woensdag 21 november 2018

Notenkraker


Het laatste twitchbare geval dateert alweer van tien jaar geleden. Sindsdien waren er talloze claims die, een enkele uitzondering daargelaten, in het beste geval niet bevestigd konden worden en in de meeste gevallen werden ontmaskerd als spreeuw of grote lijster. Generaties vogelaars zijn dus opgegroeid zonder notenkraker, tot nu toe. Maar nu was het eindelijk weer eens zo ver: gisteren werd in Wageningen een heuse, een echte notenkraker gemeld, met overtuigende foto’s. En toen de vogel vanmorgen weer aanwezig bleek en zich bovendien, zo gingen de geruchten, fantastisch en van zeer dichtbij liet zien (zoals overigens de meeste notenkrakers in Nederland), voelde ik me verplicht zo snel mogelijk die kant op af te reizen. En dat kon heel snel, zo ver is Wageningen niet, vanmiddag effe tussendoor moest wel lukken. Uiteindelijk kon ik mee rijden met Erik en in krap drie kwartier waren we ter plaatse. Al meteen zagen we op het ruige veldje naast de parkeerplaats de mannen verzameld rond iets dat in hun midden door het gras bewoog. Was je vooraf nog bang dat het misschien nog even zoeken werd, dat misschien toch nog enig geduld van ons gevraagd zou worden, dit keer niet want naderbij gekomen bleek dat inderdaad meteen al de notenkraker. Zeldzame gast uit noord Scandinavië of Siberië wellicht, verzeild geraakt tussen wezens die hij niet kende, die hij niet vreesde en van wie hij zich niets aantrok. Dus scharrelde hij onbekommerd door het gras en kwam af en toe tot amper een meter van de verbouwereerde toeschouwers. Zodat zelfs ik, alleen met mijn schamele mobieltje, enigszins (nou ja, enigszins …) toonbare en in elk geval herkenbare fotootjes kon schieten. Ach, bijzaak natuurlijk, stelt niets voor vergeleken met de lawine aan fotoboekwaardige platen die de echte fotografen hebben weten te produceren, het hele internet staat er weer vol mee, maar het was weer een fraai evenement. De taferelen waren weer hectisch. Heel herkenbaar, het is bij bijna elke leuke soort raak tegenwoordig. Mannen (ja, meest mannen) die minimaal met tientallen (maar vaker nog met honderden) bijeen rond de vogel staan, die languit op hun buik in het gras liggen en die achter de vogel aan kruipen, of hollen als de vogel daar aanleiding toe geeft, we kennen het inmiddels maar ach, wie zich daaraan stoort moet maar bedenken: je bent er zelf een van. Wegblijven is dan de enige optie. Zelf heb ik dat er niet voor over. Want het was weer een onvergetelijk uurtje, een uurtje dat ik nooit had willen missen, een uurtje van waarlijk menselijk geluk, daar in de novemberkou in Wageningen. In mijn eentje ben ik dan daarna wel weer, op weg naar huis.

20 november 2018


Meer urban birding: Hit and Run







dinsdag 20 november 2018

Noord-Holland

Een model excursie vandaag met vogelwacht Utrecht. Al enkele maanden geleden was besloten dat vandaag Noord-Holland op het programma zou staan en dat bleek destijds een bijna profetische keuze geweest. De hele dag volop zon, akkoord, dat was in de rest van het land niet anders, maar er waren gisteren in de provincie een paar hele leuke soorten gevonden die we vandaag voor het oprapen hadden en dat maakte dat we om elf uur aan de koffie met gebak zaten met al grijze wouw, humes bladkoning, ijseend en (nota bene!) griend op zak. Op zich al genoeg voor een gedenkwaardige dag en we hadden er nog een halve te gaan.

Onder een stralende hemel maar wel in een tamelijk bittere kou hadden we vanmorgen de zon zien opkomen boven het Wormer- en Jisperveld nabij Oostknollendam. (Oostknollendam! Met een beetje moeite moet je daar eindeloos grappen over kunnen maken.) En hadden daar, sneller dan we hadden durven hopen, de daar gisteren ontdekte grijze wouw teruggevonden. Afstand en pal tegenlicht, vooral toen de zon echt op was en dat was al gauw, hadden wel enigszins ons zicht gehinderd maar toch was de vogel goed herkenbaar geweest. Die toch wat aparte en karakteristiek vliegwijze, af en toe biddend, af en toe zwenkend, niet zo statisch als de diverse ook aanwezige torenvalken. Wat bolle kop, spitse vleugels: anders, zeg je dan tegen elkaar, omdat je ook niet weet hoe dat uit te leggen. Af en toe, even dichterbij en met iets beter licht, was ook iets van het kleed zichtbaar geweest. Het was allemaal niet optimaal maar voorlopig afdoende. We hadden ons voorgenomen later vandaag, met iets beter licht en hopelijk iets dichterbij, nog eens terug te komen en waren naar Petten gegaan, op zoek naar die andere (ook) nog niet gemelde topsoort: humes bladkoning in de groenstrook die daar dwars door het dorp loopt. Het was even zoeken geweest, vuurgoudhaan, tjiftjaf, maar toen had ik hem horen roepen. Ik had de anderen gewenkt en na enige tijd hadden we de vogel mooi in beeld gekregen. Ook deel 2 van onze queeste was geslaagd. En precies op dat moment, beter was niet denkbaar, die alert: griend (! Geen bultrug, nee, veel zeldzamer nog) voor de kust bij Camperduin. Wij onmiddellijk naar de auto en die kant op. Telescopen opgesteld voor een desnoods langdurige speurtocht over zee maar al gauw hadden we (opnieuw!) beet: een reusachtig beest verscheen met grote regelmaat telkens weer kort boven de golven. Stompe kop (meende ik af en toe kort te zien maar misschien was dat maar verbeelding), hoekige rugvin en dikke, forse ‘staartwortel’ zoals dat genoemd wordt: volgens de kenners onmiskenbaar. Griend, zo wist Toon te vertellen, is in de Noordzee nog veel zeldzamer dan bultrug, die er inmiddels een reguliere gast is die ook geregeld langs de Nederlandse kust opduikt. Griend niet. Griend is zo goed als blind in de Noordzee omdat die, in tegenstelling tot bultrug, zich oriënteert met behulp van echolocatie. En die werkt niet met de zandige bodems van de Noordzee. Grienden raken dus volledig gedesoriënteerd als ze in de Noordzee verzeild raken. Griend zal daar dus nooit, zoals bultrug, een reguliere gast worden. Behalve misschien rond de windmolenparken die in steeds grotere aantallen verschijnen. Grienden komen alleen in de Noordzee terecht als er al iets mis is.
Toons voorspelling dat een dezer dagen wellicht ergens een griend zou stranden, werd helaas binnen enkele uren bewaarheid. Nog deze middag belandde hij op een zandbank voor de kust van Egmond aan Zee. Een treurig einde voor zo’n prachtig dier dat wel een schaduwrandje vormde aan onze prachtige waarneming. Inmiddels is gebleken dat-ie al doodziek was toen we hem zagen bij Camperduin. Ik ben er nog niet helemaal uit of dat met terugwerkende kracht invloed heeft op mijn beleving van dit geval.

Dat de middag onmogelijk zo succesvol kon zijn als de ochtend, was ons al wel duidelijk. Maar we hadden niets te klagen. Staande bij de Putten vloog er ineens een mooie velduil hoog over. En weliswaar faalde onze poging de grijze wouw nog wat beter te zien te krijgen, vogel was al uren niet meer in beeld en leek verdwenen (het was dus een hele goede keus geweest om daar vanmorgen te beginnen), maar een uur later stonden we wel op de zeedijk bij Waterland te kijken naar een prachtige ruigpootbuizerd die zich uitvoerig aan ons toonde, volop biddend boven de oeverlanden langs de Gouwzee. En op de Gouwzee vonden we tussen de duizenden kuif- en tafeleenden onder andere een witoogeend en enkele toppers. Het was een waardig slotakkoord voor vandaag. Met een karrevracht aan mooie soorten keerden we huiswaarts. Het was een gedenkwaardige dag geweest.

18 november 2018

Tienhoven

Een mooie, koude hoewel wat mistige herfstdag in november. Het was weer tijd voor mijn traditionele ommetje zoals ik dat al tientallen jaren maak: door de Bethunepolder en langs de Tienhovense plassen. Ommetje dat zich in de loop der jaren wel wat heeft geëvolueerd. Nieuw aangelegde fiets- en wandelroutes en nieuw aangelegde stukjes natuur hebben hun weerslag op de route nagelaten. Het landschap is er hier en daar aardig van opgeknapt, vind ik. Op diverse plaatsen zijn afgelopen jaren plasjes en drasjes aangelegd en die hebben wel enige spanning teweeg gebracht. En in al die jaren af en toe ook mooie resultaten opgeleverd. Al zijn veel van die plekjes alweer behoorlijk opgedroogd en verruigd. Die leveren nog maar weinig op. Op een stille herfstdag als vandaag is er sowieso niet zoveel te beleven. Nou ja, tot je bij die boom in de Bethunepolder komt waar sinds enkele jaren een paartje kerkuilen gehuisvest is. Een van beide vogels was mooi zichtbaar in de opening in de stam. Vroeger moest je voor een kerkuil heel wat meer moeite doen. Best kans dat die kerkuilen profiteren van die verruigde draslandjes van tegenwoordig. Langs het Tienhovens kanaal was ook weer cetti’s zanger aanwezig. Die had je hier tot voor kort natuurlijk ook niet. Hij zong niet maar riep herhaaldelijk en soms verenigden die roepjes zich tot bijna een soort ratel.
Het is niet alles afbraak wat de klok slaat. Grote zilverreigers bijvoorbeeld, ik telde er 19 vandaag. Dat is natuurlijk al wat langer zo maar pakweg twintig jaar geleden waren ook die nog erg zeldzaam. De andere kant is dat bijvoorbeeld woudaapje en grote karekiet hier inmiddels verdwenen zijn, maar daar merk je op een koude herfstdag als vandaag niets van.

16 november 2018


Meer uit het Utrechtse: Roze spreeuw

zondag 18 november 2018

Watertoren pompstationweg

‘Een gierzwaluw spec vloog voor het donker worden rond de watertoren/pompstationweg. Mogelijk daar gaan slapen’, aldus Dutch Bird Alerts gistermiddag. Kon weleens een vale geweest zijn, was natuurlijk de geheime boodschap. En aangezien ik nog wel een beetje verlegen zit om een mooie vale gierzwaluw in Nederland, vond ik dat de gok wel waard. Trein naar Den Haag centraal, tram naar het Zwarte Pad en van daar een kwartiertje lopen: je bent er zo. En dus stond ik er, even na 8 uur ’s ochtends, in het eerste zonlicht, samen met nog een paar dapperen. Anderhalf a twee uur gestaan, tot even na tien uur en je raadt het al: geen gierzwaluw te bekennen. Anders had ik er niet zo lang hoeven staan natuurlijk. Maar ach, het waren aangename uurtjes. De stralende lucht, de felle zon en om de havenklap een veeg spreeuwen over ons heen. Van die brede fronten af en toe waar geen einde aan lijkt te komen. Lekkere spreeuwentrek, vind ik dan, al vinden ze dat hier misschien heel gewoontjes. Twee slechtvalken ter plaatse, prachtig dichtbij op de toren of boven ons rondvliegend, droegen ook bij aan de feestvreugde. Evenals de koperwieken, de graspiepers en de vinken. Een langs trekkende bruine kiekendief ook, en een groepje toendrarietganzen over: nee, ik zou het geen verloren uurtjes willen noemen.



maandag 12 november 2018

Zwolle

Onder het mom ‘Je moet toch wat’ naar Zwolle zuid voor een roze spreeuw. Ach, roze spreeuw, maar bonte tapuit was inmiddels zoek en de tsunami aan vale gierzwaluwen kwam pas op gang toen ik al zowat in Zwolle was. Natuurlijk kun je ook zelf iets leuks gaan zoeken, en dat ging ik dan ook. Vanuit Zwolle.
Maar eerst Zwolle zuid dus, zo’n plezierig soort woonwijkje zoals wij vogelaars inmiddels zo goed kennen, waar we ons grijze junco herinneren en baltimoretroepiaal, roodkeelnachtegaal, oosterse tortel. Met tuintjes en kinderspeelplaatsjes, met kreupelhout omzoomde speelveldjes, rijzige coniferen, boomsingels, op één dak een verdwaalde antenne, dichte bosjes met bessen, van die witte klapbessen die je met je schoenzolen zo lekker kunt laten klappen, en van die achterommetjes tussen de tuinen waar we vroeger als schoolkinderen zo eindeloos tikkertje of vangertje konden spelen. Buurtbewoners die een praatje komen maken, waar al die mensen toch iedere dag naar staan te kijken? Wat dat dan voor vogel is en waar die dan helemaal vandaan komt? Dat ze hem laatst zelf in de tuin hadden en de klassieker: dat-ie er al weken zit. Geknipt voor een verdwaalde roze spreeuw dus. Alleen: hij was er niet. Wel onder andere tjiftjaf, roeken, groene specht en een prachtig vlakbij achter een kramsvogel aan jagende sperwer maar geen roze spreeuw.

Rondje rond Zwolle dan maar, effe weg uit die benauwdheid van doorzonwoning en hondentoilet, effe de wijde wereld in. Bossen, bosranden, allemaal in fraaie en warmbloedige herfsttinten, besloten veldjes, goudhaantjes, staartmezen. Dan: openheid, weidsheid, uitgestrekte platte velden, de IJsseldijk, toch weer herfstige bosranden en tenslotte de Tichelgaten van Windesheim. Ook hier bos, maar een heel ander soort bos dan zojuist, zompig, krioelend, duister. En plassen, rietvelden, natte oevers en zeearend. Een fraaie adulte zeearend: hoe wijd wil je de wereld hebben? Hij vloog een tijdje laag rond en zat daarna enige tijd prachtig op de oever aan de overkant van de plas. Zodat ik het leukste van vandaag toch maar mooi zelf gevonden heb. (Nou ja, zelf gevonden, op waarneming.nl kreeg-ie een grijs vinkje: automatisch goedgekeurd omdat anderen voor mij hem daar al gezien hadden en afdoende gedocumenteerd.)

Terug nog even langs de roze spreeuw. Ik miste hem op een haar na, wist men mij te vertellen. Hij zit er dus nog wel, maar ik heb hem niet gezien. Een dipje, maar een waarmee te leven valt, eerlijk gezegd.

maandag 5 november 2018

Bairds strandloper

Uurtje treinen naar Deventer, amper een kwartiertje fietsen: een hit-and-run, voor donker weer thuis, al heb ik ook nog wel een klein stukje omgeving meegepikt, uiterwaarden, ruige oeverlanden, vissende mannen langs de IJssel. Zo gemakkelijk gaat het lang niet altijd. Vaak moet je wachten, soms wel uren en soms ook nog eens vergeefs. Zo niet vandaag, vandaag had ik ‘m meteen bij aankomst: bairds strandloper in de pocket. En hoe! Rustig foerageerde hij langs de nabije oever van de Bolwerksplas in de uiterwaarden tegenover Deventer, en liet zich tot op een meter of tien benaderen (dichterbij had misschien ook nog wel gekund, maar men hield keurig afstand, in elk geval toen ik er was). Het was geweldig! En intussen trok hij het ene na het andere wormpje uit de modder. Hoe hij die vinden kon, het is me een raadsel. Ik zag ze niet, althans, niet voordat hij ze uit de modder trok.
Vanmorgen stond ik nog trek te tellen aan de Jacobssteeg bij De Bilt. Genoeglijke uurtjes, opgeluisterd met honderden houtduiven. In totaal werden er zo’n drieduizend geteld, voor ons een dik dagrecord, en allemaal naar het oosten. Ook enkele imposante, brede spreeuwenfronten laag over ons heen. Van die bijna niet te tellen groepen waarbij je aanvankelijk meent met een clubje van een stuk of twintig te maken te hebben, tot je ontdekt dat er nog tientallen ‘aan vast’ zitten, en ook nog eens een sliert aan de andere kant. Dan heb je er zo driehonderd.
Intussen het bericht: bairds teruggevonden. De bairds strandloper die gisteren gevonden is in de IJssel-uiterwaarden bij Deventer maar door niemand anders dan de ontdekker is gezien. Maar vanochtend teruggevonden, en dus sta ik een paar uur later in een mild herfstzonnetje te kijken naar deze razend zeldzame dwaalgast uit Noord-Amerika. Toon (Vernooij) schreef daarover op Facebook: ‘afgelopen zomer uit het ei gekomen ergens op de hoog-arctische toendra in het uiterste noorden van Canada en tijdens de najaarstrek via de Atlantische Oceaan naar Europa afgedwaald. Zijn soortgenoten overwinteren inmiddels ergens in Chili en Argentinië. En terwijl het vogeltje zelf van zijn zwerftocht niet erg onder de indruk lijkt, kan ik er slechts met ontzag een diepe buiging voor maken’. Mooi geschreven, Toon.
Het is een mooi beestje. Klein maar fijn. Anders. Wat er dan precies anders aan is? Het is subtiel. Bij zo’n soort vraag ik me altijd af: hoe zou ik er tegenaan kijken als ik hem zelf zou vinden, als me niet verteld was dat er bij Deventer een bairds strandloper zit? Ik zou er in elk geval raar tegenaan hebben gekeken. Dat het geen bontje was, had ik ook wel gezien, en ook niet een van de andere voor de hand liggende soorten. Geen kleine, geen temmincks, geen krombek. Het langgerekte lichaam met de ver uitstekende vleugelpunten had me misschien wel op het juiste spoor gezet. Het geschubde kleed, de beigebruine kleur en de gestreepte borst hadden het moeten afmaken: hoe onwaarschijnlijk ook, je hebt het goede lot getrokken, je hebt de hoofprijs te pakken: bairds strandloper. Kan niet missen.

3 november 2018