woensdag 29 december 2021

Purperkoet 2

Voor de aller aller aller zekerste zekerheid vandaag ook maar naar de tweede purperkoet van Nederland geweest, in een plasdrasje nabij Zevenhuizen. Want niets lijkt aanvaarding van dit geval in de weg te staan. Onberispelijke vogel zonder aanwijsbare beschadiging en nog een eerstejaars ook. Voor een soort waarvan ook na zorgvuldig speuren in Nederland en omstreken nog altijd geen vogels in gevangenschap zijn aangetroffen (de paar eerdere gevallen in Nederland, alle als escape beschouwd, betroffen dan ook allemaal grijskoppurperkoet, die wel in Nederland gehouden wordt) en waarvan bovendien kwekers zeggen dat voorplanting in gevangenschap tot nu toe vrijwel onmogelijk is gebleken, moet dat voldoende zijn. Eventueel gebrek aan ‘vagrancypotential’, het veronderstelde vermogen om zo ver van zijn broedgebied te verschijnen, lijkt geen beletsel: het is weliswaar overwegend een standvogel maar er is een geval aanvaard in Engeland en er zijn nachtelijke geluidsopnamen van overtrekkende purperkoeten honderden kilometers van hun broedgebieden vandaan. Daarbij is er natuurlijk die opmerkelijke samenloop van omstandigheden: met de vogel van Alblasserdam plus eentje in november in België en eerder eentje in Duitsland zitten we met vier gevallen de afgelopen maanden. Alle ongeringd. Vier ongeringde escapes van een soort met ringplicht die bovendien in noordwest Europa niet of nauwelijks gehouden blijkt te worden, het lijkt toch wat teveel van het goede. Een influxje is aannemelijker.
De vogel van Alblasserdam heeft ietsje minder goede papieren. Die zit met een licht beschadigde vleugel, al zou die beter verklaard worden door foerageergedrag in stug riet dan door een kooi. Bovendien zijn er foto’s waarop die vliegend in beeld is dus met de schade valt het nogal mee. En zijn status als eerstejaarsvogel is geloof ik nog niet onomstotelijk vastgesteld, al zijn er grondige analyses die daar wel op wijzen. Het door sommigen waargenomen tamme gedrag kan hoe dan ook geen bezwaar zijn: niet ongebruikelijk voor vogels in Zuid Spanje en -Portugal. En ook deze heeft natuurlijk de ondersteuning van de samenloop van omstandigheden. Deze op dubieuze gronden afdoen als escape terwijl er her en der in de buurt wilde opduiken, het lijkt niet erg voor de hand te liggen.
Ik dacht, ik help de commissie maar even.
Maar toch, voor de aller aller aller zekerste zekerheid, vandaag toch maar naar Zevenhuizen geweest

Het was helaas helemaal de verkeerde dag. Nat, grijs en stormachtig. Vooral de eerste uren viel er geregeld regen en al was ik daar goed op voorbereid, met die wind erbij was dat verre van comfortabel. En de vogel hield zich vooralsnog schuil. Wel zwom af en toe een waterhoen langs de rietrand, en als een waterhoen kon … Maar purperkoet kwam het riet niet uit. Smienten, wintertalingen, een zilverreiger, af en toe gezang van cetti’s zanger dat boven het ruisen van de storm uit klonk, sperwertje, gekrijs van een waterral. Rondje gefietst, geschuild in een bushokje en toen het droog werd terug naar de plek van de koet. En toen daar zelfs even de zon begon te schijnen, werd de vogel toch nog af en toe gezien, diep in het riet foeragerend. Zelf heb ik hem één keer één tel in beeld gehad: een groot blauw beest tussen de rietstengels, en alweer uit beeld. Veel was het niet geweest, maar herkenbaar. En Zevenhuizen was binnen. Voor de aller aller aller zekerste zekerheid, voor het onwaarschijnlijke geval dat de heren van de CDNA in al hun wijsheid mochten besluiten Alblasserdam niet te aanvaarden. En omdat het een prachtbeest is natuurlijk, al heb ik daar vandaag niet veel van gezien. Gelukkig hebben we Alblasserdam nog.

28 december 2021


Zie ook: Sliedrecht Baanhoek

donderdag 23 december 2021

Utrechts glorie

Ook afgelopen winter dook weer de zwartkeellijster op in Hoograven. In Nieuwegein verbleef een siberische tjiftjaf. In het voorjaar een zwarte ooievaar bij Haarzuilens. Monniksgier bij Breukelen. Vale gier bij Breukelen. In de Zouweboezem broedde een paartje witvleugelsterns. In de nazomer op de voormalige vliegbasis Soesterberg eerst een morinelplevier en een paar weken later een grijze wouw. Een juveniele steppekiekendief langs de Kooidijk. Raddes boszanger te Amersfoort. Europese kanarie in Houten. Allemaal hele fijne soorten, allemaal zomaar om de hoek. En dan was er natuurlijk nog de dwergaalscholver die in juli verscheen langs de Lek bij Everdingen en daarna tot op heden verblijft op de Laagravense plas bij Utrecht stad. Het is een duizelingwekkende lijst. Utrecht sprak een woordje mee, dit jaar. En ook bij onze naaste buren was het nodige te beleven: een zingende struikrietzanger en een hop bij Waddinxveen en een rosse franjepoot in Ede. Nee, we hoefden niet ver te reizen om een paar fijne soorten op te strijken. Binnen een half uur met de trein kon je een hele mooie jaarlijst opbouwen.
En alsof dat allemaal nog niet genoeg was, werd vandaag een grote pieper gemeld, ter plaatse in het Wielrevelt bij Haarzuilens, vlak voorbij de Haarrijnse plas. Nou zit ik niet heel dik in mijn grote piepers en zeker niet aan de grond, dus daar besteedde ik graag mijn vrije uurtjes aan. Zodra ik kon ben ik dan ook op de fiets gestapt en die kant op gegaan. Prachtig winterweer, eindelijk, na dagen van grijsheid: heldere lucht, volop zon en berijpte weilanden. Bijzaak natuurlijk. Ter plaatse op het Wielrevelt stonden we al gauw met een man/vrouw of tien te wachten op de dingen die komen gingen. We hoefden niet lang te wachten. Ineens zat-ie daar, een onberispelijke grote pieper. Forse gestalte, hoog op de poten en met een markante, wat strenge koptekening. Niet al te ver weg scharrelde hij door het gras. Af en toe verscholen achter een graspol, af en toe prachtig en geheel vrij zichtbaar. Door de telescoop een plaatje. Misschien wel mijn mooiste grote pieper ooit. Af en toe vloog-ie een stukje en af en toe liet hij daarbij zijn kenmerkende, rauwe vluchtroep horen. Wat altijd meegenomen is, want geen betere manier om die roep goed te leren kennen.
Het is natuurlijk geen zeearend, het is niet een groots en meeslepend ding dat bij elke passant een onverwoestbare indruk achterlaat, maar in al zijn bescheidenheid is grote pieper toch erg de moeite waard: een schaarse doortrekker, vooral langs de kust, die maar heel af en toe in de winter blijft hangen. Een buitenkansje dus om die zo dicht bij huis zo mooi te zien te krijgen. Je voelt je dan toch een beetje bevoorrecht om in Utrecht te wonen. Het was een mooie afsluiter van het Utrechtse vogeljaar!

21 december 2021


Meer uit het Utrechtse: 1 januari

zondag 19 december 2021

Koet

Een nieuwe, zoveelste vogelsensatie of een hoax? Met andere woorden: de eerste purperkoet voor Nederland of een ontsnapte kooivogel? De discussie daarover zal nog wel even voortduren maar ik wilde de ontknoping maar niet afwachten, better safe than sorry, immers, je kunt er beter mee dan om verlegen zitten zoals Janneke altijd zegt en bovendien, wat ook zijn herkomst, het is sowieso een prachtige vogel. Dus vanmorgen de trein genomen naar Geldermalsen, van daar die naar Sliedrecht Baanhoek en op de fiets naar Alblasserdam. Daar, even buiten het dorp in de oever van wat op de kaart Het Nieuwe Waterschap heet, waar verderop al de eerste molen van werelderfgoed Kinderdijk uit de mist opdoemde want het was weer eens grijs en miezerig vandaag, daar dus: purperkoet. Ik bofte: hij zat meteen voor me klaar en toonde al zijn uitbundige blauwe en rode tinten die zo detoneerden in de grauwheid van de Hollandse polderwinter. Beter zicht nog had ik vanaf de overkant, vanaf het fietspad tussen Het Nieuwe Waterschap en het Groote of Achterwaterschap. Prachtig zat-ie daar langs de rietrand tegenover, zwom vervolgens de vaart over en verdween pal voor ons in het riet waar-ie met veel moeite af en toe in stukjes zichtbaar was terwijl-ie aan de rietstengels zat te plukken.
Na een tijdje was ik er klaar mee, fietste naar de Lekdijk en maakte onderweg een paar fotootjes van molens in de mist. Het mag dan een beetje een toeristisch cliché zijn, mooi is het daar wel. En authentiek: dit is niet aangelegd ten behoeve van het internationale toerisme. Dit bestond allang voordat een stroom van Japanners, Duitsers, Amerikanen en rijke Russen alles wat in dit land het aanzien waard is, begon te overspoelen.
Terug bij de koet zat die nog steeds diep in het riet aan de rietstengels te plukken, nog steeds af en toe in stukjes zichtbaar. Later, terug aan de kant van Alblasserdam waar een lange rij vogelaars stond te wachten tot dit wereldwonder zich weer bloot wilde geven, liet die zich sporadisch een beetje zien. Degenen die na mij waren gearriveerd, hadden duidelijk minder geluk gehad dan ik. Maar het was er weer erg gezellig. Wat we in deze duistere tijden overigens niet perse zouden moeten toejuichen.

18 december 2021


Zie ook: Purperkoet 2
Meer: Zanggors






dinsdag 14 december 2021

Een geweldig weekend

Het was een geweldig weekend. Ajax verloren? Nou ja, dat overleef ik wel. Max? Bijzaak natuurlijk, ook al kan ik niet ontkennen dat ook ik ergens diep van binnen een sprankje euforie voelde toen ik op weg naar huis las dat-ie het wonderbaarlijkerwijze toch geflikt had. In het licht van alle rottigheid in de wereld die onophoudelijk op ons afkomt, heeft het natuurlijk geen betekenis. Hoeft ook niet.
Terwijl de ene helft van de mensheid somberde vanwege het sombere weer en de andere helft bijna op tilt sloeg van de verzengende spanning vanwege Max’ vorderingen in Abu Dinges, struinde ik in de schaduw van nieuwbouwflats van Oegstgeest langs de ruige oever van een stadsvijver. En langs een boomsingel in het naastliggende plantsoen. En door de Klaas Hennepoelpolder achter ons. Ja, als vogelaar kom je nog eens ergens. Alles voor bruine boszanger. Maar die wilde daar niets van weten. Terwijl Max in Abu Dinges al bij de start zijn leidende positie verspeelde, speurde ik in bosjes en langs rietranden. Terwijl Max op langzamerhand onoverbrugbare afstand werd gezet, checkte ik koolmezen, een heggenmus, winterkoninkjes en roodborsten die allemaal koolmezen, een heggenmus, winterkoninkjes en roodborsten bleken. Het leukste was nog een rietgors. Oké, dat werd hem niet, ik stapte op de fiets, terug naar station Leiden maar ik had nog geen honderd meter afgelegd of: bruine boszanger. Onmiskenbaar waren de smakkende roepjes die ik hoorde uit net dat rijtje struiken dat ik tot nu toe nou juist nog niet gecheckt had. Ik kreeg daar uiteindelijk niet meer dan een korte flits van hem te zien, maar even later vonden we hem terug bij de vijver waar-ie het vaakst gezien wordt en ook vanmorgen nog gezien was en tenslotte liet-ie zich geruime tijd prachtig zien in takkenbossen die daar laag boven het water hangen. Onverstoorbaar was-ie aan het foerageren en het badderen, tot een plaatselijke roodborst hem verjoeg. Dat is nou wat mij euforisch maakt. Ook al heeft ook dat natuurlijk geen betekenis in het licht van alle rottigheid in de wereld die onophoudelijk op ons afkomt. Maar het is dus wel een treintje later geworden.

En dat was dan nog de zondag. Nog feestelijker was de zaterdag geweest, al was het maar omdat toen waar ik was de zon volop scheen. Maar ook dat was bijzaak. Ik had na een paar wat tammere weekends weer eens zin in waarlijk avontuur. Dus de trein naar Groningen genomen, het boemeltje naar Eemshaven en uitgestapt in Uithuizen, midden in de Groningse achterlanden. Eindeloze platheid om je heen: Nederlandser krijg je het niet. Prachtig, helder weer, de zon laag boven de zuidoostelijke horizon en koud. Doel deze zaterdag was de kaspische plevier die alweer een week of twee verblijf houdt op de laatste akkers bij Uithuizen voordat de zeedijk het waddengebied aankondigt. Dat leek wel goed te komen want de eerste melding was al binnen en ik zag ze verderop al over de akker staan turen. Maar toen ik naast me roepjes van frater hoorde, moest eerst dat nog even gecheckt. Ook een nieuwe jaarsoort immers. Toen al na korte tijd twee vogels uit de ruigte opvlogen en verdwenen en het vervolgens stil was, was het tijd voor de kasp. Die in de tussentijd natuurlijk best vertrokken had kunnen zijn. Maar dat was-ie niet. De eerste oneffenheid die me in de akker opviel (dat was ‘m natuurlijk niet, zo gemakkelijk kon het niet zijn, was vast een plukje plantenresten of zo), dat was ‘m. Meteen bij aankomst: zo wil je ze wel vaker. De vogel holde in grote naarstigheid over de akker, stond vrijwel nooit stil en naderde af en toe tot misschien maar twintig meter. Schitterend! En kon een paar momenten later alweer honderd meter verderop lopen. Maar hij was vaak genoeg dichtbij om voor een onuitwisbare herinnering te zorgen. Iets waar anderen voor naar Abu Dinges moeten afreizen om Max te kunnen aanschouwen.
Met ook nog wilde en kleine zwanen op het Ruidhorn verderop, en op en boven de kwelder onder andere fraters, strandleeuweriken, ijs- en sneeuwgors en mooie blauwe kiekendieven, waren ook de bonussen weer goed verzorgd. En zo vermaak ik mij, terwijl het buiten grauw is en miezert en de rottigheid in de wereld onophoudelijk op ons afkomt. Je moet wat immers, om die rottigheid te kunnen verstouwen.

12 december 2021


Meer Urban Birding: Wijnhavenkwartier
Meer twitchen: Koet






maandag 29 november 2021

Terug naar af

Nou, het is weer zover. We hadden gedacht dat we er vanaf waren maar niet dus. Blijf zoveel mogelijk thuis, is het dringende advies. Daar zit nogal wat speling in. Een dringend advies, dat is geen in marmer gebeiteld gebod. En 'zoveel mogelijk', dat laat nog alle ruimte. Ik wil de boel natuurlijk niet frustreren, maar als er ergens pakweg een renvogel wordt gevonden, ik weet het, onwaarschijnlijk, maar dan weet ik niet of thuis blijven nog wel mogelijk is. Ook het begrip thuis zou ik ruim willen interpreteren. Thuis, dat is inclusief mijn eigen achtertuin. Zo niet, dan is thuis blijven echt niet mogelijk. En mijn achtertuin reikt tot pakweg Tienhoven, vind ik. Dus fiets ik weer langs polderweggetjes en boerensloten de polders tussen Maarssen en Tienhoven in. Ik schreef het al eens eerder (ja, dat is helaas alweer lang geleden): ik zie daar echt geen kwaad in. Je komt daar op een regenachtige zondagochtend bijna niemand tegen en zeker niet binnen de anderhalve meter.
Elke keer dezelfde route. Is dat saai? Welnee. Op een dag vind je iets bijzonders. En intussen zie je het week na week veranderen. Van lente in zomer in herfst in winter. Polderland met ganzen en meeuwen. Rietvelden waar enkele keren een cetti’s zanger zong. Hier en daar in het land grote zilverreigers, zo wit als je nauwelijks had gedacht dat wit wezen kon. En verder allerlei gewoons om de in beginsel wat grauwe ochtend op te fleuren: een mooie koperwiek, een zucht staartmeesjes, hier een pimpelmeesje en daar een koolmees, en een vlucht van misschien wel tweehonderd kieviten over me heen.
Het is een beetje terug naar de basis: niet zoeken naar iets zeldzaams dat anderen voor je gevonden hebben, maar gewoon zelf in je eigen omgeving zien wat je tegenkomt. En daar tevreden mee zijn. En al mijmerend kwam ik daarbij tot een interessante conclusie: natuurlijk zie ik tegenwoordig meer dan in mijn tienerjaren, met zoveel meer kennis en ervaring dan toen, zoveel betere apparatuur, zoveel meer communicatie, tochtjes naar oostelijke vale spotvogels en naar raddes boszanger, maar zag ik destijds niet vaker iets dat ik de moeite van het herinneren waard vond? Die koperwieken, die staartmezen, die zijn natuurlijk nog steeds een herinnering wel waard maar vroeger noteerde ik die enthousiast in mijn aantekeningenmap. Tegenwoordig niet meer. Ik neem ze ter kennisgeving aan, kijk naar ze, natuurlijk, geniet één moment van ze, natuurlijk, maar ben ze toch straks meest weer vergeten. Best jammer eigenlijk.
En ontdek je trouwens ook niet eerder iets bijzonders, als je beter naar de koperwieken en de staartmezen kijkt?

28 november 2021


Meer lezen: Rondje Delta





maandag 22 november 2021

35

Vanochtend weer eens mijn favoriete nabije ommetje gedaan: stukje langs Overvechtse dreven, de fietsbrug over de Karl Marxdreef, het speelbos in de Gagelpolder, de wandelroute om het oude laagveenmoeras en terug door park de Gagel. Een lekker winterzonnetje lichtte de laatste flarden herfst op die nog aan de bomen hingen. En intussen vogels. Niet al te veel, zoals gebruikelijk in november, het was er stil maar ik telde toch nog 35 soorten. Nee, geen opzienbarend aantal en er zat ook niets tussen dat het noemen waard is. Maar toch, 35 soorten.
Een paar jaar geleden waren we op vakantie in Kaapverdië. In drie weken tijd had ik toen precies 35 soorten. Daar zaten natuurlijk meer dan voldoende droomsoorten bij, ik noem renvogel en roodsnavelkeerkringvogel, maar dat aantal: 35! ‘In Nederland spaar je die gemakkelijk in een ochtendje bij elkaar’, schreef ik toen. De daad diende eindelijk bij het woord gevoegd. Vanochtend dus. Het zal vast en zeker niet voor het eerst zijn geweest, maar vanochtend heb ik ze geteld: 35 soorten.
Ik was dus soorten aan het jagen, als het ware. En dan telt elke soort. Het leuke daarvan is dat je vanzelf ook weer eens aandacht hebt voor de gewone dingen, een gaai in een nabije struik, een bonte specht die tegen een boom zit aangeplakt. Dat je op alles gaat letten, dat je niets zomaar als vanzelfsprekend aanneemt, je zou het vaker moeten doen. Zoiets scherpt ook de zintuigen en dat is altijd meegenomen.

21 november 2021


Meer uit het Utrechtse: Utrechts glorie






woensdag 3 november 2021

Door!

‘Snel vergeten, en door!’ was het advies dat ik kreeg na mijn Moeder Aller Dips laatst. Dat vergeten, dat zal zo snel niet gaan, maar ‘door’, uiteraard, je kunt een vis ook niet vragen te stoppen met zwemmen. Vogelen is nou eenmaal wat een vogelaar doet. Dus belandde ik toch weer in een trein, op de vouwfiets en, in dit geval, op de Hondsbossche zeewering, tussen Camperduin en Petten. Want langs de Hondsbossche zeewering is sinds enkele dagen een provençaalse grasmus aanwezig, zeldzame dwaalgast uit het middellandse zeegebied, of wellicht uit Zuid Engeland in dit geval, en dat is een probaat middel om die Moeder Aller Dips een beetje naar de achtergrond te dringen. Je kunt dus met recht spreken van ‘door’: we gaan gewoon weer van de ene zeldzaamheid naar de volgende. Al wandel ik tussendoor ook gewoon in de Gagelpolder of om de Haarrijnse plas, zie in cohorten de leeuweriken en de koperwieken overtrekken, een blauwe kiekendief over de Gagelpolder, een dichtbij langs jagend sperwertje, en onderga zo ook daar de vogeltrek.
In de middag dreigde regen, mogelijk heel veel regen dus enige haast was geboden. De vogel zou zich moeten ophouden in het karige struikgewas aan de voet van de oude zeewering, in het nieuwe duinland dat daar is gecreëerd om Nederland te beschermen tegen stormen, tegen zeespiegelstijging en wat de klimaatverandering verder nog voor ons in petto heeft. Het is een plek met een nog jonge maar robuuste reputatie: we hadden er onder andere al een spannende november-fitis, vermoedelijk van noordoostelijke herkomst, een waarschijnlijke siberische braamsluiper en een grauwe fitis. En nu dus een provençaalse grasmus. Die deed niet moeilijk. Enkele collega vogelaars verderop wezen me de weg en toen ik me bij hen had gevoegd, kwam de vogel al gauw tevoorschijn. Meest zat-ie diep verscholen in de bosjes maar geregeld zat-ie prachtig open en bloot in de top van een struikje. Heerlijke twitch dus weer, voldoende om weer een missertje te kunnen verdragen.
Ook over de Hondsbossche zeewering intussen volop vogeltrek: grote groepen vinken, groepen veldleeuweriken, graspiepers, koperwieken, allemaal naar zuid. Na de wat stille weekends op de Waddeneilanden eerder deze maand is de trek inmiddels helemaal los. Die grasmus vertegenwoordigt natuurlijk ook een beetje de neerslag van die trek, zoals ook de meesjes die door het kreupelhout kropen en de merel die zich hier even vertoonde. Al baren die minder opzien, ook zij zijn afkomstig van elders. Al weet niemand van hoe ver, kan natuurlijk ook een achtertuin in Petten zijn.

Na een tijdje iets anders gaan doen: naar zee in de hoop op een glimp van de bultrug die hier al enkele dagen af en toe gezien wordt. Intussen nog meer trek. Bij het oversteken van de buitenste zeereep ineens een smelleken, kort jagend tussen wat spreeuwen en daarna door naar noord. Weg was-ie weer, zo snel gaat dat soms. En over zee roodkeelduikers, zeekoeten en aan de horizon af en toe wolken van zwarte zee-eenden. Twee keer een kleine jager over zee: altijd een hoogtepunt. En tussen de roodkeelduikers één keer een afwijkend beest: forser, zwaarder, met een rechtere snavel en donker en contrastrijk getekend: parelduiker.
Ja, de trektijd is en blijft toch de tijd waarin alles kan. Al kan er evengoed niks. Van de bultrug geen spoor, in de Putten kwam ik niet verder dan een zwarte ruiter in een groepje tureluurs, een mooie sperwer ter plaatse en vier lepelaars, en in de bekende bosjes in Petten op wat meesjes na louter stilte. Inmiddels was de regen begonnen en door de regen fietste ik naar Schagen.

31 oktober 2021

maandag 25 oktober 2021

Gevreesde woorden

‘Nee’, natuurlijk. Als antwoord op de vraag ‘Wil je met me trouwen?’, of ‘Zit-ie er nog?’, of ‘Heb ik nog lang te leven, dokter?’ (Je ziet, het kan natuurlijk altijd erger.) ‘Ja’ kan ook erg zijn natuurlijk, als in ‘Is het foute boel?’ of ‘Ga ik dood?’ En anders wel ‘Ik hou niet meer van je’, of ‘Het is tijd’. ‘Ik moet even met je praten’, voorspelt ook niets goeds. ‘Ik heb eens nagedacht, en …’. ‘Ik mag je graag, maar …’. Of, iets heel anders, ‘Kabinet zint op nieuwe maatregelen.’ ‘Uitstoot broeikasgassen naar recordhoogte.’ Niet best allemaal, maar het meest van al vrezen we ‘Hoog weg naar noord’. En mocht je toch nog enige hoop koesteren, dan is ‘Kwijt in de wolken’ echt wel einde verhaal.

25 oktober 2021


Meer dips: Post vakantie dip

zondag 24 oktober 2021

Nieuwvliet Bad

De eerste melding, woensdagmiddag terwijl ik in de Zodden aan het wandelen was (veel wind, weinig vogels), dat was ver weg, in meerdere opzichten. Zou vast niet meer teruggevonden worden, stelde ik mezelf gerust.
De tweede melding, donderdagochtend: shit, vogel was teruggevonden. Zat er dus nog. Nieuwvliet Bad: hoe moest ik daar in vredesnaam komen? Zou vandaag niet meer lukken in elk geval.
De melding van vrijdag was toch een geruststelling: vandaag kwam slecht uit, bovendien kutweer en een dure, verre reis, gewoon geen zin in maar misschien morgen?
De melding zaterdagochtend was de bekende, meer dan welkome piep-in-de-rug. Ik zat al in de trein, ergens bij Lage Zwaluwe inmiddels, en wist: zat er nog! Redelijkerwijs zou de reis niet vergeefs zijn.
Die reis viel trouwens best mee. Twee en een half uur met de trein naar Vlissingen, maar dat maakte me niet uit. Ik zat daar goed en deed niet veel anders dan ik gedaan had als ik thuis was gebleven. En het kostte me niks, dat hielp ook. Daarna met het pondje naar Breskens, nog een half uurtje fietsen en ik sta op het Roompot Beach Resort Nieuwvliet Bad. Wolkenvelden, een mager zonnetje, overvliegende groepen trekvogels, ik hoorde kepen, sijzen en veldleeuweriken, en vogelaars die me wijzen: daar dat boompje met die brede zwarte banden aan beide zijden, daar hangt-ie rond, daar laat-ie zich af en toe mooi zien. Kijken en afwachten dus.
Binnen een minuut is het raak. Een bleek, overwegend grijsbruin zangertje met naar verhouding zware snavel duikt op, laat zich even prachtig zien en vliegt weer uit beeld. Bingo! Oostelijke vale spotvogel, eerste voor Nederland, in de pocket. En meteen hè, niet na eindeloos wachten, niet nadat zich de frustraties hebben opgehoopt en je je tenslotte tevreden moet stellen met een met veel moeite verworven korte glimp, nee, meteen vol in beeld. En niet één keertje maar telkens opnieuw want steeds weer komt-ie tevoorschijn die eerste paar minuten dat ik op Roompot Beach Resort Nieuwvliet Bad ben. Soms diep en half verscholen in het struikgewas, maar een volgend moment open en bloot op een kaal takje. We zien hem volledig vrij op een van de banden, we zien hem ineens een felle jachtvlucht omhoog maken om weer omlaag de struik in te duiken, en we zien hem weer prachtig vrij op een ander kaal takje. Zo dicht bebladerd als het struikgewas en de heggetjes hier zijn weet-ie toch herhaaldelijk een kaal takje te vinden.
Ik blijf nog een uurtje op het park in de hoop op mooie vervolgwaarnemingen, zie hem in die tijd ook nog wel een paar keer aardig maar steeds kort en zo mooi als die eerste paar minuten wordt het niet meer. Groepen trekvogels trekken over, vinken, veldleeuweriken, kepen, boomleeuweriken, en ik ga iets anders doen.

Ik maakte er nog een leuk dagje Zeeuws Vlaanderen van. Ik wandelde door de Verdronken Zwarte Polder, vlak om de hoek, waar naast de vele leeuweriken en spreeuwen, vinken en graspiepers ook een late boerenzwaluw overvloog, waar een cetti’s zanger zong en waar een fraaie kleine zilverreiger de dag nog feestelijker maakte dan die toch al was. En ik fietste langs zee en langs de buitenste duinen terug naar Breskens. Dezelfde route had ik vanmorgen ook al gefietst, maar toen had ik er niet meer tijd voor over gehad dan minimaal noodzakelijk was om in Nieuwvliet te komen. Dat was nu anders. Ik keek eens hier en ik keek eens daar, bezocht de trektelpost Breskens waar weinig te beleven was, het was ook niet helemaal de goede tijd, en keerde terug waar ik vanmorgen begonnen was: de veerhaven van Breskens. Maar nu met oostelijke vale spotvogel op zak.

23 oktober 2021


Meer: Een geweldig weekend






dinsdag 19 oktober 2021

Naar Beverwijk

Vandaag naar Beverwijk en de duinen in ten noorden van het Noordzeekanaal. Ik was daar nog nooit eerder geweest dus dat was alvast één primeur. Het was natuurlijk niet daarom dat ik naar Beverwijk was vandaag. Het was om blauwstaart. Die niet gezien. Nou ja, die komt een andere keer dan wel weer. Intussen toch een interessant dagje want ook de Noordpier (van IJmuiden? Mag je dat zeggen? IJmuiden ligt daar immers helemaal niet, dat ligt aan de overkant van het kanaal) had ik nog niet eerder betreden. Het zicht vanaf de kop van de pier op de veel verder uitstekende Zuidpier aan de overkant: het omgekeerde van wat ik gewend ben.
Een paar uur heb ik besteed aan een open plek in een stukje duinbos bij Wijk aan Zee. Eerst voor en daarna na mijn bezoekje aan de pier. Voor ons een stukje open duinvegetatie, afdalend naar een poeltje beneden, en daarachter wat struikgewas en een paar boompjes. Het was rustig daar. Van blauwstaart geen spoor en ook verder alleen een vink. En een koolmees, dat was alles. Tot na een tijdje ineens een paar pimpelmezen verschenen. En nog een paar pimpelmezen, en een paar koolmezen. En een glanskop, een tjiftjaf, een stel goudhaantjes, zelfs een fitis, tamelijk laat in het jaar en bepaald niet alledaags in oktober. Een mooi geel beestje met zeer prominente oog- en wenkbrauwstreep en gelige pootjes. Ook de handpenprojectie leek wel oké, al was dat lastig met zekerheid vast te stellen. Hoe dan ook een fitis.
Ineens wemelde het daar van de vogeltjes. Ze scharrelden door het struikgewas, badderden in het poeltje en kropen door de halfopen vegetatie. Alleen blauwstaart ontbrak nog. Intussen vlogen koperwieken over, zat een grote bonte specht mooi hoog in het kale topje van een dennenboom en cirkelde er enige tijd een sperwer boven ons rond. En toen was het voor ons ineens weer stil. Eén vink zat er nog bij het watertje, en een koolmees.
Typisch iets dat je in de herfst kunt meemaken: die plotseling oplevende activiteit die daarna even plotseling weer stilvalt. Gewoon even stilstaan en afwachten, dat wil dan nog weleens helpen. Stilstaan en afwachten in plaats van overal achteraan gaan, en zien wat er gebeurt. Meestal gebeurt er dan wel iets, al zijn daar meestal geen blauwstaarten of goudlijsters bij betrokken.

Na mijn uitstapje naar de Noordpier, dat overigens niet al te veel opleverde, foute wind, hoewel de paar zeekoeten best vermeld mogen worden want die passen wel in de trend van de afgelopen weken, daarna terug op het plekje in de duinen: een herhaling van zetten. Eerst stilte, waarna een groepje sijzen opdook. En ineens een keep. En nog een keep. Diverse kepen lieten zich daarna prachtig zien, en prachtig zijn ze, die kepen. In de buurt riepen ook wat zwarte mezen en ook daarvan liet er eentje zich mooi vrij zien bij het poeltje. Toen de rust wederom weerkeerde, wederom zonder blauwstaart, toch niet ontevreden weer naar huis gegaan. Het was al met al toch een interessant dagje geweest.

17 oktober 2021

woensdag 13 oktober 2021

Dutchbirding op Texel

Prachtige momenten meegemaakt. Zo hadden we op vrijdag bijvoorbeeld een geweldige namiddag op de Hors. In het lage zonnetje met zijn lange schaduwen in de zandwoestijn die zo aan de Sahara zou doen denken als je ooit in de Sahara was geweest. Een eindeloze zandvlakte met pas aan de horizon een streepje zee, hier wat jonge zandduintjes karig getooid met wat helmgras en in dat decor, door die lage zon beschenen, drie strandleeuweriken. Onvergetelijk.
Eerder hadden we al die kerkuil in de Tuintjes. Die zat diep verscholen in een bosje, een wonder dat iemand die gevonden heeft, maar na enig manoeuvreren was-ie toch mooi zichtbaar in de scoop. Een Texelse vogel of toch een die, zoals de meeste zeldzaamheden die hier worden aangetroffen, na een lange reis over zee is neergeploft in de eerste bosjes die hij vinden kon? Nou zijn onze kerkuilen natuurlijk standvogels maar geldt dat ook voor noordelijke en oostelijke populaties?
Prachtig was de zwarte ibis in de Petten, die we pas in tweede instantie op zaterdagochtend konden vinden, nadat we vrijdag aan het eind van de middag vergeefs op zoek waren geweest. Leuk waren ook de grauwe franjepoten in het westelijke Horsmeertje. De bokjes die voor ons opvlogen uit de Kreeftepolder toen enkele lokale vogelaars er door de nattigheid struinden. De aan één poot manke strandplevier op het strand bij paal 26. De roodhalsgans in de Bol. Zo hopten we een beetje van doelsoort naar doelsoort.
Op zondagochtend stonden we vanaf kort na zonsopgang twee uurtjes aan zee. Het was er een komen en gaan. Tientallen, nee honderden zwarte zee-eenden en zeekoeten, tientallen roodkeelduikers. Een paar mooie jagers ook, waaronder een middelste die fanatiek achter een meeuwtje aan joeg. En op zee her en der tientallen zeekoeten en ook enkele alken. Alken hadden we al eerder gezien, onder andere mooi vlak achter de branding, en waren opmerkelijk gemakkelijk dit weekend.
Het was dus spitsuur boven zee. Het contrast met de wandeling die we daarna maakten door de zonovergoten duinen ten zuiden van het Hoornderslag, was groot. Het was een prachtige wandeling. Eindeloos dwaalden we door het woeste en ongerepte buitenduin, een glooiende steppe van duinriet en zandverstuivingen en verspreidde bosjes die over het landschap leken uitgestrooid, over paden die steeds minder pad waren, om uiteindelijk te belanden in een laagte met dicht struweel en grazige, naar munt geurende veldjes. Maar het was ook een stille wandeling. Geen vogels om ons heen, geen vogels over ons heen, louter stilte, op wat graspiepers af en toe en wat roepjes van tjiftjaf of zwartkop na. Het was kenmerkend voor deze drie dagen Texel: smakelijke krentjes waren er genoeg, we tellen onze zegeningen, maar telkens die rust om ons heen, die stilte, die roerloosheid: er leek nauwelijks een vogel te bewegen. En dat in oktober! Het was net alsof de vogeltrek nog altijd niet echt begonnen was. Ik heb het idee dat dat de afgelopen jaren vaker zo was tijdens het Dutchbirdingweekend, terwijl ik me van langer geleden toch vooral weekenden herinner dat de roodborstjes af en toe over je voeten struikelden, in letterlijk ieder bosje de goudhaantjes scharrelden, struikgewas af en toe explodeerde van de lijsters en boven je hoofd zich een constante stroom van nog meer lijsters, van vinken en piepers en wat al niet bewoog. Dat komt allemaal vast nog wel. Maar zou het kunnen zijn dat de herfsttrek de laatste jaren structureel later op gang komt? Dat door klimaatverandering de vogels langer in het noorden blijven hangen? En dat Dutchbirding en ook Deception tours zouden moeten overwegen hun weekenden enkele weken naar achteren te verschuiven?
Of is het toch alleen maar toeval?
Hoe dan ook, aan het eind van de wandeling, al bijna op weg naar de beoogde boot van 4 uur, kwam er een einde aan deze mijmeringen: melding van een daurische klauwier in de Tuintjes! Op de valreep toch nog de soort waar we het hele weekend op hadden gewacht en die we natuurlijk al die tijd zelf hadden geprobeerd te vinden. Eén chauffeur en drie van de overige nog resterende aanwezigen bleken er wel voor te voelen één, of desnoods twee bootjes later te nemen al verschilden over dat laatste de meningen. Dus stonden we drie kwartier later in de bij zulke soorten gebruikelijke menigte te wachten op de ontwikkelingen die vooralsnog uitbleven. Vogel was zoek en daarmee kwam ineens de 5-uurboot weer in zicht. We zaten al in de auto toen de klauwier toch weer werd terug gemeld. Het was een dubbeltje op zijn kant, letterlijk, maar even later stonden we dan toch te kijken naar een daurische klauwier in een ver bosje aan de overkant van het veld. Een bleke klauwier met iets van een maskertje en roodachtige staart: net voldoende om er een izabelklauwier spec. in te herkennen. Daurische of turkestaanse dus, allebei heel erg zeldzaam. Het was de afsluiting die dit weekend verdiende. Samen met alle altijd weer leuke doorsnee-Texelsoorten als rosse grutto's, kanoeten, zilverplevieren en dichte drommen goudplevieren als goudkleurige plakkaten op het wad enzovoort, maakte deze het weekend helemaal af.

10 oktober 2021


Meer lezen? Tschutschensis







donderdag 7 oktober 2021

Raddes

Hier valt zoveel over te zeggen. Dat ik al jaren op zoek ben naar mijn eerste raddes boszanger en dat-ie me telkens weer door de vingers glipt. Verkeerde eiland, net te laat, vorig jaar stond zelfs een coronaquarantaine tussen mij en mijn eerste raddes boszanger. Terwijl er vrijwel ieder jaar wel minstens een of twee gevonden worden. Voor een type met meer dan vierhonderd soorten op zijn lijst, een heuse schaamsoort.
En dat ik afgelopen twee weken vier keer een potentiële lifer moest laten lopen. Allemaal vielen ze net verkeerd. Tijdens een crematie (oké, dan is het missen van een goudlijster natuurlijk het laatste waar je over moet klagen), tijdens DT 2 op Vlieland. Er moest er toch ook weer eens eentje goed vallen, vond ik.
Bij deze dus. Goede plek, tien minuten lopen vanaf station Amersfoort Schothorst en minder dan een half uur met de trein. Het juiste moment, bijtijds in de ochtend en geen gelegenheden op de agenda waarbij ik niet gemist kon worden (voor zover ooit, natuurlijk). Een vergadering uitgesteld, dat hielp ook, en ineens was daar die melding: raddes boszanger in Amersfoort. Toen de soort definitief bevestigd was, maar heel kort geaarzeld en daarna de trein genomen naar Amersfoort Schothorst.
Wat een cadeautje zou dat zijn: de moeder aller goedmakers! Onderweg natuurlijk de vrees dat de vogel nooit meer zou worden teruggevonden (in tegenstelling tot de alpengierzwaluw die ze net vandaag in de Biesbosch hadden), maar ter plaatse bleek al gauw dat ze ‘m weer hadden en konden alle belangstellenden zo aanschuiven (in tegenstelling tot bij de alpengierzwaluw die ze net vandaag in de Biesbosch hadden). Hij foerageerde in meest laag struikgewas langs het pad. Riep bijna voortdurend, wat op zich al de moeite waard was want dat roepje is zeer kenmerkend en een hard onderscheid met erop gelijkende bruine boszanger, en het hielp ook aanzienlijk bij het terugvinden van de vogel. Die was dan ook geregeld schitterend vrij zichtbaar, zoals raddes toch maar zelden wordt aangetroffen begrijp ik altijd. Uit eigen ervaring kan ik niet spreken. Uitvoerig de subtiele kenmerken kunnen vaststellen die hem van bruine boszanger onderscheiden: zeer markante wenkbrauwstreep, ook achter het oog helder wit; relatief kort en ‘stompachtig’ snaveltje, en gelige tinten met name op de onderstaart. Alles in orde: zo wil je je eerste raddes boszanger hebben.
En naar Vlieland hoef ik daarvoor in elk geval niet meer te gaan.

7 oktober 2021


Meer: Nieuwvliet Bad

DT 2

Eigenlijk wil ik het er helemaal niet meer over hebben. Ik ben er klaar mee. Klaar met dat hele Vlieland. Had ik gedacht, laat ik dit jaar ook eens een beetje meedoen met dat Deception tours, en dus maar liefst twee weekenden Vlieland geboekt, krijg je dit! Het moet wel het saaiste jaar in de geschiedenis van Deception tours zijn, neem ik aan, al moet DT 3 natuurlijk nog komen. Het evenement maakte zijn naam tot nu toe helemaal waar.
DT 1 was niet veel geweest, dus op DT 2 moest het gebeuren. Helaas. Dat het zulk matig weer was, zoveel regende, ach, dat kon ik wel aan. Ik had een gloednieuwe regenjas en regenbroek en gloednieuwe nog waterdichte wandelschoenen en die konden de regen wel aan. Heerlijk door de regen over de noordoosthoek gedwaald, geen centje pijn. Dat er juist dit weekend elders zulke geweldige soorten werden gezien, onbereikbaar op het vaste land (ik moest twee potentiële lifers laten lopen!), dat had ik ook nog wel kunnen hebben, als we tenminste maar op Vlie ons aandeel aan leuke soorten konden opstrijken. Maar dat het ook dit weekend weer zo stil was op het eiland, dat er alweer nauwelijks echt aansprekende soorten te vinden waren en dat de paar die gevonden werden nauwelijks en voor de meeste aanwezigen niet twitchbaar waren, dat maakte me wel een beetje verdrietig. Voor bosgors was ik, zoals de meesten, te laat. Kleine vliegenvanger liet zich aan de meesten hooguit af en toe horen. Ik moest het doen met bladkoning die af en toe riep vanuit het bos toen ik stond te wachten op bosgors. En met één sessie alarmroepjes tijdens in totaal misschien wel twee uur wachten op kleine vlieg.
Gelukkig waren er de jagers, want die maakten veel goed. Nooit eerder zag ik er aan zee zo veel, nooit eerder zag ik ze zo gemakkelijk. Op zondagochtend stond ik nog maar amper een paar minuten bij het badhotel over zee te turen toen er al een kwam aangevlogen die vlak achter de branding fel achter een visdiefje aanging. Het spektakel eindigde pas toen de jager, een kleine zoals verreweg de meeste dit weekend, ineens rustig op zee ging zitten. Met buit, neem ik aan. Even later herhaalde dit gebeuren zich. En intussen was verder weg een tweede kleine jager langs gevlogen naar zuid. Dat alles binnen een kwartier.
Op zaterdagochtend vlogen ze af en aan. Een aantal leek ter plaatse boven zee te foerageren. Op zeker moment telden we er vijf tegelijk. Maar intussen kwamen er ook geregeld langs die strak naar zuid vlogen. Dat zijn er gedurende de ongeveer twee uur dat ik daar stond misschien wel twintig geweest. En pleisterend of doortrekkend, allemaal namen ze af en toe de tijd om fanatiek achter een stern of een meeuwtje aan te jagen, wat telkens weer een fantastisch schouwspel is. Al vraag je je wel af of dit nou werkelijk de gemakkelijkste manier voor ze is om een maaltje bij elkaar te scharrelen en of gewoon een beetje de branding afstruinen niet veel eenvoudiger is. Een interessante evolutionaire kwestie.
Met ook nog onder andere jan van genten, af en toe een roodkeelduiker, zwarte zee-eenden en veel zeekoeten, zowel langs vliegend als op zee, was het aan zee goed toeven. Op het eiland echter was het werken en zwoegen, dag in dag uit, in regen en wind, helaas zonder de zo verdiende beloning. Een mooie slechtvalk, een late tuinfluiter, trekkende boomleeuweriken en kruisbekken, niet onplezierig natuurlijk maar al met al heeft Deception tours me meer gekost dan het me heeft opgeleverd. Niet bepaald een aanmoediging om dit volgend jaar weer te doen. Al kan het dan nauwelijks zo matig zijn als het dit jaar was.

4 oktober 2021


Meer Deception tours: Hoe overleef ik DT1

dinsdag 28 september 2021

Traumatische dip

Ik was zaterdagmiddag net in het al herfstige Asserbos op weg naar het crematorium aan de Boskamp, toen de melding kwam: goudlijster op Texel. Au! Traumatische dip in de maak, maar dat was nu bijzaak. Hoewel ik moet toegeven dat ik er aanvankelijk wel enige moeite mee had, begreep ik natuurlijk ook wel dat ik mijn kleine ongemak niet mocht vergelijken met het leed dat Ronald had achtergelaten. Men zou het misschien niet denken maar er zijn soms dingen belangrijker dan vogels. Geen Texel dus voor mij vandaag.
Die traumatische dip, die kwam er, want de volgende ochtend was er van goudlijster geen spoor meer. Tijdens de hele autorit naar Den Helder, tijdens de overtocht, in de auto op het eiland, geen enkele melding. We zijn niet eens meer wezen kijken. Eigenlijk hadden we dat ook wel een beetje zien aankomen: als-ie niet was vertrokken, zou-ie wel ergens dood onder een struikje liggen want gistermiddag was de vogel ook al niet erg levendig meer geweest. Hoewel altijd nog levendiger dan de meeste van de ruim twintig eerdere gevallen in Nederland, want die waren dood gevonden.
Waar onderweg wel meldingen van binnenkwamen, was van amerikaanse goudplevier. Eerst ter plaatse, daarna opgevlogen en vervolgens ietsje verderop weer ter plaatse. Toen we ter plaatse aankwamen, liep-ie samen met een goudplevier rustig op een kale akker achter Sluftervallei, het vakantiepark van Landal. Prachtig te zien, prachtig te vergelijken ook: de tinten grijzer, het koppatroon krachtiger, met duidelijke wenkbrauwstreep en donker petje, en de bouw wat slanker, wat hoger op de poten. Het is weliswaar lang geen goudlijster maar wel een fijne goedmaker want mijn vorige was alweer aardig wat jaartjes geleden.
Daarna op zoek naar bonapartes strandloper. Hij was nog niet gemeld maar zou er vast nog wel zitten want hij zit er al weken. Gisteren was-ie gezien langs de Waddendijk ter hoogte van Het Noorden. Daar konden we hem niet vinden. Hoog water dus weinig plek. Misschien overtijend in Utopia? Inderdaad vonden we hem daar terug. Een klein, grijs strandlopertje dat meest zat te slapen met de kop in de veren, maar om de zoveel tijd kort de kop omhoog stak en heel af en toe zelfs even aan de wandel ging. De kunst was om op die momenten te kijken. Dan zag je die kenmerkende, enigszins strenge koptekening, soms de ver uitstekende vleugelpunten en uiteindelijk ook de streepjes langs de flank. Alweer een fijne goedmaker dus. Compensatie voor gedipte goudlijster was optimaal.
Waarna we in de Prins Hendrikpolder de kleine rietganzen niet konden vinden, op het Grote Vlak de zwarte ibis niet en op het westelijke Horsmeertje de grauwe franjepoten niet. En we dus met drie dips op rij het eiland verlieten. Ik wist zo gauw even niet wat ik daarvan moest vinden. Maar amerikaanse goudplevier en bonapartes strandloper: ik ken mensen voor wie ze allebei nieuw zouden zijn geweest en iedere andere dag zou je er meer dan tevreden mee naar huis gaan. Dus waarom vandaag niet?

26 september 2021


Meer dips: Gevreesde woorden

donderdag 23 september 2021

DT 1

In de bosjes van de Ruige Plak, even ten oosten van Oost-Vlieland, wemelde het van de meesjes. Koolmezen, pimpelmezen, paar tjiffen erbij. Een paar keer vlakbij een prachtige fluiter. Man gekraagde roodstaart. Ik keek mijn ogen uit. En toen, na een kwartiertje of zo, was het stil. Weg waren ze, opgelost, doorgetrokken. Dit was nou een echte flock geweest, een plotseling door de bosjes passerende zwerm van trekvogels. Het was vrijdagmiddag, ik was net op het eiland aangekomen en het was misschien wel mijn hoogtepunt van DT 1, het eerste Deception Tours-weekend van 2021. En hoewel het een mooi moment was, zegt dat ook wel iets over dat DT-weekend. Het was een tam weekend, zonder echte uitschieters, zonder grote hoogtepunten, in elk geval voor zover twitchbaar. Soort van het weekend was misschien wel het blauw weeskind, zeer zeldzaam, op een WC-deur op Lange Paal. Die heb ik aan me voorbij laten gaan, een nachtvlinder twitchen, dat gaat me nog net te ver. Wel heb ik twee keer een uur of zo staan zoeken naar en wachten op een sperwergrasmus. Op vrijdagmiddag in de noordoosthoek en op zaterdagmiddag in het zonnetje in de duinen bij de Oude Eendenkooi. Beide keren vergeefs, al zag ik de tweede keer wel heel kort een spannend dingetje in een struikje verdwijnen dat we nooit meer terugzagen. Op zich een aardig soortkenmerk maar je hebt er niks aan. Voor overvliegende ortolaan stond ik elke keer op de verkeerde plek, wat niet zo gek is want dan is het kleine Vlieland nog best groot. Poelsnip was sowieso een kansloos verhaal, rosse franjepoot in de Kroon’s polders was alweer vertrokken toen ik arriveerde en morinel was me te ver, gezien ook de vogel van Soesterberg onlangs. De meesten moesten het doen met de ijseend langs de waddenzeedijk aan het eind van het Westerse veld, hoewel die ook niet altijd zo gemakkelijk was. Een leuke soort maar niet een waar je van droomt als je naar DT 1 op Vlieland gaat.
Was er na die fluiter dan helemaal niets om met plezier aan terug te denken? Natuurlijk wel. Dat ik alle keren dat ik een tijdje aan zee stond wel een of twee jagers zag vond ik, gezien de overwegend zuidoostelijke en dus aflandige wind, best bijzonder. Dat begon al op vrijdagmiddag met die grote jager over de veerboot, maar die was eigenlijk al gepasseerd toen ik hem ontdekte. Mooier was de grote jager die op zaterdagochtend op korte afstand langs vloog vanaf het strand aan de oostpunt van het eiland. Maar mijn mooiste grote jager zag ik zaterdagmiddag vanaf de zeereep bij paal 20. Deze vloog rustig beneden me vlak achter de branding, liet zich perfect bekijken en joeg ook nog even fel achter een meeuw aan. De jager van het weekend was voor mij waarschijnlijk de vogel die op zondagochtend langs vloog bij het strandhotel. Een slank ding met smalle vleugels; een donkere vogel zonder een spoor van de witte flashes op de vleugels die de meeste jagers kenmerken. Ik kon hem prachtig volgen en ik keek goed, maar ik zag echt niet meer dan hooguit een smal en nauwelijks zichtbaar wit streepje langs de vleugelboeg. Totdat iemand mij overtuigend kan aantonen dat dat ook bij kleine kan, houd ik het op een kleinste jager. Ter illustratie zag ik die middag ook nog een kleine jager boven zee aan het begin van de Vliehors. Deze zag ik veel minder goed dan de vogel van die ochtend, slechts af en toe had ik goed zicht op de bovenvleugels maar telkens knalden de witte flashes eruit.

En verder? Verder was het gewoon genieten, waarbij ik de oude oosterse wijsheid in gedachten hield: de weg naar je doel is belangrijker dan het doel zelf. Het hele weekend op zoek zijn naar een zeldzame vogel op Vlieland. Struinen door de Noordoosthoek, stilstaand bij elk bosje. Speuren over het Posthuiswad en over de Kroon’s polders. Wandelen dwars door de cranberryvlakte naar het hoge duin aan de horizon, waar het is alsof je in de bergen bent. De bergen van Vlieland. Fietsen langs het wad naar het verre westen, en langs de zeereep terug, het hele eiland doorsteken, telkens opnieuw. En daarbij de ontmoetingen. Met een groepje van zeven rosse grutto’s en een kanoet bijvoorbeeld, op het wad bij Dodemansbol. Ik zag wel meer rosse grutto’s en kanoeten, maar deze zaten wel erg mooi dichtbij. Of met de drieteenstrandlopers langs de branding, in dat prachtige juveniele kleed dat velen daarvan momenteel dragen. Of met de tapuiten: die kon je overal wel tegenkomen maar in de Oostervallei in het noordoosten zag ik er elke avond minstens 15. Heerlijk was het. Dat het allemaal niet die gewenste zeldzame soort opleverde, ach, daar valt mee te leven. Volgende keer beter. Over twee weken al.

20 september 2021


Meer Deception tours: DT 2










woensdag 22 september 2021

Wijnhoeve de Heikant, Groesbeek

De klimaatrapporten worden steeds alarmerender en ook in de werkelijkheid is de aankomende klimaatcrisis al steeds beter zichtbaar. Behalve voor een kleine groep gekkies die het nog steeds niet willen geloven, moet het langzamerhand voor iedereen toch wel duidelijk zijn dat er echt iets moet veranderen, willen we een leefbare aarde achterlaten. ‘Het klimaat, daar ben ik nu wel klaar mee’, je kunt het tien keer herhalen maar het klimaat is nog niet klaar met ons. We moeten ons aanpassen. Het is geen gemakkelijke boodschap maar we moeten in de toekomst echt met minder genoegen gaan nemen. Minder ver reizen bijvoorbeeld, minder verre vliegreizen. Een goede aanleiding om het eens wat dichterbij te zoeken. Af en toe eens genoegen te nemen met wat minder spektakel, met wat minder hoge bergen en wat minder diepe dalen, en te ontdekken hoe heerlijk het kan zijn op vakantie in eigen land. Met wat meer rust en wat minder verplichtingen opgelegd door je vakantielocatie. Gewoon je tijdelijke omgeving aanvaarden zoals die zich aan je voordoet en stukje bij beetje en stap voor stap de geheimen en de geheimpjes ontdekken die die omgeving herbergt. Ook in Nederland. Bijvoorbeeld in Groesbeek.



We zaten in een vakantieappartement op Wijnhoeve de Heikant. Vanaf ons overdekte terrasje keken we uit op een altijd kortgeschoren en soms druk gebruikte speelweide (we hadden niet gedacht dat er nog iets vanaf kon maar diverse keren kwam de beheerder op zijn grasmaaimachine het hele veld nog korter maaien. Een andere keer schoten op een avond ineens de sproeiers aan waarvan we niet wisten dat die er waren; pas diep in de nacht gingen ze weer uit. Maar dit terzijde …) en op een boomsingel daarachter, maar als we even de hoek om liepen, keken we over de licht glooiende weidsheid rondom heen uit op de milde hoogtes in de verte. Vlak langs de hoeve liep de oude spoorbaan van Nijmegen naar Kleve, nu in gebruik als recreatieve fietslorriebaan. Het fietspad dat erlangs was aangelegd, de ‘Europa Radbahn’ aldus Google maps, bood over bultige velden en maïsakkers heen zicht op verre bosruggen tot in Duitsland. Echt hoog en spectaculair is het hier niet maar er gaat wel iets rustgevends, iets uitnodigends vanuit.
Elke avond vlogen aan de andere kant van de Europa Radbahn de vleermuizen rond. Grote en kleine. Ik ging niet iedere avond kijken maar altijd als ik ging kijken, vlogen ze er rond. De kleine waren natuurlijk gewoon dwergvleermuizen. Inmiddels hebben we vernomen dat de grote laatvliegers waren. Leuk om te weten, al zag ik het er niet aan af. Behalve dan dat ze fors groter waren dan de dwergjes.
Leukste vogelsoort hier was de patrijs. Op een ochtend zaten er ineens twee mooi dichtbij in het veld langs het spoorlijntje.






Je had hier velden en maïsakkers, ruige hoekjes, boomsingels en houtkades, bosjes en beekjes en onverharde wandelpaden die zo heerlijk door de velden en langs de maïsakkers en de ruige hoekjes voerden. Je had overstapjes die je plotseling in snippertjes natuur brachten, kleine paradijsjes met wilde vegetatie en een rietomzoomd plasje met keizerlibel en oranje zandoogje. Je had ruimte om je heen en eindeloze vergezichten tot aan de heuvels in Duitsland. En je had natuurlijk de Bruuk, waar ik diverse keren vergeefs op zoek ben geweest naar zilveren maan en grote weerschijnvlinder maar waar het desondanks erg mooi was.
De Bruuk was ons lokale natuurgebiedje, zoiets als de Gagelpolder thuis, maar dan met iets meer landelijke allure. Hemelsbreed amper twee kilometer hiervandaan: moerasbossen, venige hooilanden, orchideeën en zeldzame vlinders en libellen. Al hebben we van die zeldzame vlinders en libellen dus helaas weinig meegekregen. ‘Het gebied is een van de beste voorbeelden in Nederland van een maden- of medenlandschap: kleinschalige afwisseling van natte graslanden, struwelen, houtwallen en broekbossen’, aldus de provincie Gelderland. ‘Om de bijzondere natuur te behouden en versterken, is De Bruuk aangewezen als Natura 2000-gebied’.






Zondag 25 juli: de Grote Mislukking in de Bruuk. Ondanks uren zoeken geen zilveren manen, geen grote weerschijnvlinder en geen zuidelijke oeverlibel kunnen vinden. Terwijl ik toch gedacht had dat dat inkoppertjes zouden zijn. Wat doe ik fout? En intussen loopt het in Tokyo ook niet helemaal op rolletjes, nu weer met onze wielrensters. Wat een sofdag.

Maandag 26 juli: aan het begin van de avond een hevige bui met ver onweergerommel. En aan het eind van de avond, tijdens een ommetje langs het oude spoorlijntje, een zwaar buiencomplex dat ver weg langs drijft, waarvan de kern telkens fel oplicht en waar diep van binnen af en toe spectaculaire bliksems zichtbaar zijn. Overdag schijnt gelukkig ook regelmatig de zon.

Dinsdag 27 juli: vanmorgen over de Europa Radbahn naar Duitsland en onder een soort ereboog door Duitsland in gelopen. Dat kan zomaar, in deze coronatijden. Is ook maar amper twintig minuten lopen. Tegen de grens aan ineens zingende geelgorzen. Grensvogel. Verder is het hier in Duitsland niet veel anders dan aan de andere kant van de grens.

Woensdag 28 juli: dagje Nijmegen. ’s Morgens op bezoek bij Julian. Het voelt als een kijkje in mijn eigen verleden, al was alles bij mij net even anders toen. Julian woont in een klassiek studentenhuis: van buiten een mooi historisch pand en van binnen een stukje hedendaagse studentengeschiedenis. Met een kelder als een rookhol met de restanten van alcoholische geneugten van de vorige avond (of eerder) nog op tafel, met hokjes en hoekjes en kamertjes en statige trappen, een keukentje met ingepotte bonen van enkele generaties studenten terug die niemand nog durft aan te raken en tot museumstukken zijn geworden, een statige bibliotheek en Julians kamer op de bovenste verdieping. In Nijmegen lunchen we op een terrasje op het marktplein en dwalen we door een stuk ruige uiterwaard langs de Waal tegen Nijmegen aan. Het water staat er nog altijd hoog.
’s Avonds een fijne wandeling aan de hoge kant van de Europa Radbahn. Een smal onverhard wandelpad en een smal fietspad door open velden. Verre zichten op verre glooiingen onder mooie verre luchten. Af en toe bosranden, af en toe boomlanen en houtsingels, stukjes landschap temidden van de leegte. Vlak langs Duitsland. Schemer. Weldadige rust, weldadige ruimte, weldadige verten.

De landschappen, de gebieden in onze omgeving, ze waren als de verschillende ingrediënten die samen een heerlijke maaltijd vormen. Een van die ingrediënten was de Duivelsberg. De Duivelsberg bleek meer te zijn dan één berg, eerder een complex van hellingen en kloven rond het hoogste punt dat wellicht de grootste rechten heeft op de naam Duivelsberg. De plek die ik kende als de Duivelsberg konden we toen niet vinden maar het was er erg mooi. Steile hellingen en diepe kloven, stille veldjes in de laagtes, verre zichten en pannenkoek toe.



Voorbij de Duivelsberg daal je af naar de Ooypolder. De Ooypolder is een verplicht nummer als je twee weken in Groesbeek bent. Ik heb er zo’n beetje alle bekende plekken bezocht: Oude Waal, Groenlanden, Kaliwaal en Kekerdomse waard, om te eindigen in de Millingerwaard, en overal waren de naweeën van het recente hoogwater zichtbaar. Overal zag je struwelen die tot pakweg een halve meter vies grijsbruin waren, bedekt met een dun laagje modder. Je rook dat ook. Daarboven waren ze helder groen. Zo hoog heeft het water hier dus gestaan.
Verder een mooie tocht met veel zon. Hoogtepunten waren de zwarte sterns in de Oude Waal en in de Millingerwaard mooie zuidelijke keizerlibellen en man + vrouw grauwe klauwier. Er waren ook jongen, af en toe zag ik iets bewegen maar echt lekker in beeld kreeg ik die niet. Tot slot nog even naar de oude, mij wel bekende plek op de Duivelsberg. Ook daar (nog steeds) mooi.

Zaterdag 31 juli: halverwege alweer. Het is alsof de tijd een spelletje met ons speelt. Die gaat maar door. Terwijl je zou willen dat-ie eens stopte. Niet dat het hier zo spectaculair is. Het is hier helemaal niet spectaculair. Het is hier zeer gematigd, een soort van alledaags, zeker voor wie hier woont en twee weken lang wonen wij hier, min of meer. Maar dat is misschien juist het fijne van zo’n niet al te spectaculaire vakantielocatie: dat je stap voor stap je tijdelijke omgeving alledaags maakt. Vandaag was het fris, winderig en buiig. Eerder herfstig dan zomers. Erg zomers is het hier tot nu toe sowieso niet maar dat zal in de rest van het land niet anders zijn dus ik vertel niks nieuws. Af en toe schijnt de zon en is het warm, en af en toe is het buiig en koel. We doen het ermee. Vandaag een beetje een luie dag. Vanmorgen met Harriët naar de Bruuk en vanmiddag met z’n allen naar het Groesbeekse bos voor een mooie boswandeling aan beide zijden van het oude spoorlijntje dat daar in een soort kloof tussen steile hellingen loopt. Flinke buien en zon en een terrasje toe.

Dinsdag 3 augustus: met zijn allen naar de Millinger theetuin. Een mooie plek, met kunst tussen de weelderige en af en toe exotische plantengroei: cultuur en natuur verenigd. We nemen ook een kijkje aan de Waal. Stoere oude bomen en boomrestanten en twee pontische meeuwen op de rivier, een van de betere soorten deze vakantie. En ’s avonds in late schemer en vroege nacht op uilenspeurtocht. Die brengt me tot in de uithoeken van ons achterland. Achter Horst, paar meter Duitsland in, achter de Bruuk langs: hoekjes en gaatjes waar ik ook bij daglicht nog niet geweest ben. Van uilen echter taal noch teken. Maar terug op onze hoeve: roepende kerkuil! Had daarvan tot nu toe hier gedurende anderhalve week nog nooit iets vernomen. Daarvoor had ik dus geen nachtelijke speurtocht hoeven houden. Zoektocht over de nachtelijke hoeve levert niets op.

Als je voorbij Groesbeek het fietspad langs de oude spoorlijn af fietste richting Nijmegen, kwam je op zeker moment terecht op Heumensoord. Je had daar het zweefvliegveld Malden, een mooi stukje hei, een prachtig stuk met hooilandjes en verspreidde bosjes en toen ik er was onder andere een paar verre wespendieven, een boomvalk en een stel kruisbekken over. Je had daar ook ergens de trektelpost Maldens Vlak, een naam in het vogelaarswereldje. Ze hebben daar weleens mooie soorten gehad en ik heb me toen afgevraagd hoe het daar zou zijn en hoe er te komen. Zo zie je maar: uiteindelijk worden al je vragen beantwoord. Bij de volgende goeie soort daar ben ik van de partij.



Een stukje terug richting Groesbeek was iets dat het sprinkhaanreservaat werd genoemd. Ook daar mooie, glooiende heidevelden, ze lijken allemaal op elkaar, in woorden zijn de verschillen nauwelijks uit te drukken maar op subtiele wijze waren ze toch telkens net even anders. Zoals je gezichten kunt herkennen, vaak zonder te kunnen aangeven waaraan, zo kun je ook gelijksoortige stukken natuur herkennen aan onbenoembare structuren en bijna vergeten details. Zo raakte ik vanuit dit sprinkhaanreservaat ineens verzeild op de heidevelden rond de Heumense schans bij Molenhoek, ja, die kende ik wel, en was ik ineens in de regio Mook aangeland, Limburg inmiddels. Ja, Nederland is klein.
Limburg was dan ook vlakbij. Als je richting Mook fietste, was je er zo. Het zal daar wel niet aan gelegen hebben want ook rond Groesbeek kon het al erg Limburgs ogen, maar het was er behoorlijk geaccidenteerd. Diepe kloven, steile hellingbossen, verre zichten. De Mookerhei bijvoorbeeld: een mooi, woest golvend landschap van heidevelden, zandverstuivingen, schrale graslanden en verre zichten. Het prachtige Zevendal, een met het geel van jacobskruiskruid geplaveide plooi tussen het Mookerhei-complex en het Sint Jansbos aan de overkant, waar de geelgorzen zongen. In het Sint Jansbos maakten we een prachtige wandeling, langs een soort van reconstructie van een oude Romeinse villa, langs de oude watermolen maar vooral door een grillig, bijna sprookjesachtig bos. Met oeroude bomen, met diepe kloven en geheimzinnige beeklopen, een romantische waterpartij, bloemrijke graslanden en verre uitzichten. In de laagste delen groeide reuzenpaardenstaart, bijna een stukje préhistorie.
Voorbij de stuwwal van Mook was het Maasdal: Plasmolen, Middelaar, de Maasplassen. En een ondergelopen weiland met duizenden kokmeeuwen en tientallen kieviten die om onnaspeurbare redenen massaal de lucht in gingen, ik heb nog hard gezocht naar zeearend of erger maar niets gevonden.









Donderdag 5 augustus: die hoekjes en gaatjes waar ik ook bij daglicht nog niet geweest was, daar moest nog even iets aan worden gedaan. Daarom met Harriët naar de Leigraaf, prachtige beek die zich achter Horst door het laagland slingert. De Leigraaf is een paradijsje. Water dat langs weelderige oevers stroomt. Velden watergentiaan, weidebeekjuffers en op het eind twee fraaie wespendieven boven de naastgelegen Bruuk. Het is zonnig en warm, dat draagt natuurlijk aanzienlijk bij aan het paradijselijke karakter van deze plek.

Vrijdag 6 augustus: naar Orientalis, het oude openlucht-bijbelmuseum dat men geprobeerd heeft een meer hedendaags jasje aan te meten. Dat is eerlijk gezegd niet helemaal gelukt. Het is nog steeds een wat oubollig museumpark, al is het wel multicultureel gemaakt. Er is ook aandacht voor de Islamitische cultuur waarin de bijbel zich voor een groot deel afspeelt. Vandaar ook de naamsverandering. Hoe dan ook vermaken we ons prima met de nagebouwde Joodse en Islamitische dorpjes en de Romeinse nederzetting, alles in een fraaie maar niet erg passende context van weelderig hellingbos dat weliswaar het Rijk van Nijmegen kenmerkt maar veel minder de Oriëntaal. We sluiten af met een bij het museum horende oude kerk buiten het museumterrein die ons al bij de kassa is aanbevolen, en belanden in de grote kerk tegenover de bushalte. De hoofdpoort is gesloten maar via een leveranciersingang en een stille corridor bereiken we de schemerige en verlaten kerkzaal. Die is momenteel duidelijk niet geopend voor publiek en we voelen ons er lichtelijk illegaal. Het is er mooi ontoeristisch maar het begint ons te dagen dat dit niet de kerk is die men bedoeld had. We verlaten de kerk maar weer en gaan alsnog op zoek naar de juiste. Die is ook mooi en hier zijn we als toerist wel welkom. Het mooist is nog de achter de kerk gelegen oeroude en monumentale begraafplaats, met oude en vervallen graven en on-Nederlandse rotspartijen met rotsgraven erin. Het lijkt erg op een openluchtmuseum maar dit schijnt authentiek te zijn.

Om het af te ronden namen we op het overdekte terrasje van onze wijnhoeve, onder het genot van een wijntje en om ons heen hevige buien met onweer, afscheid van onze vakantie die vanaf morgen weer voltooid verleden tijd zou zijn. En toen ik met aanstaande weemoed uitkeek, over de nauwelijks zichtbare glooiingen rond ons vakantieverblijf heen, naar de bosruggen in de verte, de hoogste al in Duitsland, met spijt in het hart dat het morgen alweer voorbij zou zijn, toen wist ik dat het goed was geweest, dat het een fijne vakantie was geweest, ondanks het ontbreken van het soort spectaculaire, in foto’s gegoten herinneringen waarmee je indruk maakt bij en likes verzamelt van je facebookvriendjes. Ondanks het ontbreken van topsoorten en ondanks de nagenoeg vergeefse zoektochten naar zilveren maan en grote weerschijnvlinder in de Bruuk. Toen wist ik eens temeer dat het inderdaad heerlijk kan zijn, op vakantie in eigen land. Maar dat wist ik natuurlijk al lang.

8 augustus 2021

dinsdag 7 september 2021

Half scheepsrecht

De een had ik in maart al gezien en de ander wordt officieel als een ordinaire exoot beschouwd, hield ik mezelf voor, allebei de keren dat ik afgelopen tijd vergeefs op Planken Wambuis stond. Dus zo belangrijk was het allemaal nou ook weer niet. Maar ja, ik had daar natuurlijk niet voor niks gestaan. Ik vond ze blijkbaar minder onbelangrijk dan ik mezelf wilde wijsmaken.
De eerste keer was half juli, toen ik schaduw en koelte zocht onder een monumentale parasolbeuk midden op de hei. De tweede keer was vorige week nog maar, toen ik onder diezelfde parasolbeuk geregeld schuilde voor de regen. Totaal verschillende omstandigheden, maar dezelfde brilstand als resultaat. 0 - 0: nul steenarenden en nul lammergieren. Ik was eigenlijk helemaal niet van plan het een derde keer te proberen, de een had ik immers in maart al gezien en de ander was een ordinaire exoot, maar omdat het weer zo mooi was, omdat ze allebei de afgelopen dagen dagelijks gezien waren en omdat Harriët wel mee wilde naar de hei, toch vandaag nog maar een keer de 13,5 kilometer van Ede naar Planken Wambuis gefietst.
Precies bij het begin van het fietspad de hei op kwam de melding: ‘steenarend vloog net fraai over bij het uitkijkpunt’. Het viel te vrezen dat ik daarvoor net te laat was. Nou ja, die had ik toch in maart al gezien.

Steenarend, even voor wie nog niet op de hoogte is, dook eind februari voor het eerst in Nederland op, het 21e geval alweer maar pas de eerste twitchbare sinds 2002. Had destijds dan ook veel opwinding en een massatwitch teweeg gebracht. Na vele omzwervingen had hij op de Veluwe zijn kamp opgeslagen. Inmiddels ruim een half jaar later is de vogel nog steeds in ons land. De urgentie van destijds is dus met terugwerkende kracht wel enigszins achterhaald.
Lammergier is hier alweer sinds mei. Het is een vogel uit een herintroductieproject in de Alpen. De CDNA oordeelt dat die populatie zich nog niet zelfstandig in stand houdt en beschouwt vogels uit dat project daarom als exoot. Neemt niet weg dat deze dame, die gekenmerkt wordt door enkele gebleekte handpennen en de naam Eglazine heeft gekregen, geheel zelfstandig en uit vrije wil vanuit de Alpen naar Nederland is gereisd en tussendoor ook nog een uitstapje naar Polen heeft gemaakt voor ze op de Veluwe neerstreek. Een wereldreizigster dus.

Samen met tientallen belangstellenden stonden we op het uitkijkpunt Oud Reemst op Planken Wambuis de lucht af te speuren. Buizerd, nog een buizerd, havik, zwermen zwaluwen in de buurt, gele kwikstaarten. ‘Lammergier’, liet iemand achter mij zich achteloos ontvallen, zonder enige opwinding in zijn stem. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Het was even zoeken maar daar was-ie dan, ver weg maar door de scoop des te indrukwekkender. Het was een slagschip dat daar in de verte door het luchtruim cirkelde. Een reuzenplaneet, begeleid door enkele minuscule satellieten die om hem heen draaiden. Raven. Exoot? Mij een biet. Geweldig was-ie! Langzaam verplaatste het stel zich in westelijke richting om uiteindelijk ver achter de bosrand te verdwijnen.
Nou, dat was het dan. Steenarend liet zich helaas de verder middag niet meer zien. In elk geval niet waar ik bij was. Drie keer was slechts half scheepsrecht dus. Was ik tevreden? Welke van beide vond ik het belangrijkst? En welke van beide had ik wel willen missen als ik had mogen kiezen? Ik had natuurlijk niets te kiezen gehad maar ik had hier wel vrede mee. Steenarend had ik immers in maart al gezien (oh, dat had ik al gezegd?) en dit was toch maar pas mijn tweede lammergier ooit, exoot of niet.
Ja, enig opportunisme op zijn tijd is goed voor een mens.

5 september 2021


En dan nog deze: Surreal, but nice





zaterdag 4 september 2021

Grijze wouw

De ene dag is de andere niet. Dat is natuurlijk geen opzienbarend inzicht en iedereen zal dat kunnen beamen, maar ik wil het toch even gezegd hebben. Gisteren bijvoorbeeld was ik voor de zoveelste keer dit jaar vergeefs op zoek geweest naar een duinpieper. De soort blijft me dit jaar hardnekkig vermijden. Niet voor het eerst was ik ervoor naar de voormalige luchtmachtbasis van Soesterberg geweest. Was ik een vorige keer dat ik naar de soort op zoek was, nog gewoon een dag te laat, gisteren scheelde het slechts een goed uur. Ik kom steeds dichterbij, maar het resultaat was natuurlijk hetzelfde.
Hoe anders was het vandaag. Ik stond op het punt om naar het werk te vertrekken toen de melding binnenkwam: grijze wouw op Soesterberg! En ik besloot dat ik het werk ook vanmiddag wel kon doen. Telescoop opgeladen en opnieuw naar Soesterberg, in gespannen afwachting van de meest gevreesde aller meldingen: ‘vogel hoog naar noord’ of woorden van vergelijkbare strekking. ‘Kwijt in de wolken’. Die melding kwam niet en een uurtje later stond ik op Soesterberg naar een grijze wouw te kijken. Niet meer zo’n unicum als vroeger maar het blijft een geweldige soort, zeker in de eigen regio. Hij zat prachtig hoog in de bosrand, ging een stukje vliegen, stond te bidden boven het veld, dook omlaag en zat korte tijd later weer prachtig hoog in de bosrand, dit keer met een muis tussen zijn klauwen.
Na nog wat kortstondige omzwervingen waarna hij telkens hoog in zijn bosrand terugkeerde, vloog-ie rond 11 uur op, verdween over de bosrand heen hoog naar noord en werd nooit meer teruggezien. Niet heel veel mensen waren op tijd ter plaatse geweest en dit keer was ík eens een van de gelukkigen. Voelt best fijn voor een keertje. Het was zo'n gebeurtenis waar je nog wel een paar dagen met plezier aan kunt terugdenken.

3 september 2021


Meer uit het Utrechtse: 35