daarachter. Vogel net even uit beeld, wordt me verteld, het is een bekend verhaal maar het duurt dit keer niet lang. Vogel zit er al een week en is ook vanmorgen al gemeld dus kan niet missen en inderdaad: na enig geduld verschijnt-ie achteraan op het beton. Daarna op een verre berg puin, op het hek en tenslotte op de nabije berg puin. Tot op amper vijf meter afstand nadert-ie. Ik had al wel eerder woestijntapuit gezien maar nooit zo. Wat een vogel, en wat een ambiance. Terwijl op de achtergrond een reusachtig verkeersvliegtuig voorbij gaat, genieten wij van een zeldzame dwaalgast uit streken waar dat verkeersvliegtuig wellicht (maar waarschijnlijk niet) naar op weg is en die nu hier op enkele meters afstand foerageert tussen het puin en de koude aarde van Schiphol, waar hij het ene na het andere iets tevoorschijn haalt. Het is weer een onvergetelijke twitch.

25 november 2017


En dan nog deze: Sprookjes














maandag 20 november 2017

Kokar de Zaagbek

Hij houdt de gemoederen flink bezig, vriend Kokar. Bevindt zich al enkele dagen nabij het Zwarte Water ten noorden van Zwolle en wordt omgeven door twijfels en bedenkingen. Zij die het wagen deze exoot te twitchen, zijn onderwerp van hoon en spot van collega vogelaars die wijzer zijn en er de neus voor ophalen (hoewel ik zomaar vermoed dat heel wat van deze vogelaars die wijzer zijn inmiddels stiekem ook zelf zijn wezen kijken). Want eend en van origine thuis in verre orden: dat is per definitie verdacht. Dat is het lot van zeldzame eenden: teveel beesten achter slot en grendel waarvan er te vaak van achter hun slot en grendel weten te ontsnappen. Om maar eens mezelf te citeren: ‘Eenden zijn net god: je hebt de gelovigen en je hebt de ongelovigen die niet geloven dat ooit een eend vanuit een ver land deze kant op kan dwalen en daarom aannemen dat elke zeldzame eend wel vanachter slot en grendel afkomstig moet zijn’. Maar deze is naar verluidt inmiddels bewezen ongeringd, gaaf aan beide vleugels en prima tot vliegen in staat, niet al te tam en trekt bovendien niet op met dubieus gezelschap: geen slechte papieren. En bovendien niet de eerste: er is er al eens eerder eentje aanvaard dus men neemt aan dat het kan, een wilde kokar in Nederland. Hoe dan ook, het is, zoals al die eenden van dubieuze herkomst, een prachtige vogel en omdat fietsen in de streek van Vecht en IJssel sowieso geen straf is, toch maar met Harriët de trein naar Zwolle genomen en de fiets richting Zwarte Water. Daar aangekomen, bij het bescheiden waterloopje dat tot aan het Zwarte Meer en vandaar het Ketelmeer en tenslotte het IJsselmeer voert, vinden we een mooie compositie van blauwgrijze watertjes, vaalgele rietoevers, overhangende wilgenbosjes en groene graslanden onder grijze luchten met hier en daar een snufje zon. Klassieke Hollandse landschapsschildering. Aanvankelijk was de vogel uit beeld maar geen paniek: al gauw werd-ie teruggevonden in de oever. Enige tijd zat-ie daar half verscholen in het riet maar uiteindelijk gaf-ie zich helemaal bloot en konden we genieten van zijn feestelijke uitdossing met de kenmerkende, opvallende kuif. Wat ook zijn status en herkomst, een reisje naar het Zwarte Water is-ie zeker waard.
Na Kokar de regen, en in de regen Langenholte, waarna een mooi dijkje langs de Overijsselse Vecht, schuilen in het tuinhuisje van de Agnietenberg en terug in Zwolle tenslotte museum De Fundatie. Vooral dat laatste vormde een mooi contrast met en een fijne aanvulling op Kokar.

18 november 2017







dinsdag 14 november 2017

Noord-Holland

Het weer was een beetje de rode draad, tijdens de Vogelwacht Utrecht-excursie naar Noord-Holland vandaag. Het woei te weinig en het regende teveel maar tussen de vele buien door lukte het toch om een paar hele leuke typetjes te scoren.
Het woei te weinig. Na berichten van gisteren (vier stovjes langs Camperduin, twee papduikers en één kleine alk) hoopten we vandaag een graantje mee te pikken van de rijke buit die de harde noordwester hopelijk richting kust zou blazen. Maar de noordwester was helemaal niet hard en dus moesten we genoegen nemen met standaardsoorten als roodkeelduiker, zeekoet en jan van gent. Al gaven de meeuwtjes een leuke show weg. Allereerst zagen we een dwergmeeuwtje, nee, een paar dwergmeeuwtjes naar noord vliegen. Toen nog een paar en nog een paar. Zeker een half uur lang ging dat door en toen de dwergmeeuwtjes bijna op waren: hé, een drieteenmeeuw, en nog een, en nog een paar. En zo volgde op een vlaag van vele tientallen dwergmeeuwen een van vele tientallen drieteenmeeuwen. Ja, zo fascinerend kan zeetrek zijn, ook zonder de grote soorten.
Het regende teveel. Na diverse zware buienluchten die over zee voor ons langs schoven, werden we uiteindelijk getrakteerd op een hele stevige bui die wel land bereikte. Eerst hagel, daarna regen, zicht op zee 0 en toen het eindelijk zowat over was nat en koud en apparatuur nat en beslagen en daardoor vrijwel onbruikbaar. We gingen naar Minkema, opdrogen en opwarmen. Toen we daarmee klaar waren en het zo goed als droog was, weer naar buiten. Prachtige buienluchten aan alle kanten, hier en daar gitzwart, elders helder oplichtend, tussendoor snippertjes blauw en af en toe een schim van de zon: het was een bijna apocalyptisch beeld. Af en toe weer wat regen maar dat deerde ons nu niet meer. Aan de voet van de oude zeewering gingen we op zoek naar een fitis die zich daar al enkele dagen ophoudt. Een fitis in november, dat is sowieso bijzonder en deze oogde daarbij op de vele foto’s die inmiddels van hem genomen zijn behoorlijk afwijkend: grauw van kleur, vrijwel zonder groen- en geeltinten, met vrij donkere bovenzijde en een opvallende wenkbrauwstreep. Er wordt gedacht aan yakoutensis, ondersoort van zeer ver weg en daarom hier zeer zeldzaam. Langzaam lopen we door de laagte beneden langs de dijk en speuren in de bosjes. Weinig leven. Een roodborst, een pimpelmees, een tjiftjaf. Maar dan, een heel stuk voorbij de plek waar die gisteren gezien is, daar hebben we hem: een grauw, overwegend grijsbruin gekleurde Phyllo vrijwel zonder groen- en geeltinten, met vrij donkere bovenzijde en een opvallende wenkbrauwstreep. Structuur als fitis. Mooi beestje. Inmiddels wordt gedacht aan een andere ondersoort: acredula, nauwelijks met zekerheid van yakoutensis te onderscheiden maar van iets minder ver weg en daarom iets aannemelijker, en nog altijd zeldzaam. Interessante materie.
We zagen nog een paar patrijzen in de zeereep en mooie zwarte ruiters en zilverplevier in de Putten en gingen op weg naar een volgend afwijkend typje: een koereiger, zoals we hem nog maar even zullen noemen, bij Anna Paulowna. Een vogel waaraan van alles niet klopt, zoals we later zelf konden constateren toen we vanaf een weggetje stonden te kijken naar de vogel die vlakbij foerageerde in het weiland. Meestal zag je er wel een soort van koereiger in maar soms had je het gevoel dat je naar een kleine zilverreiger keek: slanker, tengerder, met een langere nek. Wat in elk geval niet klopte voor koereiger waren de pikzwarte poten en de wat te forse, te lange snavel. Maar een zilverreiger was het echt niet. Daarvoor klopte er nog veel meer niet. De vogel foerageerde als een koereiger, in het gras waar ie de ene regenworm na de andere oppikte. Hybride? Oostelijke (onder)soort? De deskundigen zijn er nog niet uit.
Na een vergeefse poging tot waterspreeuw op vliegveld Den Helder namen we ons voor de dag af te sluiten met nog één gave, echte soort. Daartoe richting Castricum, waar in de duinen vanochtend een pallas boszanger was gevonden. Uurtje met de auto, kwartiertje lopen en ter plaatse in een geïsoleerd stukje bos de vogel al gauw mooi in beeld. Dat wil zeggen: de voorhoede. De meeste anderen waren te laat. De vogel was weer zoek maar na een half uurtje zoeken werd-ie teruggevonden en kreeg (vrijwel?) iedereen hem mooi in beeld, foeragerend van half hoog in de bomen tot laag in de vegetatie. Af en toe kwam-ie vrij dichtbij en liet ook doorslaggevende kenmerken zien als middenkruinstreep en gele stuit. Fijne soort, leuk vogeltje maar het laatste woord was aan twee zwanen in een van de infiltratiekanalen. Op weg naar pallas hadden we die nog genegeerd maar op de terugweg bleken het twee mooie wilde zwanen. We begrepen de hint: het is alweer bijna winter.

12 november 2017

woensdag 8 november 2017

Uiltje

Om pakweg half zeven in de ochtend lopen we het bos in. Roodborsten zingen, spechten roffelen (meest grote bonte maar ook kleine bonte en zwarte), in de verte zingt boomleeuwerik en boven ons klinkt een late keep. En zo nog het een en ander maar er is niets bij dat aan onze hooggespannen verwachtingen tegemoet komt. Verderop staat een klein aantal vogelaars bijeen op het pad in alle rust te kijken en te luisteren, maar niets van wat zich laat horen, kan ons beroeren. Navraag leert dat de vogel vanochtend nog geen enkel teken van leven heeft gegeven. Ik bereid me al voor op de aankomende teleurstelling, daar ben ik altijd heel voortvarend mee, nee, dit wordt helemaal niks vanochtend, als zomaar ineens, uit het niets, van vlakbij dwerguil begint te roepen! Wauw! Dit is pure magie. ‘Als dan toch gebeurt waarop je al die tijd stond te wachten, is dat altijd onverwachts’, om maar eens mezelf te citeren.
Het is een heerlijk moment, vervulling van een droom bijna. En als de vogel dan ook nog wordt gevonden … Gelukkiger kun je me niet krijgen. Aanvankelijk weliswaar slechts een verenpropje half verscholen hoog tussen kale takken, maar als-ie heel even de vleugels uitslaat zit-ie daarna ineens helemaal vrij! En krijgen we hem zelfs zowat beeldvullend in de telescoop. Wat een onvergetelijke gebeurtenis!

Hij is een van de ‘publieke geheimen’ van de huidige vogelaarswereld. Met andere woorden: wordt geheim gehouden maar bijna iedereen weet ervan. Een kwetsbare situatie want mogelijk broedgeval, daar willen we voorzichtig mee zijn. En bovendien corona hè, we willen geen samenscholingen. Sommige mensen zijn daar erg streng in, vinden dat je er gewoon vandaan moet blijven. ‘Blijf thuis!’ staat nog altijd af en toe op aanplakbiljetten te lezen. Zelf ben ik daar eerlijk gezegd wat soepeler in, wat opportunistischer wellicht. Zoals we daar staan in het bos, met zijn vijftienen of zo allemaal netjes op het pad en rustig wachtend tot de vogel zich vertoont, geloof ik niet dat we enig kwaad doen. Niet aan de vogel en niet aan ons zelf. De anderhalve meter wordt meestal voorbeeldig gehandhaafd. Kijk, er zijn regels, er zijn ge- en verboden en daar heb je je aan te houden, wat mij betreft. En er zijn dringende adviezen, maar die zijn toch vooral toegespitst op de koopgoot en het strand van Zandvoort. En dringende adviezen, dat zijn uiteindelijk niet meer dan adviezen, daar kun je je aan houden in de mate die redelijk is. En dus staan we hier netjes op het pad stilletjes te genieten van een af en toe roepende dwerguil die zowat beeldvullend zichtbaar is in de telescoop.

Na deze uiterst succesvolle vroege-ochtendtwitch is de vraag: wat nu? Ik als van origine OV- en fietsvogelaar zoek vooral naar opties in de buurt of op de route, maar Cecile, iets meer autovogelaar dan ik, denkt minder beperkt en komt met de Biesbosch op de proppen. En dus staan we twee uur later op het dijkje langs polder Hardenhoek te kijken naar een fantastische tweedejaars zeearend die laag boven het water jaagt en naar de schimmen van twee visarend op hun nest ver weg in een bosrand. Die zeearend was er één van diverse die we vandaag gezien hebben, de meeste in vlucht en dat zijn eigenlijk de mooiste, en ook twee ver weg in een boom. De visarend zagen we nog één keer, prachtig in vlucht boven de Nieuwe Merwede. Met verder onder andere een vlucht van vijftien regenwulpen, een stel mooie gele kwikstaarten, volop zingende veldleeuweriken en enkele prachtige overvliegende zwartkopmeeuwtjes als engeltjes zo mooi, mag ook dit tweede deel van de dag succesvol worden genoemd.

17 april 2021


Meer: Gieren